1. | Raadpleeg de servicehandleiding en volg de instructies om het zadel te verwijderen en de accukabels los te koppelen, de minkabel eerst. Bewaar alle bevestigingsmaterialen van het zadel. | |
![]() Tijdens het uitvoeren van servicewerkzaamheden aan het brandstofsysteem is roken verboden en zijn open vuren en vonken in de nabijheid niet toegestaan. Benzine is uitermate ontvlambaar en zeer explosief, wat ernstig of dodelijk letsel tot gevolg kan hebben. (00330a) | ||
2. | Maak de brandstoftank los. Raadpleeg het hoofdstuk BRANDSTOFTANK VERWIJDEREN in het betreffende hoofdstuk (motor met carburateur of injectie) van de servicehandleiding. |
1 | Ontluchtingsklep van de remklauw |
1. | Noteer het precieze verloop van de voorremleiding en de stand van de banjofittings. Maak de remleiding los van de voorremklauw en de voorste hoofdremcilinder. Bewaar de banjobouten, maar gooi de twee remleidingpakkingen van elke banjofitting weg. Raadpleeg het hoofdstuk VOORSTE HOOFDREMCILINDER in de servicehandleiding. | |||||||||||
2. | Verwijder de oude remleiding van de motorfiets. OPMERKING Bij modellen met op het stuur gemonteerde richtingaanwijzers moeten de kunststofkabelborgklemmen worden verwijderd waarmee de draadbomen van de richtingaanwijzers aan het stuur zijn bevestigd. | |||||||||||
3. | Verwijder met behulp van een T-27 TORX®-dopsleutel de voorste hoofdremcilinder en koppelingshendel van het stuur. | |||||||||||
4. | Raadpleeg het hoofdstuk KOPPELINGSHENDEL: VERWIJDEREN. in de servicehandleiding, en volg de instructies voor het losmaken van de koppelingskabel van de koppelingshendel. Als de koppelingskabel wordt vervangen, koppel de koppelingskabel los van het zijdeksel en verwijder de kabel van de motorfiets. OPMERKING Molex-connectors worden gebruikt voor de kabels van de bedieningselementen op het stuur bij modellen vanaf 2007. Bij modellen t/m 2006 worden Deutsch-connectors gebruikt. Raadpleeg het hoofdstuk MOLEX ELEKTRISCHE CONNECTORS of DEUTSCH ELEKTRISCHE CONNECTORS in de servicehandleiding voor de demontage- en montageprocedures. Noteer het verloop van de kabels van de bedieningselementen op het stuur, voordat u deze losmaakt. | |||||||||||
5. | Trek de kabels van de bedieningselementen op het stuur uit de grijze en zwarte 6-voudige hoofddraadboomconnectors onder de brandstoftank. OPMERKING Noteer het verloop van de richtingaanwijzerkabels, voordat u deze losmaakt. | |||||||||||
6. | Bij motorfietsen met op het stuur gemonteerde richtingaanwijzers moeten de 6-voudige richtingaanwijzerconnectorhelften worden gescheiden. | |||||||||||
7. | Bij motorfietsen met op het stuur gemonteerde richtingaanwijzers, monteert u de nieuwe voorste richtingaanwijzermontagesteunen (afzonderlijk verkrijgbaar) volgens de instructies uit die set. | |||||||||||
8. | Raadpleeg het hoofdstuk STUURSCHAKELAARS: BEDIENINGSELEMENTEN OP RECHTER STUURHELFT in de servicehandleiding voor het verwijderen van de rechter schakelaarbehuizing en draadboom. Dit is nodig om toegang te krijgen tot de gaskabels. | |||||||||||
9. | Raadpleeg het hoofdstuk GASHENDEL van de servicehandleiding voor het losmaken van de gaskabels van de huidige rechter handgreep/gashendelmof. | |||||||||||
