1. | Raadpleeg de servicehandleiding en volg de instructies om het zadel te verwijderen en de minkabel (zwart) van de minpool (-) van de accu los te koppelen. Bewaar alle bevestigingsmaterialen van het zadel. | |||||||||||||||||||||
2. | Dek de brandstoftank af om deze te beschermen tijdens het installeren. |
Afbeelding 1. Koplamp
Afbeelding 2. Voorvorkpanelen | ||||||||||||||||||||
3. | Zie Afbeelding 1. Verwijder de sierringbout en sierring (1). | |||||||||||||||||||||
4. | Verwijder de drie sluitringschroeven en de sluitring (2) van de koplamp (3). Trek de gloeilamp uit de aansluiting. OPMERKING Zorg ervoor dat u de koplamp niet beschadigt als u deze uit de behuizing haalt. | |||||||||||||||||||||
5. | Trek de koplampdraadboom uit de koplampbehuizing. Als de koplamp een positiegloeilamp heeft, haalt u de twee vorkstekkers hieruit los. Verwijder de koplamp. OPMERKING Pas op dat u de koplamp bij het verwijderen niet beschadigt. | |||||||||||||||||||||
6. | Snijd de koplampdraden direct achter de koplampstekker door. | |||||||||||||||||||||
7. | Verwijder de bout, de onderlegringen, de borgring, de zeskantmoer en de koplampbehuizing van het montageblok. | |||||||||||||||||||||
8. | Zie Afbeelding 2. Na het verwijderen van de koplampbehuizing verwijdert u de schroeven waarmee de sierstrips (4), de achterpanelen aan de zijkant (2 en 3) en het voorpaneel (1) bevestigd zijn, en verwijdert u deze panelen. Haal bij het verwijderen van de panelen de klemmen voor de remleiding voorzichtig los van het rechter achterpaneel. U mag de remleiding niet openen. | |||||||||||||||||||||
9. | Zie Afbeelding 1. Verwijder het montageblok (4) en het bevestigingsmateriaal van het montageblok. |
Afbeelding 3. Plaatsbepaling stuurverhoger – FLSTF | ||||||||||||||||||||
10. | Alleen voor FLSTF-modellen van modeljaar 2007 en later: Vervang de stuurverhogers als volgt door stuurverhogerset 56789-05: a. Raadpleeg de betreffende servicehandleiding en verwijder de bovenste stuurklem en de stuurverhogers Na het verwijderen van de bovenste klem legt u het stuur opzij om de verhogers indien nodig te verwijderen. b. Zie Afbeelding 3. Plaats de nieuwe stuurverhogers (setnummer 56789-05) zoals afgebeeld losjes op de bovenste balhoofdplaat met de bestaande schroeven, borgringen en onderlegringen. Installeer de massadraad en borgring met binnenvertanding op de bout van de rechter stuurverhoger. c. Gebruik de geribbelde delen van het stuur als indicatie om het stuur midden op de verhogers te plaatsen. d. Bevestig de twee bovenste klemmen (2) op de stuurverhogers over het stuur met de vier bouten (1) uit de set. e. Zorg dat de tussenruimtes tussen de bovenste klem en de stuurverhogerkappen op de voor- en achterkant van het stuur ongeveer gelijk zijn. Haal de schroeven van de bovenste klemmen aan tot 16,3–20,3 N·m (12–15 ft-lbs). f. Haal de montageschroeven van de stuurverhogers aan tot 40,7–54,3 N·m (30–40 ft-lbs). |
Afbeelding 4. Plaatsbepaling stuurverhoger – FLSTC | ||||||||||||||||||||
11. | Alleen voor FLSTC-modellen van modeljaar 2009 en later: Vervang de stuurverhogers als volgt door stuurverhogerset 46809-09: a. Raadpleeg de betreffende servicehandleiding en verwijder de bovenste stuurklem en de stuurverhogers Na het verwijderen van de bovenste klem legt u het stuur opzij om de verhogers indien nodig te verwijderen. b. Zie Afbeelding 4. Plaats de nieuwe stuurverhogers (setnummer 46809-09) zoals afgebeeld losjes op de bovenste balhoofdplaat met de bestaande bouten, borgringen en onderlegringen. Installeer de massadraad en borgring met binnenvertanding op de bout van de rechter stuurverhoger. c. Gebruik de geribbelde delen van het stuur als indicatie om het stuur midden op de verhogers te plaatsen. d. Bevestig de bovenste klem (3) op de stuurverhogers (1 en 2) over het stuur met de vier bouten (4) uit de set. e. Zorg dat de tussenruimtes tussen de bovenste klem en de stuurverhogerkappen op de voor- en achterkant van het stuur ongeveer gelijk zijn. Haal de bouten van de bovenste klem aan tot 16,3–21,7 N·m (12–16 ft-lbs). f. Haal de montagebouten van de stuurverhogers aan tot 40,7–54,3 N·m (30–40 ft-lbs). | |||||||||||||||||||||
