STUURSETS, CHROOM, DIAMETER 25,4 mm (1,00 in)
J044032008-04-18
ALGEMEEN
Setnummers
56166-08, 56180-08 en 56941-09
Modellen
Voor de modelgerelateerde informatie, raadpleegt u de P&A-catalogus of het gedeelte Parts and Accessories (onderdelen en accessoires) op www.harley-davidson.com (alleen Engelstalig).
Deze set past niet op modellen die zijn uitgerust met hydraulische koppelingssets, op het stuur gemonteerde meters of de Road Tech®-radio.
OPMERKING
De instructies hebben betrekking op de montage van de stuursets 56166-08 en 56180-08 met INTERNE of EXTERNE stuurschakelaarbedrading.
Stuurset 56941-09 MOET worden gemonteerd met ALLEEN INTERNE STUURSCHAKELAARBEDRADING.
Verwarmde handgrepen kunnen NIET worden gebruikt op sturen met interne stuurschakelaarbedrading.
Vereiste aanvullende onderdelen of accessoires
De afzonderlijke aanschaf van aanvullende onderdelen of accessoires is nodig voor de juiste montage van deze stuurset op uw model motorfiets. Raadpleeg de P&A-catalogus of het gedeelte Parts and Accessories (onderdelen en accessoires) op www.harley-davidson.com (alleen Engelstalig) voor een lijst met alle benodigde onderdelen of accessoires voor uw model.
Voor Australië, Brazilië, Engeland, Europa en Japan zijn tevens twee speciale bouten (onderdeelnr. 2935A) vereist.
Vereiste gereedschappen en materialen
Voor een juiste installatie moet voor deze set Loctite® 271 (rood) draadborg- en afdichtmiddel (H-D onderdeelnr. 99671-97) worden gebruikt.
U hebt ook verse, niet-vervuilde DOT 4-remvloeistof uit een afgedichte container nodig.
WAARSCHUWING
Vervang de remleidingpakkingen. Het opnieuw gebruiken van oorspronkelijke pakkingen kan ertoe leiden dat de remmen niet meer functioneren, waardoor u de controle over de motorfiets kunt verliezen met ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00318a)
Bij modellen waarbij de oorspronkelijke remleiding weer wordt gebruikt, moeten de twee remleidingpakkingen van elke banjofitting worden vervangen. Raadpleeg de betreffende onderdelencatalogus of een Harley-Davidson-dealer voor de juiste onderdeelnummers.
Bij motorfietsen waarbij de linker handgreep is vastgelijmd, moet een nieuwe handgreep worden gemonteerd (afzonderlijk verkrijgbaar). Raadpleeg de onderdelencatalogus voor de vervangende standaard handgrepen.
Vraag een Harley-Davidson-dealer naar de diverse handgrepen die in de Genuine Motor accesoires catalogus worden aangegeven.
OPMERKING
Verwarmde handgrepen kunnen NIET worden gebruikt op sturen met interne stuurschakelaarbedrading.
WAARSCHUWING
De veiligheid van de berijder en de passagier is afhankelijk van de correcte montage van deze set. Volg de juiste stappen uit de servicehandleiding. Als u niet zeker weet of u de procedure correct kunt uitvoeren of als u niet beschikt over het juiste gereedschap, laat de installatie dan over aan een Harley-Davidson-dealer. Incorrecte montage van deze set kan ernstig of dodelijk letsel tot gevolg hebben. (00333b)
OPMERKING
In dit instructieblad wordt verwezen naar informatie in de servicehandleiding. Voor deze installatie is een servicehandleiding voor uw model motorfiets vereist. Deze is verkrijgbaar bij een Harley-Davidson-dealer.
Setinhoud
INSTALLEREN
Voorbereiding
WAARSCHUWING
Om te voorkomen dat de motorfiets per ongeluk start, met ernstig of dodelijk letsel tot gevolg, moet eerst de hoofdzekering worden verwijderd. (00251b)
  1. Raadpleeg de servicehandleiding en volg de instructies voor het verwijderen van de hoofdzekering.
  2. Alleen bij FLTR-modellen: Zie BOVENKUIP EN WINDSCHERM: FLTR: KUIP: VERWIJDEREN in de servicehandleiding en volg de instructies om de kuip te verwijderen. Zie INSTRUMENTENHUIS: FLTR: VERWIJDEREN in de servicehandleiding en verwijder het instrumentenhuis en de sierrand.
Bij ALLE modellen:
WAARSCHUWING
Contact met DOT 4-remvloeistof kan ernstige problemen met de gezondheid veroorzaken. Het niet dragen van geschikte huid- en oogbescherming kan ernstig of dodelijk letsel tot gevolg hebben.
  • Bij inademing: Blijf kalm, zorg voor frisse lucht, roep medische hulp in.
  • Bij aanraking met de huid: Verontreinigde kleding uittrekken. Spoel direct de huid af met veel water voor 15-20 minuten. Roep medische hulp in indien irritatie optreedt.
  • Bij aanraking met de ogen: Spoel de aangedane ogen voor tenminste 15 minuten uit onder stromend water met de oogleden opengehouden. Roep medische hulp in indien irritatie optreedt.
  • Indien ingeslikt: Spoel de mond en drink overvloedig water. Geen braken opwekken. Contact Gif Controle. Roep onmiddellijk medische hulp in.
  • Zie de veiligheidsvoorschriften (SDS) voor meer informatie op sds.harley-davidson.com
(00240e)
MEDEDELING
DOT 4-remvloeistof beschadigt gelakte frameoppervlakken waarmee het in contact komt. Wees altijd voorzichtig en bescherm oppervlakken tegen gemorste vloeistof wanneer aan de remmen wordt gewerkt. Het niet opvolgen van deze instructie kan cosmetische schade tot gevolg hebben. (00239c)
OPMERKING
Veeg eventuele gemorste remvloeistof onmiddellijk op met een schone, droge en zachte doek. Veeg de betreffende plaats vervolgens af met een schone, vochtige en zachte doek (kleine plekken) of was het af met veel zeepwater (grote plekken).