10. | Raadpleeg het hoofdstuk BEDIENINGSELEMENTEN OP LINKER STUURHELFT in de servicehandleiding voor het verwijderen van de linker schakelaarbehuizing en draadboom. | |||||||||||
11. | Zie Afbeelding 2. Verwijder de schroeven (1) waarmee de bovenste stuurklemmen (2) aan de stuurverhogers (3) zijn bevestigd. Gooi de klemmen weg. Verwijder het stuur (4) van de motorfiets. | |||||||||||
12. | Als de linker handgreep niet aan het stuur is
vastgelijmd: Verwijder de handgreep en leg deze weg om later aan het nieuwe stuur te bevestigen. OPMERKING Noteer de volgorde van montage van de stuurverhogerbevestigingsmaterialen voor een juiste hermontage. |
Afbeelding 2. Stuurklemmen en -verhogers | ||||||||||
13. | Verwijder de standaard stuurverhogers, en gooi deze weg. Bewaar de resterende bevestigingsmaterialen voor later gebruik. OPMERKING Gebruik Molex-connectors bij modellen vanaf 2007. Bij modellen t/m 2006 worden Deutsch-connectors gebruikt. Raadpleeg het hoofdstuk MOLEX of DEUTSCH ELEKTRISCHE CONNECTORS in de servicehandleiding voor de procedures voor de demontage en montage van de klemmen. Verwijder IN GEEN GEVAL de kabels uit de pinhuizen van de Molex- of Deutsch-stuurschakelaarconnector onder de brandstoftank. Modellen met op het stuur gemonteerde
richtingaanwijzers: Verwijder IN GEEN GEVAL de kabels uit het pinhuis van de Multilock-connector onder de brandstoftank. | |||||||||||
14. | Noteer de kabelkleuren en -posities in elk gat van de contacthuizen vanaf de schakelaars. Raadpleeg het bedradingsschema en het hoofdstuk ELEKTRISCHE CONNECTORS in de servicehandleiding. Verwijder de kabels uit de contacthuizen. Modellen met op het stuur gemonteerde richtingaanwijzers: Noteer de kabelkleuren en -posities in elk gat van het Multilock-contacthuis vanaf de richtingaanwijzers. Raadpleeg het bedradingsschema en het hoofdstuk AMP MULTILOCK ELEKTRISCHE CONNECTORS in de servicehandleiding. Verwijder de kabels uit het contacthuis. | |||||||||||
15. | Bind de kabelklemuiteinden van elke bron met tape vast om aparte bundels te maken. Tape elke bundel zo strak vast dat deze door het gat met de doorvoertule en gemakkelijk door het nieuwe stuur kan worden gestoken. |
1. | Verwijder de kunststofkabelborgklemmen waarmee beide schakelaardraadbomen aan het oorspronkelijke stuur zijn bevestigd. | |||||||
2. | Zie Afbeelding 4. Schuif één grote doorvoertule (2) op elke schakelaarkabelbundel, waarbij de doorvoertule dicht bij het schakelaaruiteinde moet worden geplaatst. | |||||||
3. | Bij modellen ZONDER op het stuur gemonteerde richtingaanwijzers, gaat u door naar stap 8. Bij FXDB- en FXDWG-modellen vanaf 2006, gaat u door naar stap 4. Bij modellen MET op het stuur gemonteerde richtingaanwijzers, BEHALVE FXDB- en FXDWG-modellen vanaf 2006: Schuif één kleine doorvoertule (3) op elke richtingaanwijzerkabelbundel waarbij de doorvoertule dicht bij het richtingaanwijzeruiteinde moet worden geplaatst. | |||||||
4. | Breng een beetje vloeibare zeep, ruitenreiniger of multifunctioneel smeermiddel, zoals bijvoorbeeld WD-40®, aan op de kabelbundel van de rechter richtingaanwijzer. | |||||||