12. | Zie Afbeelding 10. Installeer blinde moeren (10) in de gaten in de helften van de koplampbehuizing. Installeer de rechterhelft van de koplampbehuizing (7) als volgt: a. Bevestig het onderste gat van de koplampbehuizing losjes op de balhoofdplaat met een bout van 5/8 inch lang (14), borgring (12) en platte onderlegring (2) aan zowel de binnen- als de buitenkant van de koplampbehuizing. Door een platte onderlegring aan weerszijden van de koplampbehuizing te installeren, komt de koplampbehuizing ter hoogte van de kappen van de onderste voorvorkpoot te liggen. b. Bevestig het bovenste gat van de koplampbehuizing met een bout van 7/8 inch lang (15), borgring (12) en platte onderlegring (2), alle aan de buitenkant van de koplampbehuizing. De bout mag niet helemaal in het gat gedraaid worden. Haal de bouten nu nog niet aan. c. Herhaal dit voor de linkerhelft van de koplampbehuizing. |
13. | Verbind de koplampdraadboom als volgt met de bestaande draden die u in stap 6 hebt afgesneden: a. Strip 9,524 mm (3/8 in) van het isolatiemateriaal van elk aan te sluiten draadeinde. b. Steek de uiteinden van de te verbinden draden in de tegenoverliggende kanten van een stootverbinder. c. Krimp de draaduiteinden in de verbinder met behulp van de H-D 38125-8 krimptang. d. Verhit met de UltraTorch UT-100 (39969) of een ander geschikt stralingsverhittingsapparaat de mantel van de stootverbinding vanaf het midden naar beide uiteinden totdat de isolatie uit beide uiteinden van de verbinder steekt en de draadkous glad en cilindrisch is. | |||||||||||||||||||
14. | Zie Afbeelding 10. Bevestig de remleiding op de achterkant van de rechterhelft van de koplampbehuizing met de twee remleidingklemmen (16) uit de set. Bevestig de klemmen op de rechterhelft van de koplampbehuizing met de oorspronkelijke 5/8 inch lange dopbouten, de 1/4 platte onderlegringen (1) en borgmoeren (5) (plaats de onderlegring onder de moer). | |||||||||||||||||||
15. | Zie Afbeelding 6. Installeer de eerder verwijderde koplamp (8) in de houder (6) met behulp van de nieuwe sluitring (7) en de drie bouten (3). | |||||||||||||||||||
16. | Sluit de koplampdraadboom aan op de koplamphouder. Als de koplamp een positiegloeilamp heeft, sluit u de twee vorkstekkers hierop aan. | |||||||||||||||||||
17. | Installeer de koplamp met houder in de koplampbehuizing met de acht onderlegringen (4) en bouten (5) uit de set. | |||||||||||||||||||
18. | Zie Afbeelding 10. Plaats de stuurkap (4) en zet deze vast met de 5/8 inch lange bouten (13) en borgringen (11). |
Afbeelding 6. Installeren van de koplampbehuizing | ||||||||||||||||||
19. | Haal alle 5/16 inch bouten aan tot 25 N·m (19 ft-lb). Draai de bouten van de koplamp en de stuurkap goed aan. | |||||||||||||||||||
20. | Modellen ZONDER hoofdzekering: Sluit de minkabel (-) van de accu aan. Zie ACCUKABELS in de servicehandleiding. Modellen MET hoofdzekering: Raadpleeg de servicehandleiding en volg de instructies voor het plaatsen van de hoofdzekering. | |||||||||||||||||||
WAARSCHUWING Controleer voordat u gaat rijden of de koplamp, het achter- en remlicht en de richtingaanwijzers naar behoren werken. Als de bestuurder slecht zichtbaar is voor andere weggebruikers, kan dit ernstig of dodelijk letsel tot gevolg hebben. (00478b) WAARSCHUWING Trek het zadel na de montage even omhoog om er zeker van te zijn dat het in de positie is vergrendeld. Tijdens het rijden kan een loszittend zadel verschuiven, waardoor men de controle over de motorfiets kan verliezen met mogelijk ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00070b) | ||||||||||||||||||||
21. | Raadpleeg de juiste servicehandleiding en installeer het zadel. | |||||||||||||||||||