Dek nabijgelegen motorfietsoppervlakken af met een beschermende polyethyleendoek om te voorkomen dat de laklaag wordt beschadigd door het weglekken of spetteren van DOT 4-remvloeistof.
  1. Laat de remvloeistof uit het voorremreservoir en de voorremleidingen lopen volgens de instructies in de servicehandleiding.
Verwijderen van het oorspronkelijke stuur
OPMERKING
Bedek het voorspatbord en de brandstoftank met schone werkplaatsdoeken om krassen te voorkomen. Anders kan de laklaag worden beschadigd.
MEDEDELING
Verwijder voorzichtig de componenten van de remleiding. Beschadiging van het zittingoppervlak kan lekkage veroorzaken. (00320a)
  1. Verwijder met een T-40 TORX®-dopsleutel de bolkopbout aan de onderkant van de balhoofdplaat en de steun waarmee het T-verdeelstuk van de remleiding is bevestigd, en bewaar deze.
  2. Noteer het precieze verloop van de voorremleiding en de stand van de banjofittings. Maak de remleiding los van de voorremklauwen en de voorste hoofdremcilinder. Bewaar de banjobouten, maar gooi de twee pakkingen van elke banjofitting weg. Zie VOORSTE HOOFDREMCILINDER in de servicehandleiding.
  3. Verwijder de voorremleiding van de motorfiets.
  4. OPMERKING
    Raadpleeg, indien nodig, de onderdelencatalogus voor een vervangende standaard remleiding voor uw bouwjaar en model motorfiets.
    Vraag een Harley-Davidson-dealer naar de diverse beschikbare Genuine custom motor accessoires zoals omvlochten koppelingskabels en remleidingen.
  5. Verwijder met behulp van een T-27 TORX®-dopsleutel de voorste hoofdremcilinder en koppelingshendel van het stuur.
  6. OPMERKING
    Raadpleeg, indien nodig de onderdelencatalogus voor een vervangende standaard koppelingskabel voor uw bouwjaar en model motorfiets.
    Vraag een Harley-Davidson-dealer naar de diverse beschikbare Genuine custom motor accessoires zoals omvlochten koppelingskabels en remleidingen.
  7. Zie KOPPELINGSKABEL: VERWIJDEREN in de servicehandleiding en volg de instructies voor het losmaken van de koppelingskabel van de koppelingshendel. Als de koppelingskabel wordt vervangen, volg dan de instructies om de koppelingskabel van de zijafdekking los te maken en verwijder de kabel van de motorfiets.
  8. Alleen bij FLHR/C-modellen: Verwijder de koplamp uit de koplampbehuizing. Zie KOPLAMP in de servicehandleiding.
  9. Bij ALLE modellen: Zie MOLEX ELEKTRISCHE CONNECTORS in de servicehandleiding. Maak de kabels van de bedieningselementen op het stuur los.
  • Bij FLHR-modellen: Trek de bedrading van de bedieningselementen op het stuur uit de grijze 8-polige en zwarte 6-polige hoofddraadboomconnectors aan de binnenkant van de koplampbehuizing.
  • Bij FLHRC-modellen: Trek de bedrading van de bedieningselementen op het stuur uit de grijze 8-polige en zwarte 6-polige hoofddraadboomconnectors aan de binnenkant van de koplampbehuizing. Maak de kabels van de elektronische cruise-control los uit de twee 3-polige connectoren.
  • Bij FLTR-modellen: Trek de kabels van de bedieningselementen op het stuur uit de grijze 16-polige en zwarte 12-polige hoofdkabelboomconnectors aan de binnenkant van het koplamphuis.
  1. Zie STUURSCHAKELAARS: BEDIENINGSELEMENTEN OP RECHTER STUURHELFT in de servicehandleiding voor het verwijderen van de rechter schakelaarbehuizing en draadboom.
  2. Zie BEDIENINGSELEMENTEN OP LINKER STUURHELFT in de servicehandleiding voor het verwijderen van de linker schakelaarbehuizing en draadboom.
  3. Als de kunststof draadborgklemmen waarmee beide schakelaardraadbomen aan het stuur zijn bevestigd nog steeds op de draadbomen of stuureinden zijn bevestigd, haalt u ze los en gooit u ze weg.
  4. Als de linker handgreep niet aan het stuur is vastgelijmd: Verwijder de einddop, indien aanwezig, van de handgreep. Verwijder de handgreep en leg deze weg om later aan het nieuwe stuur te bevestigen.
  5. Verwijder de einddop, indien aanwezig, van de huidige rechter handgreep. Verwijder de handgreep van het stuur.
OPMERKING
De draaigreepsensor aan de rechterkant van het stuur heeft een afsluitdop die de elektroden aan de binnenkant beschermt tegen vuil en vocht en verder dient als borgmechanisme voor de gashendel.
Om de hendel te verwijderen, kan het nodig zijn om met een lichte ruk de indexpinnen uit het contact in de afsluitdop te trekken.
Als de gasgreep WEL wordt vervangen: Gooi de gasgreep weg en ga naar stap 13.
Als de gasgreep NIET wordt vervangen: Controleer tijdens het verwijderen van de hendel of de afsluitdop zich in het uiteinde van de draaigreepsensor bevindt.
  • Als de afsluitdop op de sensor is bevestigd, gaat u naar stap 13.
  • Als de afsluitdop nog steeds is bevestigd op de indexpennen in de gasgreep, gebruikt u een stijf stuk draad om de afsluitdop te grijpen en hem van de indexpennen te trekken.
Als de bedrading bij de nieuwe stuurschakelaar DOOR het stuur heen moet lopen: De standaard (OE) draaigreepsensor MOET door een nieuwe sensor worden vervangen. Als u de standaard (OE) sensor voorzichtig verwijdert, kunt u hem mogelijk later opnieuw gebruiken.
Als de bedrading bij de nieuwe stuurschakelaar NIET DOOR het stuur heen moet lopen: Als de standaard (OE) draaigreepsensor voorzichtig wordt verwijderd, kan deze opnieuw worden gebruikt bij het nieuwe stuur.