5. | Bij FXDB- en FXDWG-modellen vanaf 2006: Voer het kabeluiteinde van de rechter richtingaanwijzer voorzichtig in de kleine ronde doorvoertule aan de onderzijde van de onderste schakelaarbehuizing voor de rechter stuurhelft. Herhaal stap 4 t/m 5 voor de kabels van de linker richtingaanwijzer. Ga vervolgens verder met stap 8. Alle overige modellen: Voer het kabeluiteinde van de rechter richtingaanwijzer voorzichtig in het kleine ronde gat in de doorvoertule nabij het rechter uiteinde van het nieuwe stuur naar binnen, en vervolgens naar het midden van het stuur. | |||||||
![]() Trek de draden voorzichtig door het gat in het stuur om te voorkomen dat de draden worden gestript. Gestripte draden kunnen kortsluiting veroorzaken en elektrische onderdelen van de motorfiets beschadigen, waardoor u de controle over de motorfiets kunt verliezen, met ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00418b) | ||||||||
6. | Trek het met tape vastgeplakte uiteinde van de kabelbundel door het kabeluitgangsgat in de stuurverhoger. | |||||||
7. | Herhaal stap 4 t/m 6 voor de kabels van de linker richtingaanwijzer; trek het met tape omwonden uiteinde van de kabelbundel door het onderste kabeluitgangsgat in de stuurverhoger. | |||||||
8. | Breng een beetje vloeibare zeep, ruitenreiniger of multifunctioneel smeermiddel aan op de kabelbundel van de rechter schakelaar. |
Afbeelding 3. Kabelverloop in de schakelaarbehuizing (rechter behuizing afgebeeld) | ||||||
![]() De kabels in de schakelaarbehuizingen dienen exact zoals afgebeeld te worden aangelegd. Knelpunten in de schakelaarbehuizingen kunnen tot kortsluiting of doorgesneden kabels leiden, waardoor men de controle over de motorfiets kan verliezen, wat ernstig of dodelijk letsel tot gevolg kan hebben. (00415b) | ||||||||
9. | Zie Afbeelding 3. Bij FXDB- en FXDWG-modellen vanaf 2006: Leid de kabelbundels van de schakelaar en richtingaanwijzer door de schakelaarbehuizing zoals afgebeeld. Voer de kabelbundels voorzichtig in het langwerpige schakelaarkabelgat nabij het rechter uiteinde van het stuur naar binnen, en vervolgens naar het midden van het stuur. Alle overige modellen: Leid de schakelaarkabelbundel door de schakelaarbehuizing zoals afgebeeld. Voer de kabelbundel voorzichtig in het langwerpige schakelaarkabelgat nabij het rechter uiteinde van het stuur naar binnen, en vervolgens naar het midden van het stuur. | |||||||
10. | Trek het met tape vastgeplakte uiteinde van de kabelbundel door het kabeluitgangsgat in het midden van het stuur. | |||||||
11. | Herhaal stap 8 t/m 10 voor de kabels van de linker stuurschakelaar; trek het met tape omwonden uiteinde van de kabelbundel door het onderste kabeluitgangsgat in de stuurverhoger. | |||||||
![]() De doorvoerrubbers in beide draadholtes in het stuur moeten op hun plaats blijven zitten nadat de kabels door het stuur zijn getrokken. Bevinden de doorvoerrubbers zich niet op hun plaats, dan kunnen de kabels worden beschadigd, waardoor kortsluiting kan ontstaan met mogelijk ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00416d) | ||||||||
12. | Zie Afbeelding 4. Plaats de schakelaarkabeldoorvoertules (2) in de schakelaarkabelgaten in het stuur. OPMERKING De ronde schakelaarkabeldoorvoertules hebben een zeer strakke pasvorm. Maak een draaiende beweging om te voorkomen dat de doorvoertules worden beschadigd. | |||||||