22. | Zet de koplamp in lijn volgens de procedure 'Koplampafstelling' hieronder. | |||||||||||||||||||
23. | Installeer de koplampsierring (24) en sierringbout van de koplamp (25). | |||||||||||||||||||
24. | Snijd het afneembare windscherm (indien aanwezig) bij volgens de procedure 'Bijsnijden van een afneembaar windscherm' hieronder. |
1. | Raadpleeg de gebruikershandleiding. Controleer de druk van de voor- en achterband. |
Afbeelding 7. Koplampafstelling | ||||
2. | Plaats de motor op een vlakke ondergrond in een gebied met weinig licht. | |||||
3. | Zie Afbeelding 7. Plaats de motor 7,6 m (25 ft) van een scherm of muur af. Meet de afstand van direct onder de vooras tot aan de muur of het scherm (grondniveau). | |||||
4. | Trek op het scherm of de muur een horizontale lijn op 0,9 m (35 in) boven de grond. | |||||
5. | Laat een bestuurder en passagier (indien normaal aanwezig) plaatsnemen en eventueel bagage. Door het gewicht wordt de vering licht samengedrukt. | |||||
6. | Zet de motor rechtop met beide wielen op de grond en het voorwiel recht naar voren. | |||||
7. | Zet de contact-/koplampschakelaar in de stand IGNITION (ontsteking). Zet de koplampschakelaar op GROOTLICHT. | |||||
8. | Controleer of de lichtstraal correct rechtuit is afgesteld. a. Van de grootlichtstraal (breed, plat lichtpatroon) moet een even groot gedeelte boven en onder de horizontale lijn op het scherm of de muur vallen. b. De grootlichtstraal moet bovendien recht naar voren schijnen. Bij goed afgestelde koplampen valt een even groot deel van de straal links als rechts van het midden. | |||||
9. | Stel, indien nodig, de koplampstraal als volgt af: a. Zie Afbeelding 8. Stel de lichtstraal van de koplamp omhoog of omlaag af, indien nodig, door de verticale afstelbout (1) te draaien. Draai de bout rechtsom om de lichtstraal omhoog af te stellen of linksom om de lichtstraal omlaag af te stellen. b. Zie Afbeelding 8. Stel de lichtstraal van de koplamp naar links of rechts af, indien nodig, door de horizontale afstelbout (2) te draaien. Draai de bout rechtsom om de lichtstraal in de richting van de rechterzijde van de motorfiets af te stellen of linksom om de lichtstraal in de richting van de linkerzijde van de motorfiets af te stellen. | |||||
10. | Zet de contact-/koplampschakelaar in de stand OFF (uit). |
1 | Verticale afstelbout |
2 | Horizontale afstelbout |
3 | Doorvoertule voor sierringmontage (2) |
1 | Nieuw uit te snijden omtrek |
2 | Bestaande omtrek windscherm |
Item | Beschrijving (aantal) | Onderdeelnummer | Item | Beschrijving (aantal) | Onderdeelnummer | |
---|---|---|---|---|---|---|
1 | Platte onderlegring, verchroomd (2) | 94065-90T | 15 | Bout inbusbolkop (2) | 94467-94T | |
2 | Platte onderlegring, verchroomd (6) | 94066-90T | 16 | Klem (2) | 41713-86 | |
3 | Koplampstekker | 68816-96 | 17 | Stootverbinder (3) | 70586-93 | |
4 | Stuurklemkap, verchroomd Stuurklemkap, zwart | 67992-07 61300142 | Onderdelen koplampmontage | 67991-07 | ||
5 | Borgmoer (2) | 7686 | 18 |
| 67724-71 | |
6 | Bout, pankop (8) | 2806 | 19 |
| 67728-02 | |
7 | Koplampbehuizing, linkerhelft, verchroomd Koplampbehuizing, linkerhelft, zwart | 67916-96A 61300139 | 20 |
| 67732-71B | |
8 | Koplampbehuizing, rechterhelft, verchroomd Koplampbehuizing, rechterhelft, zwart | 67908-96A 61300140 | 21 |
| 67726-71A | |
9 | Onderlegring (8) | 6717 | 22 |
| 67778-60 | |
10 | Blinde moer (8) | 5210 | 23 |
| 67780-60 | |
11 | Borgring (2) | 94080-90T | 24 |
| 67712-83 67700182 | |
12 | Borgring (4) | 94081-90T | 25 |
| 67718-60A | |
13 | Bout inbusbolkop (2) | 94385-92T | 26 |
| 67721-48 | |
14 | Bout inbusbolkop (2) | 94396-92T | ||||
Bout inbusbolkop (2) | 94468-94T | |||||
Items genoemd in de tekst, maar niet opgenomen in de set | ||||||
A | Huls, koplamp | E | Enveloppe, koplamp | |||
B | Kabelklem | F | Bout (2) | |||
C | Gloeilamp, koplamp | G | Gloeilamp, positie | |||
D | Gloeilampkap |