1. Zie DRAAIGREEPSENSOR: VERWIJDEREN in de servicehandleiding en volg de instructies voor uw model motorfiets voor het verwijderen van de standaard (OE) draaigreepsensor.
a. Ga naar de 6-polige connector van de jumperdraadboom van de sensor voor de draaigreep [204] in het voertuig en haal de zwarte Molex connectorhelften van elkaar.
b. Trek voorzichtig de draaigreepsensor en de draden uit het stuuruiteinde totdat het stel kleine groene connectors bloot komt te liggen.
c. Opmerking: De externe borging op de kleine groene connector van de draaigreepsensor in het stuuruiteinde zal breken als u te hard aan de draaigreepsensor trekt. Als de sluiting gebroken is, kunnen de pin en het contact niet goed op elkaar worden vastgezet. Omdat reparatie van de pin- en contacthuizen niet mogelijk is, maakt elke beschadiging de standaard (OE) draaigreepsensor of bedrading onbruikbaar. Koppel de groene contactbehuizing op de sensor los van het groene pinhuis op de jumperdraadboom in het stuuruiteinde door de borging voorzichtig met een bladschroevendraaier of vergelijkbaar gereedschap omhoog te duwen.
d. Als de bedrading bij de nieuwe stuurschakelaar NIET DOOR het stuur heen moet lopen: Neem de draaigreepsensor van de motorfiets en leg deze opzij voor mogelijk hergebruik met het nieuwe stuur. Trek de jumperdraadboom uit door de draaduitgangssleuf onder op het midden van het stuuruiteinde en leg hem opzij voor hergebruik met het nieuwe stuur. Als de bedrading bij de nieuwe stuurschakelaar DOOR het stuur heen moet lopen: Neem de draaigreepsensor van het voertuig en leg hem opzij voor eventueel later gebruik. Trek de jumperdraadboom uit via de draaduitgangssleuf onder op het midden van het stuuruiteinde en leg hem opzij voor eventueel later gebruik.
2. Bij FLTR-modellen: Ga door naar stap 18. Bij FLHR/C-modellen: Zie Afbeelding 1. Verwijder de flensmoer (7) aan de binnenkant van de koplampbehuizing (5) om de sierstrip (6) aan de bovenkant van de koplampbehuizing los te maken. Bewaar de moer en sierstrip voor de latere montage.
3. Wrik de stuurslotstickerplaat (4) voorzichtig uit de standaard stuurkap (2). Verwijder de gehele kunststofplaat; verwijder de sticker echter niet van de plaat.
4. Voor Noord-Amerika: Verwijder en bewaar de twee platte kruiskopbouten (8) onder de stickerplaat waarmee de stuurkap aan het stuurslot is bevestigd. Voor Australië, Brazilië, Engeland, Europa en Japan hebben de platkopbouten (8) breekkoppen: ze kunnen niet gemakkelijk worden verwijderd. Om bouten met breekkoppen te verwijderen:
a. Gebruik een centerpons om een startgat in de opening van elke bout te maken.
b. Steek een 3 mm (1/8 in) linksom draaiend boortje in een boormachine en stel de boormachine in op 'REVERSE' (achteruit).
c. Plaats het boortje in het startgat en gebruik de boormachine met een lage draaisnelheid om de schroef los te schroeven. Herhaal dit voor de overgebleven schroef. Als de bovenstaande methode mislukt, gebruikt u een 5 mm (3/16 in) lang boortje om de koppen voorzichtig van de breekschroeven te boren. Gebruik een tang om de schroefschachten uit het stuurslot te schroeven.
1Koplamp
2Stuurkap
3Inzetstuk stuurkap
4Stuurslotplaat
5Koplampbehuizing (linkerhelft)
6Sierstrip voor koplampbehuizing
7Moer
8Platkopbout (2)
9Pancilinderbout
10Platte onderlegring
11Moer met onderlegring
Afbeelding 1. Koplampbehuizing, koplamp en stuurkap (FLHR/C-modellen)
5. Verwijder de pancilinderbout met kruiskop (9), moer (11) en platte onderlegring (10) waarmee de voorkant van de stuurkap (2) aan de koplampbehuizing is bevestigd. Bewaar de stuurafdekking, bout, moer en onderlegring voor later hergebruik bij de montage.
1Klembout (4)
2Bovenste klem
3Stuur
4Stuurverhoger (2)
5Montagebout stuurverhoger (2)
Afbeelding 2. Stuurklem en stuurverhogers
6. Bij ALLE modellen: Zie Afbeelding 2. Verwijder de bouten (1) waarmee de bovenste stuurklem (2) aan de stuurverhogers (4) is bevestigd en bewaar deze. Verwijder de klem en bewaar deze. Verwijder het stuur (3) van de motorfiets.
OPMERKING
Verwijder de draden NIET uit de connectorpinhuizen van de Molex-stuurschakelaarconnector aan de binnenkant van de koplampbehuizing.
7. Noteer de draadkleuren en -posities in elke holte van de contacthuizen vanaf de schakelaars. Raadpleeg het bedradingsschema en MOLEX ELEKTRISCHE CONNECTORS in de servicehandleiding. Verwijder de draden (met contactklemmen) uit de contacthuizen. Als de bedrading bij de nieuwe stuurschakelaar NIET DOOR het stuur heen moet lopen: Ga door met Nieuwe stuurkabels, extern.
8. Als de bedrading bij de nieuwe stuurschakelaar DOOR het stuur heen moet lopen: Bind de draadklemuiteinden van elke bron met tape vast om aparte bundels te maken. Omwikkel elke bundel strak genoeg zodat de bedrading gemakkelijk door de opening bij de stuurschakelaarlocatie en door het nieuwe stuur gevoerd kan worden.
Nieuwe stuurdraden, intern
OPMERKING
Stuurset 56941-09 MOET worden gemonteerd met ALLEEN INTERNE STUURSCHAKELAARBEDRADING.