13. | Bij modellen MET op het stuur gemonteerde richtingaanwijzers, BEHALVE FXDB- en FXDWG-modellen vanaf 2006: Plaats de richtingaanwijzerdoorvoertules (3) in de richtingaanwijzerkabelgaten in het stuur. | |||||||
14. | Maak de remhendel- en koppelingshendelklemmen losjes vast aan het nieuwe stuur. | |||||||
15. | Maak de stuurschakelaarbehuizingen losjes vast aan het nieuwe stuur. | |||||||
16. | Neem de twee grotere stukken krimpkous (5) uit de set. Schuif het ene kousgedeelte over het uiteinde van elke kabelbundel of -bundels die uit elke stuurverhoger naar buiten komt. | |||||||
17. | Verwijder de tape van de uiteinden van de kabelbundels. | |||||||
18. | Controleer of er stroom loopt tussen het stuur en elke kabel in de kabelbundels. Is dit het geval, dan kan er sprake zijn van een kortsluiting. De kabels en het verloop ervan in de schakelaarbehuizing moeten dan worden gecontroleerd. OPMERKING De krimpkous op de kabelbundels die uit de stuurverhogers naar buiten komen, moet aangebracht worden om beschadiging en kortsluiting van de kabels bij de kabeluitgangsgaten in de stuurverhogers te voorkomen. | |||||||
![]() Draden die midden onder het stuur naar buiten komen, moeten worden beschermd tegen slijtage. Plaats hiervoor een krimpkous bij de draaduitgangsholte van het stuur. Als de draden niet met een krimpkous worden beschermd, kan dit leiden tot kortsluiting of doorgesneden draden, waardoor men de controle over de motorfiets kan verliezen, met ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00432c) | ||||||||
19. | Schuif de krimpkous (die in stap 16 op de kabelbundels werd aangebracht) op de plaats van de kabeluitgangsgaten in de stuurverhogers. |
1. | Breng twee druppels Loctite® 271 (rood) draadborg- en afdichtmiddel aan op de schroefdraad van elke (eerder bewaarde) stuurverhogerbout. Installeer het nieuwe stuur op de bovenste balhoofdplaat met behulp van de eerder bewaarde bevestigingsmaterialen, in dezelfde volgorde die gebruikt werd bij het verwijderen. Haal de bouten van de stuurverhoger aan tot 34–41 N·m (25–30 ft-lbs). | |
2. | Voer de schakelaarkabelbundels omlaag door de grote ovale opening in de bovenste balhoofdplaat. | |
3. | Volg de in de demontagestappen vermelde doorvoerinstructies (de kabelbundel voor de linker schakelaar aan de linkerzijde van het frame, en de kabelbundel voor de rechter schakelaar aan de rechterzijde van het frame) tot de kabels bij de pinhuizen van de schakelaarkabels aangekomen zijn. Monteer alle tijdens de demontage bewaarde klemmen of kabelgeleidingen. OPMERKING Molex-connectors worden gebruikt voor de kabels van de bedieningselementen op het stuur bij modellen vanaf 2007. Bij modellen t/m 2006 worden Deutsch-connectors gebruikt. Raadpleeg het hoofdstuk MOLEX ELEKTRISCHE CONNECTORS of DEUTSCH ELEKTRISCHE CONNECTORS in de servicehandleiding voor de hermontageprocedures. | |
4. | Raadpleeg de notities die u hebt gemaakt tijdens de demontagestappen, het bedradingsschema en het toepasselijke hoofdstuk ELEKTRISCHE CONNECTORS in de servicehandleiding. Steek elke contactklem van de linker kabelbundel in het juiste gat van het grijze contacthuis dat eerder werd verwijderd. | |
5. | Steek elke contactklem van de rechter kabelbundel in het juiste gat van het zwarte contacthuis dat eerder werd verwijderd. | |