  1. Zorg voor drie stukken draad, ijzerdraad of vergelijkbaar, elk lang genoeg om helemaal in het stuureinde te passen, van het uiteinde van het stuuruiteinde tot de onderste, middelste draadsleuf, met nog eens 15-30 cm (6-12 in) extra zodat de draad uit de openingen steekt.
    1. Bevestig een klein gewicht (bijv. een losse moer of onderlegring die klein genoeg is om door de middelste draadsleuf te passen) op het uiteinde van elke draad.
    2. Steek het verzwaarde uiteinde van twee van de draden in het rechter stuuruiteinde en kantel het stuuruiteinde zodat de gewichten en draden door het stuur naar de onderste, middelste draadsleuf glijden. Desgewenst kunt u perslucht gebruiken om de gewichten met draad door het stuur naar de middelste draadsleuf te blazen.
    3. Zorg dat de niet-verzwaarde uiteinden van de draden uit het rechter stuuruiteinde blijven steken en trek de verzwaarde uiteinden via de onderste middelste draadsleuf naar buiten. Haal de gewichten van de draden.
    4. Vis met een pincet of vergelijkbaar gereedschap één draad naar buiten via de draadsleuf voor de schakelaars bij het rechter stuuruiteinde. Laat de tweede draad uit het uiteinde van het rechter stuuruiteinde steken.
    5. Herhaal stap 1b t/m 1d met de resterende draad voor het linker stuuruiteinde. Vis de draad via de draadsleuf van de schakelaars bij het linker stuuruiteinde naar buiten.
  2. Als u dit nog niet gedaan hebt, verwijdert u nu de kunststof kabelborgklemmen waarmee beide schakelaardraadbomen aan het oorspronkelijke stuur zijn bevestigd.
Alleen bij set 56941-09:
OPMERKING
Let op de uitvoering en positie van de doorvoertules zodat ze goed in de gleuven van de schakelaardraadbomen worden geïnstalleerd nadat de draadbomen er zijn uitgetrokken.
  1. Zie Afbeelding 5. Schuif de doorvoertule met volle flens links (4) te beginnen met het flensuiteinde op de draadbundel van de schakelaars aan de linkerkant en plaats de doorvoertule dicht bij het schakelaaruiteinde. Schuif de doorvoertule met gedeeltelijke flens rechts (5) te beginnen met het flensuiteinde op de draadbundel van de schakelaars aan de rechterkant en plaats de doorvoertule dicht bij het schakelaaruiteinde, met de flens naar het midden van het stuur gericht.
Bij ALLE sets:
OPMERKING
Probeer NIET de standaard (OE) draaigreepsensor op het nieuwe stuur te gebruiken. De kleine groene connector van de standaard (OE) sensor past niet op stuuruiteinden met inwendige bedrading van de stuurschakelaar. De standaard (OE) sensor MOET worden vervangen door een nieuwe sensor (onderdeelnr. 32310-08), die afzonderlijk moet worden aangeschaft.
9. Pak de draaigreepsensorset (afzonderlijk aangeschaft). Gebruik tape om de draadklemmen op de uiteinden van de draden van de draaigreepsensor te bevestigen en zo een enkele geleider te verkrijgen. Omwikkel elke geleider zo strak dat hij gemakkelijk door het nieuwe stuur kan worden gestoken.
10. Bevestig het uiteinde van de draad van het rechter stuureindgat op de draadbundel van de draaigreepsensor.
11. Bevestig het uiteinde van de draad van het rechter schakelaardraadgat aan de rechter schakelaardraadbundel.
12. Breng een beetje vloeibare zeep, ruitenreiniger of multifunctioneel smeermiddel zoals WD-40®, aan op de rechter schakelaar en draadbundels van de draaigreepsensor.
1Bout van de bovenste schakelaarbehuizing
2Bout van de onderste schakelaarbehuizing
3Knelpunten
Afbeelding 3. Draadverloop in de schakelaarbehuizing (rechter behuizing afgebeeld)
WAARSCHUWING
De kabels in de schakelaarbehuizingen dienen exact zoals afgebeeld te worden aangelegd. Knelpunten in de schakelaarbehuizingen kunnen tot kortsluiting of doorgesneden kabels leiden, waardoor men de controle over de motorfiets kan verliezen, wat ernstig of dodelijk letsel tot gevolg kan hebben. (00415b)
13. Steek de draadbundel van de draaigreepsensor voorzichtig in het rechter uiteinde van het stuur. Zie Afbeelding 3. Leid de rechter schakelaarkabelbundel zoals afgebeeld door de schakelaarbehuizing. Steek de kabelbundel voorzichtig in het rechter schakelaarkabelgat. Trek de draadbundels door het nieuwe stuur omlaag naar het midden van het stuur en pas de indexlippen van de draaigreepsensor daarbij in de gleuven op het uiteinde van het stuur. Een van de indexlippen en de bijbehorende sleuf is kleiner dan de andere, zodat ze maar op een manier kunnen worden gemonteerd.
WAARSCHUWING
Trek de draden voorzichtig door het gat in het stuur om te voorkomen dat de draden worden gestript. Gestripte draden kunnen kortsluiting veroorzaken en elektrische onderdelen van de motorfiets beschadigen, waardoor u de controle over de motorfiets kunt verliezen, met ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00418b)
14. Trek de met tape vastgeplakte uiteinden van de kabelbundels door het kabeluitgangsgat in het midden aan de onderkant van het stuur.
De volgende waarschuwing geldt alleen voor set 56941-09:
WAARSCHUWING
De doorvoerrubbers in beide draadholtes in het stuur moeten op hun plaats blijven zitten nadat de kabels door het stuur zijn getrokken. Bevinden de doorvoerrubbers zich niet op hun plaats, dan kunnen de kabels worden beschadigd, waardoor kortsluiting kan ontstaan met mogelijk ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00416d)
  1. Bij ALLE sets: Bevestig het uiteinde van de draad van het linker schakelaardraadgat aan de linker schakelaardraadbundel.
  2. Breng indien nodig een beetje vloeibare zeep, ruitenreiniger of multifunctioneel smeermiddel, zoals WD-40®, aan op de linker schakelaardraadbundel.
  3. Leid de linker schakelaardraadbundel door de schakelaarbehuizing op dezelfde manier als afgebeeld in Afbeelding 3 voor de rechter bedrading. Steek de draadbundel voorzichtig in het linker schakelaardraadgat. Trek de bundel door het nieuwe stuuruiteinde naar het middel van het stuur.
Alleen bij set 56941-09:
OPMERKING
Steek de rechter doorvoertule in de sleuf in het stuuruiteinde met de flens naar het midden van het stuuruiteinde.
  1. Zie Afbeelding 5. Plaats de schakelaarkabeldoorvoertules (4 en 5) in de schakelaarkabelgaten in het stuur.
  2. Bij ALLE sets: Maak de remhendel- en koppelingshendelklemmen losjes vast aan het nieuwe stuur.
  3. Maak de stuurschakelaarbehuizingen losjes vast aan het nieuwe stuur.
  4. Verwijder de tape van de uiteinden van de draadbundels.
  5. Controleer of er stroom loopt tussen het stuur en elke draad in de draadbundels. Is dit het geval, dan kan er sprake zijn van een kortsluiting. De draden en het verloop ervan in de schakelaarbehuizing moeten dan worden gecontroleerd. Ga door met 'Installeren van het nieuwe stuur'.
Nieuwe stuurdraden, extern
OPMERKING
Stuurset 56941-09 MOET worden gemonteerd met ALLEEN INTERNE STUURSCHAKELAARBEDRADING.
  1. Zorg voor een stuk draad, ijzerdraad of vergelijkbaar, dat lang genoeg is om helemaal in het stuureinde te passen, van het uiteinde van het stuuruiteinde tot de onderste, middelste draadsleuf, met nog eens 15-30 cm (6-12 in) extra zodat de draad uit de openingen steekt.
    1. Bevestig een klein gewicht (bijv. een losse moer of onderlegring die klein genoeg is om door de middelste draadsleuf te passen) op het uiteinde van de draad.
    2. Steek het verzwaarde uiteinde van de draad in het rechter stuuruiteinde en kantel het stuuruiteinde zodat het gewicht en de draad door het stuur naar de onderste, middelste draadsleuf glijden. Desgewenst kan perslucht worden gebruikt om het gewicht met de draad door het stuur naar de onderste, middelste draadsleuf te blazen.
    3. Zorg dat het niet-verzwaarde uiteinde van de draad uit het rechter stuuruiteinde blijft steken en trek het verzwaarde uiteinde via de onderste middelste draadsleuf naar buiten. Haal het gewicht van de draad.
  2. Neem de eerder verwijderde jumperdraadboom van de draaigreepsensor. Bevestig het uiteinde van de draad uit de middelste opening aan de bedrading van het kleine groene pinhuis.
  3. Breng indien nodig een beetje vloeibare zeep, ruitenreiniger of multifunctioneel smeermiddel, zoals WD-40®, aan op de jumperdraadboom.
  4. OPMERKING
    De externe vergrendeling op het groene pinhuis zal afbreken als er te hard aan de bedrading getrokken wordt.
    Als de sluiting gebroken is, kunnen de pin en het contact niet goed op elkaar worden vastgezet. Omdat reparatie van het pinhuis niet mogelijk is, maakt elke beschadiging de standaard jumperdraadboom van de draaigreepsensor onbruikbaar.
  5. Trek de bedrading voorzichtig door het rechter deel van het stuur totdat het groene pinhuis zichtbaar is.
  6. Sluit het groene contacthuis van de draaigreepsensor aan op het groene pinhuis van de jumperdraadboom.
  7. Breng een beetje vloeibare zeep, ruitenreiniger of multifunctioneel smeermiddel aan op de draadbundel van de draaigreepsensor.
  8. OPMERKING
    De externe sluiting van de groene stekker van de jumperdraadboom breekt als te hard aan de jumperdraadboom wordt getrokken, waardoor de draaigreepsensor los raakt.
    Als de sluiting gebroken is, kunnen de pin en het contact niet goed op elkaar worden vastgezet. Omdat reparatie van de pin- en contacthuizen niet mogelijk is, maakt elke beschadiging de standaard (OE) draaigreepsensor of bedrading onbruikbaar.
  9. Steek de draadbundel van de draaigreepsensor voorzichtig in het rechter uiteinde van het stuur. Trek de draadbundels voorzichtig door het nieuwe stuur omlaag naar het midden van het stuur en pas de indexlippen van de draaigreepsensor daarbij in de sleuven op het uiteinde van het stuur. Een van de indexlippen en de bijbehorende sleuf is kleiner dan de andere, zodat ze maar op een manier kunnen worden gemonteerd.
  10. Trek de bedrading naar buiten via de onderste opening voor de bedrading in het midden van het stuur.
  11. Zie Afbeelding 5. Haal de rubberen mof (2) uit de set. Snijd de mof in twee gelijke delen. Schuif een deel van de mof over elk van de schakelaardraadbundels, over de mantel en plaats de buitenzijde van de mof tegen de binnenzijde van de schakelaar.
  12. OPMERKING
    De mantel van de bedrading moet tot in de schakelaarbehuizing lopen. De rubberen moffen moeten tegen de zijkanten van de schakelaarbehuizingen worden geplaatst.
    De moffen beschermen de schakelaarbedrading tegen beschadiging door de randen van de bedradingssleuven in het stuur en sluiten tevens het zichtbare deel van de sleuf af.
  13. Om te voorkomen dat de bedrading bekneld raakt tussen de remhendel of de koppelingshendel klemmen moet het gedeelte van de bedrading waaromheen de rubber mof zit in het gat voor de bedrading in het stuur worden gedrukt, tot net onder het oppervlak van het stuur. Houd de bedrading/rubber mof onder het oppervlak van het stuur en zet de klem van de remhendel of van de koppelingshendel handvast op het stuur.