6. | Sluit het grijze contacthuis aan op het grijze 6-voudige pinhuis linksonder de brandstoftank. Sluit het zwarte contacthuis aan op het zwarte 6-voudige pinhuis rechtsonder de brandstoftank. | |
7. | Bij modellen met op het stuur gemonteerde
richtingaanwijzers: a. Leid beide richtingaanwijzerkabels omlaag door de grote ovale opening in het midden van de bovenste balhoofdplaat. b. Leid de kabels zoals eerder genoteerd naar het 6-voudige richtingaanwijzerpinhuis rechtsonder de brandstoftank. c. Raadpleeg de notities die u hebt gemaakt tijdens de demontagestappen, het bedradingsschema en het hoofdstuk AMP MULTILOCK ELEKTRISCHE CONNECTORS in de servicehandleiding. Steek elke contactklem komende van de richtingaanwijzers in het juiste gat in het Multilock-contacthuis dat eerder werd verwijderd. d. Bevestig de eerder bewaarde klemmen en/of kabelgeleiders. | |
8. | Bevestig het 6-voudige AMP-contacthuis aan het pinhuis van de hoofddraadboom onder de brandstoftank. | |
![]() Tijdens het uitvoeren van servicewerkzaamheden aan het brandstofsysteem is roken verboden en zijn open vuren en vonken in de nabijheid niet toegestaan. Benzine is uitermate ontvlambaar en zeer explosief, wat ernstig of dodelijk letsel tot gevolg kan hebben. (00330a) | ||
9. | Plaats de brandstoftank terug. Raadpleeg het hoofdstuk BRANDSTOFTANK INSTALLEREN in het betreffende hoofdstuk (motor met carburateur of injectie) van de servicehandleiding. OPMERKING Alleen voor FXDWG-modellen: Voer de gaskabels tussen de bovenste voorvorkpoten aan de rechterzijde van de koplamp door. | |
10. | Raadpleeg het hoofdstuk INSTALLEREN VAN DE RECHTER STUURSCHAKELAAR in de servicehandleiding en volg de instructies voor het installeren van de gaskabels en een nieuwe (afzonderlijk verkrijgbaar) of de oorspronkelijke rechter handgreep/gashendelmof. | |
11. | Pas de positie van de schakelaarbehuizing en de remhendel op het stuur aan volgens het vereiste comfort en de houding van de bestuurder. De hoofdremcilinder moet zich in een horizontale stand bevinden. OPMERKING Draai de bovenste remhendelklemschroef vast, voordat de onderste schroef wordt vastgedraaid. | |
12. | Haal met een T-27 TORX-dopsleutel eerst de onderste en daarna de bovenste klemschroeven van de remhendel aan tot 8–9 N·m (71–80 in-lbs). OPMERKING Draai de onderste schakelaarbehuizingschroef vast, voordat de bovenste schroef wordt vastgedraaid. Daardoor zal zich een eventuele spleet in de schakelaarbehuizing aan de voorkant bevinden, wat het mooiste resultaat oplevert. | |
13. | Haal met een T-25 TORX-dopsleutel eerst de onderste en daarna de bovenste schroeven van de schakelaarbehuizing aan tot 4–5,1 N·m (35–45 in-lbs). | |
14. | Controleer of de rechter handgreep/gashendelmof ronddraait en automatisch terugkeert en niet aan het stuur of de schakelaarbehuizing blijft vastzitten. OPMERKING Als de stuurhandgrepen van een patroon zijn voorzien, lijn dan het patroon op de linker handgreep uit met het patroon op de rechter handgreep, waarbij de gashendel zich in de volledig gesloten stand moet bevinden. | |
15. | Installeer een nieuwe (afzonderlijk verkrijgbaar) of de oorspronkelijke handgreep aan het linker uiteinde van het nieuwe stuur volgens het instructieblad van de handgreep of raadpleeg het hoofdstuk INSTALLEREN VAN DE LINKER HANDGREEP in de servicehandleiding. | |