  14. Herhaal stap 10 voor de andere zijde van het stuur.
  15. Maak de stuurschakelaarbehuizingen losjes vast aan het nieuwe stuur.
Installeren van het nieuwe stuur
1. Centreer het nieuwe stuur op de verhogers. Om ervoor te zorgen dat het stuur is gecentreerd, controleert u of de geribbelde plaatsen aan de buitenkant van elke verhoger zich op hetzelfde niveau bevinden.
2. Plaats de originele bovenste stuurklem en zet deze handvast met de bouten die eerder verwijderd zijn.
OPMERKING
De vorm van de bovenste stuurklem is zodanig dat er in gemonteerde toestand een opening tussen de stuurklem en de stuurverhoger aanwezig is.
1Lichtjes aangedraaide bout linksvoor
2Lichtjes aangedraaide bout rechtsvoor
3Draai de bout linksvoor vast
4Draai de bout rechtsvoor vast
5Draai de bout rechtsachter vast
6Draai de bout linksachter vast
7Voorzijde voertuig
8Originele stuurverhoger
9Stuur
10Originele bovenste stuurklem
Afbeelding 4. Aanhaalvolgorde van de stuurklembout
3. Zie Afbeelding 4. Zet alleen de voorste twee bouten van de bovenste klemmen handvast in de onderstaande volgorde:
a. Draai eerst de bout (1) linksvoor lichtjes aan.
b. Draai daarna de bout (2) rechtsvoor lichtjes aan.
4. Raadpleeg de notities die u hebt gemaakt tijdens de demontagestappen, het bedradingsschema en het hoofdstuk MOLEX ELEKTRISCHE CONNECTORS in de servicehandleiding. Steek elke contactklem van de linker schakelaardraadbundel in het juiste gat van het grijze contacthuis dat eerder werd verwijderd.
5. Steek elke contactklem van de rechter schakelaardraadbundel in het juiste gat van het zwarte contacthuis dat eerder werd verwijderd.
6. Sluit het grijze stuurschakelaar contacthuis aan op het grijze pinhuis binnen in de koplampbehuizing. Sluit het zwarte contacthuis van de stuurschakelaarbedrading aan op het zwarte pinhuis in de koplampbehuizing. Bij FLHRC-modellen: Sluit de 3-polige pin- en contacthuizen van de cruise-control op dezelfde manier aan.
7. Als de nieuwe stuurschakelaarbedrading NIET door het stuur loopt: Ga door naar stap 9. Als de nieuwe stuurschakelaarbedrading WEL door het stuur loopt: Haal de PVC-buis en het zwarte 6-polige Molex-pinhuis uit de draaigreepsensorset (afzonderlijk aangeschaft). Installeer de slang op ALLE draden die van de draaigreepsensor komen.
8. Steek de pinnen van de draaigreepsensor in de juiste contacten van het pinhuis, en wel als volgt: Uit de gele draadbuis, Uit de zwarte draadbuis,
a. ZWARTE draad in gat 1
b. WITTE draad in gat 2
c. RODE draad in gat 3
d. ZWARTE draad in gat 4
e. WITTE draad in gat 5
f. RODE draad in gat 6
9. Bij ALLE sets: Sluit het zwarte 6-polige Molex-pinhuis van de draaigreepsensor aan op het 6-polige zwarte contacthuis in de kuip. Alleen bij sturen waarbij de stuurschakelaarbedrading alleen DOOR het stuur loopt:FLHR/C-modellen: Positioneer de rubberen mof die in stap 7 geïnstalleerd is ter hoogte van de radio of de opslagdoos. De mof wordt bij de eindmontage in de juiste positie gebracht. FLTR-modellen: Plaats de rubberen mof die in stap 7 is geïnstalleerd zodanig dat de draden van de draaigreepsensor niet tegen de binnenkant van de koplampbehuizing kunnen schuren.
MEDEDELING
Een onjuist uitgelijnd stuur of onjuiste uitgelijnde onderdelen kunnen met de brandstoftank in contact komen als het stuur naar links of naar rechts wordt gedraaid. Daardoor kan cosmetische schade aan de brandstoftank ontstaan. (00372b)
10. Draai het voorwiel langzaam helemaal naar de rechter vorkaanslag en dan helemaal naar de linker vorkaanslag en controleer of het stuur geen contact maakt met de brandstoftank. Als het stuur contact maakt en het stuur goed is gecentreerd, verhoog dan de stuurhoek, indien nodig, totdat er voldoende speling is.
OPMERKING
De bouten van de bovenste stuurklemmen MOETEN als laatste in de onderstaande volgorde worden aangehaald om te zorgen dat de juiste klemkracht wordt verkregen.
11. Zie Afbeelding 4. Draai de bovenste klembouten van het stuur als volgt vast:
a. Draai de voorste bout links (1) aan totdat de linker stuurklem de voorkant van de linker stuurverhoger raakt.
b. Draai de voorste bout rechts (2) aan totdat de rechter stuurklem de voorkant van de rechter stuurverhoger raakt.
c. Draai de voorste bout links (3) aan tot 21,7–27,1 N·m (16–20 ft-lbs).
d. Draai de voorste bout rechts (4) aan tot 21,7–27,1 N·m (16–20 ft-lbs).
e. Draai de achterste bout rechts (5) aan tot 21,7–27,1 N·m (16–20 ft-lbs).
f. Draai de achterste bout links (6) aan tot 21,7–27,1 N·m (16–20 ft-lbs).
OPMERKING
Na het vastdraaien blijft er een kleine spleet tussen de bovenste klem en de verhogers aan de achterkant van het stuur.
12. Installeer een nieuwe (afzonderlijk verkrijgbaar) of oorspronkelijke handgreep aan het linker uiteinde van het nieuwe stuur volgens het instructieblad van de handgreep of zie LINKER HANDGREEP, INSTALLEREN in de servicehandleiding. Voor motorfietsen met EXTERNE stuurschakelaarbedrading en verwarmde handgrepen: Plaats de verwarmde handgrepen op het nieuwe stuur volgens de instructies die met de verwarmde handgrepen meegeleverd worden.
13. Pas de positie van de schakelaarbehuizing en de koppelingshendel op het stuur aan volgens het vereiste comfort van de rijder.
14. Draai eerst de bovenste en dan de onderste bouten van de koppelingshendelklem met een T-27 TORX-dopsleutel aan tot 8,1–12,2 N·m (72–108 in-lbs).
15. Draai eerst de onderste en dan de bovenste bouten van de schakelaarbehuizing met een T-25 TORX-dopsleutel aan tot 4–5,1 N·m (35–45 in-lbs).
OPMERKING
Als de stuurhandgrepen van een patroon zijn voorzien, lijn dan het patroon op de rechter handgreep uit met het patroon op de linker handgreep, waarbij de gashendel zich in de volledig gesloten stand moet bevinden.
Voor motorfietsen met EXTERNE stuurschakelaarbedrading en verwarmde handgrepen: Plaats de verwarmde handgrepen op het nieuwe stuur volgens de instructies die met de verwarmde handgrepen meegeleverd worden.
16. Zie BEDIENINGSELEMENTEN OP RECHTER STUURHELFT: INSTALLEREN in de servicehandleiding en volg de instructies voor het installeren van de nieuwe (afzonderlijk verkrijgbaar) of de oorspronkelijke rechter handgreep/gashendelmof.
17. Pas de positie van de schakelaarbehuizing en de remhendel op het stuur aan volgens het vereiste comfort van de rijder. De hoofdremcilinder moet zich in een horizontale stand bevinden.
OPMERKING
Draai de bovenste remhendelklem bout vast voordat de onderste bout wordt vastgedraaid.
18. Draai eerst de bovenste en dan de onderste klembouten van de remhendel met een T-27 TORX-dopsleutel aan tot 8,1–12,2 N·m (72–108 in-lbs).
OPMERKING
Draai de onderste schakelaarbehuizingsbout vast voordat de bovenste bout wordt vastgedraaid. Daardoor zal een eventuele spleet zich in de schakelaarbehuizing aan de voorkant bevinden, wat het mooiste resultaat oplevert.
19. Draai eerst de onderste en dan de bovenste bouten van de schakelaarbehuizing met een T-25 TORX-dopsleutel aan tot 4–5,1 N·m (35–45 in-lbs).
20. Controleer of de rechter handgreep/gashendelmof ronddraait en automatisch terugkeert en niet aan het stuur of de schakelaarbehuizing blijft vastzitten.
Eindmontage
1. Bij FLTR-modellen: Ga door naar stap 8. Bij FLHR/C-modellen: Controleer, om schade aan de remleiding te voorkomen, of de sierstrippen zich nog steeds aan de binnenranden van de koplampbehuizing bevinden. Vervang de strippen als deze ontbreken, gebarsten of beschadigd zijn.
2. Zie Afbeelding 5. Voor Noord-Amerika: Pak een stuurklemkap (D) en de twee platte kruiskopbouten (B, eerder bewaard). Voor Australië, Brazilië, Engeland, Europa en Japan: Pak een stuurklemkap (D, eerder bewaard) en twee nieuwe bouten (B, onderdeelnr. 2935A, afzonderlijk aangeschaft).
3. Plaats de kap op de flens aan de bovenkant van de koplampbehuizing. Bevestig de twee bouten (B) om de stuurklemkap aan het stuurslotmechanisme vast te maken. Voor Noord-Amerika: Draai de kruiskopbout met platte kop aan tot 1,1–2,3 N·m (10–20 in-lbs). Voor Australië, Brazilië, Engeland, Europa en Japan: Draai de speciale T-27 TORX®-bouten aan totdat de breekkop afbreekt.
4. Druk de oorspronkelijke stuurslotstickerplaat (A) op zijn plaats op de stuurkap.
5. Pak de pancilinderbout met kruiskop, moer en platte onderlegring die eerder werden verwijderd. Steek de bout (C) door het gat aan de voorkant van de stuurkap en de bovenkant van de koplampbehuizing. Bevestig de moer en platte onderlegring aan de schroefdraden, aan de binnenkant van de koplampbehuizing. Draai de bout aan tot 1,1–2,3 N·m (10–20 in-lbs).
6. Pak de sierstrip voor de koplampbehuizing en zaagvormige flensmoer die eerder werden verwijderd. Steek de haak van de sierstrip in de sleuf in de stuurkap. Steek de laspen van de sierstrip in het gat aan de bovenkant van de koplampbehuizing en maak de flensmoer aan de binnenkant van de koplampbehuizing vast. Haal de moer aan tot 1,7–2,3 N·m (15–20 in-lbs).
7. Draai de koplamp in de koplampbehuizing. Zie KOPLAMP: INSTALLEREN in de servicehandleiding. Ga na stap 9 verder.
8. Alleen bij FLTR-modellen met INTERNE stuurschakelaarbedrading: Plaats de PVC-slang zodanig op de bedrading van de draaigreepsensor (geïnstalleerd bij Installeren van het nieuwe stuur, stap 7) dat de bedrading van de draaigreepsensor niet tegen de scherpe randen aan de binnenkant van de kuip schuurt, zoals de koelvinnen van de radio (indien aanwezig) of de scherpe randen van de montagesteun van de radio of de opslagdoos.
9. Zie INSTRUMENTENHUIS: FLTR: MONTAGE in de servicehandleiding, en volg de instructies voor het installeren van het instrumentenhuis en de instrumentenring. Zie BOVENKANT VAN DE KUIP EN WINDSCHERM: FLTR: KUIP: MONTAGE in de betreffende servicehandleiding en bevestig de kuip.