16. | Raadpleeg het hoofdstuk INSTALLEREN VAN DE LINKER STUURSCHAKELAAR in de servicehandleiding. Pas de positie van de schakelaarbehuizing en de koppelingshendel op het stuur aan volgens het vereiste comfort en de houding van de bestuurder. | |
17. | Haal met een T-27 TORX-dopsleutel eerst de bovenste en daarna de onderste klemschroeven van de koppelingshendel aan tot 8–9 N·m (71–80 in-lbs). | |
18. | Haal met een T-25 TORX-dopsleutel eerst de onderste en daarna de bovenste schroeven van de schakelaarbehuizing aan tot 4–5,1 N·m (35–45 in-lbs). | |
19. | Zie Afbeelding 4. Bevestig de toerentellermontagesteun (7) met behulp van de verchroomde inbusschroeven (11) uit deze set aan de stuurverbindingssteun (A). | |
20. | Zorg dat u een 66,7 mm (2-5/8 in) minitoerentellerset heeft (afzonderlijk verkrijgbaar). Plaats de rubberen isolator uit de toerentellerset op de toerentellermontagesteun. | |
21. | Monteer de toerenteller aan de toerentellermontagesteun. | |
22. | Monteer de toerenteller aan de toerentellerkap (6) met behulp van het uitsteeksel (9) en de verchroomde platkopschroef (10) uit deze set. | |
23. | Monteer de pakking (8) aan de toerentellerkap. OPMERKING Zie de waarschuwing in het deel Nieuwe
stuurkabels van dit instructieblad. Gebruik een heteluchtpistool of geschikt stralingswarmteapparaat voor het om de bedrading van de minitoerenteller krimpen van de krimpkous, op de plaats van het kabeluitgangsgat in de stuurverhoger. | |
24. | Gebruik de krimpkous met de kleine diameter (4) uit deze set om de bedrading van de minitoerenteller te beschermen, en volg de instructies uit de minitoerentellerset bij het tot stand brengen van de elektrische verbindingen met de motorfiets. |
1. | Controleer of de contact-/koplampsleutelschakelaar in de stand OFF (uit) staat. Smeer een dunne laag vaseline of corrosievertragend materiaal op beide accupolen. Raadpleeg de servicehandleiding en volg de instructies voor het opnieuw aansluiten van de accukabels (de pluskabel eerst). | |
![]() Controleer of alle lampen en schakelaars goed werken voordat u de motorfiets gebruikt. Indien de bestuurder slecht zichtbaar is, kan dit ernstig of dodelijk letsel tot gevolg hebben. (00316a) | ||
2. | Zet de contact-/koplampsleutelschakelaar in de stand IGNITION (ontsteking), maar start de motor niet. Controleer of elke stuurschakelaar goed werkt. | |
3. | Bij FXDWG-modellen t/m 2005: |
Item | Beschrijving (aantal) | Onderdeelnummer |
---|---|---|
1 | Stuur, Bombay (met geïntegreerde meterhouder) | Niet afzonderlijk verkrijgbaar |
2 | Stuurdoorvoertule, groot (2) | 11386 |
3 | Stuurdoorvoertule, klein (2) | 11398 |
4 | Krimpkous, 9,5 mm (0,38 in) binnendiameter | 72165-02 |
5 | Krimpkous, 12,7 mm (0,50 in) binnendiameter (2) | 72162-02 |
6 | Kap, geïntegreerde stuurmeter | Niet afzonderlijk verkrijgbaar |
7 | Steun, metermontage | Niet afzonderlijk verkrijgbaar |
8 | Pakking, meterafdekking | Niet afzonderlijk verkrijgbaar |
9 | Uitsteeksel, met schroefdraad | Niet afzonderlijk verkrijgbaar |
10 | Schroef, inbus, platkop, verchroomd | 67956-96 |
11 | Schroef, T-45 TORX-kop, verchroomd (2) | 94581-98 |
Items genoemd in de tekst: | ||
A | Stuurverbindingssteun |