Bij ALLE modellen:
WAARSCHUWING
Vervang de remleidingpakkingen. Het opnieuw gebruiken van oorspronkelijke pakkingen kan ertoe leiden dat de remmen niet meer functioneren, waardoor u de controle over de motorfiets kunt verliezen met ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00318a)
MEDEDELING
Voorkom lekkage. Zorg ervoor dat pakkingen, banjobout(en), remleiding en remklauwboring schoon en onbeschadigd zijn, voordat u met de montage begint. (00321a)
  1. Controleer de nieuwe (afzonderlijk aangeschafte) of originele remleiding(en) zorgvuldig op beschadigingen en defecten en vervang deze indien beschadigd of defect. Installeer volgens de instructies zoals beschreven in HOOFDCILINDER VAN DE VOORREM: VOORREMLEIDING, INSTALLATIE in de servicehandleiding of de instructies die bij de remleidingen worden geleverd.
  2. Ontlucht de remmen. Zie ONTLUCHTEN VAN DE HYDRAULISCHE REMMEN in de servicehandleiding.
  3. Maak de koppelingskabel vast aan de koppelingshendel of monteer een nieuwe koppelingskabel (afzonderlijk verkrijgbaar) zoals aangegeven in KOPPELINGSKABEL: INSTALLEREN in de servicehandleiding.
VEILIGHEIDSCONTROLE
WAARSCHUWING
Controleer of het stuur soepel en zonder beperkingen kan bewegen. Eventuele beperkingen kunnen ervoor zorgen dat u de controle over de motorfiets verliest, waardoor ernstig of dodelijk letsel kan ontstaan. (00371a)
  • Zorg ervoor dat draden, koppelingskabels en remleidingen niet te strak worden getrokken als het stuur geheel naar links of rechts wordt gedraaid.
WAARSCHUWING
Sluit eerst de pluskabel (+) van de accu aan. Mocht de pluskabel (+) in contact komen met massa terwijl de minkabel (-) nog is aangesloten, dan kan de accu door de vonken die dan ontstaan, exploderen, met mogelijk ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00068a)
1. Controleer of de contact-/​koplampsleutelschakelaar in de stand OFF (uit) staat. Smeer een dunne laag vaseline of corrosievertragend materiaal op beide accupolen. Raadpleeg de servicehandleiding en volg de instructies voor het opnieuw aansluiten van de accukabels (de pluskabel eerst).
WAARSCHUWING
Controleer of alle lampen en schakelaars goed werken voordat u de motorfiets gebruikt. Indien de bestuurder slecht zichtbaar is, kan dit ernstig of dodelijk letsel tot gevolg hebben. (00316a)
2. Zet de contact-/​koplampsleutelschakelaar in de stand IGNITION (ontsteking), maar start de motor niet. Controleer of elke stuurschakelaar goed werkt.
3. Draai het stuur naar de linker en rechter stuuraanslagen, om te controleren of het stuur bij elke aanslag goed functioneert.
4. Knijp de voorremhendel meerdere malen in om de werking van het remlicht te controleren.
5. Raadpleeg de servicehandleiding en volg de instructies voor het installeren van het zadel.
WAARSCHUWING
Trek het zadel na de montage even omhoog om er zeker van te zijn dat het in de positie is vergrendeld. Tijdens het rijden kan een loszittend zadel verschuiven, waardoor men de controle over de motorfiets kan verliezen met mogelijk ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00070b)
WAARSCHUWING
Controleer, voordat u de motor start, of de gashendel automatisch terugkeert naar de stationaire stand wanneer deze wordt losgelaten. Een gashendel die voorkomt dat de motor automatisch naar de stationaire stand terugkeert, kan ertoe leiden dat u de controle over de motorfiets verliest, waardoor ernstig of dodelijk letsel kan ontstaan. (00390a)
WAARSCHUWING
Na het repareren van het remsysteem dient u de remmen met lage snelheid te testen. Als de remmen niet goed functioneren kan testen bij hoge snelheden er toe leiden dat u de controle over de motorfiets kunt verliezen, met mogelijk ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00289a)
SERVICEONDERDELEN
Afbeelding 5. Serviceonderdelen, stuursets
SERVICEONDERDELEN
Tabel 1. Serviceonderdelen, stuursets
Set
Item
Beschrijving (aantal)
Onderdeelnummer
Set 56166-08
Met verlaagd bereik
1
Stuur
Niet afzonderlijk verkrijgbaar
2
Mof, rubber (alleen voor stuur met externe bedrading)
Niet afzonderlijk verkrijgbaar
3
Kabelbinder (4)
10065
Set 56180-08
Hoge pullback
1
Stuur
Niet afzonderlijk verkrijgbaar
2
Mof, rubber (alleen voor stuur met externe bedrading)
Niet afzonderlijk verkrijgbaar
3
Kabelbinder (4)
10065
Set 56941-09
FLTRSE3-stijl
1
Stuur
Niet afzonderlijk verkrijgbaar
3
Kabelbinder (4)
10065
4
Doorvoertule stuur, links (met volle flens)
11403A
5
Doorvoertule stuur, rechts (met gedeeltelijke flens)
11642
Items genoemd in de tekst, maar niet in de set inbegrepen:
A
Standaard (OE) stuurslotplaat (alleen FLHR/C-modellen)
B
Standaard (OE) platte kruiskopbouten (2, voor FLHR/C van Noord-Amerika)
TORX-breekschroeven met platte kop
(2, voor Australië, Brazilië, Verenigd Koninkrijk, Europa en Japan alleen FLHR/C-modellen)
2933
2935A
C
Standaard (OE) pancilinderbouten met kruiskop (alleen FLHR/C-modellen)
D
Standaard (OE) stuurkap (alleen FLHR/C-modellen)
E
Standaard (OE) stuurverhoger (2)
F
Standaard (OE) bovenste stuurklem
G
Standaard (OE) stuurklembout (4)
Tabel 2. Serviceonderdelen, draaigreepsensorset (onderdeelnr. 32310-08)
Item
Beschrijving (aantal)
Onderdeelnummer
1
Sensor, draaigreep (voor sturen met inwendige bedrading)
Niet afzonderlijk verkrijgbaar
2
Pinhuis, 6-polig
72188-07BK
3
Borgklem, T-vormig tapeind
73212-07
4
Kabelbinder
10006
5
PVC-buis
Niet afzonderlijk verkrijgbaar