1. | Raadpleeg de servicehandleiding en volg de instructies voor dit model motorfiets voor het verwijderen van de standaard (OE) draaigreepsensor. a. Ga naar de 6-voudige connector van de jumperdraadboom van de sensor voor de draaigreep [204] in het voertuig en haal de zwarte Molex connectorhelften van elkaar. b. Trek voorzichtig de draaigreepsensor en de draden uit het stuuruiteinde totdat het stel kleine groene connectors bloot komt te liggen. c. Opmerking: De externe borging op de kleine groene connector van de draaigreepsensor in het stuuruiteinde zal breken als u te hard aan de draaigreepsensor trekt. Als de borging gebroken is, kunnen de pin en het contact niet goed op elkaar worden vastgezet. Omdat reparatie van de pin- en contacthelft van de connector niet mogelijk is, maakt elke beschadiging de standaard (OE) draaigreepsensor
onbruikbaar. Koppel de groene contactbehuizing op de sensor los van het groene pinhuis op de jumperdraadboom in het stuuruiteinde door de borging voorzichtig met een bladschroevendraaier of vergelijkbaar gereedschap omhoog te duwen. d. Neem de draaigreepsensor van het voertuig en leg hem opzij voor mogelijk hergebruik. e. Trek de jumperdraadboom uit via de draaduitgangssleuf onder op het midden van het stuuruiteinde en leg hem opzij voor mogelijk hergebruik. |
Afbeelding 1. Koplampbehuizing, koplamp en stuurkap (FLHR-modellen) | ||||||||||||||||||||||
2. | Zie Afbeelding 1. Verwijder de flensmoer (7) aan de binnenkant van de koplampbehuizing (5) om de sierstrip (6) aan de bovenkant van de koplampbehuizing los te maken. Bewaar de moer en sierstrip voor latere montage. | |||||||||||||||||||||||
3. | Wrik de stuurslotstickerplaat (4) voorzichtig uit de standaard (OE) stuurkap (2). Verwijder de gehele kunststofplaat; verwijder de sticker echter niet van de plaat. | |||||||||||||||||||||||
4. | Voor Noord-Amerika: Verwijder en bewaar de twee platte kruiskopschroeven (8) onder de stickerplaat waarmee de stuurkap aan het stuurslot is bevestigd. Voor Australië, Brazilië, Engeland, Europa en Japan hebben de platkopschroeven (8) breekkoppen: ze kunnen niet gemakkelijk worden verwijderd. Om schroeven met breekkoppen te verwijderen: a. Gebruik een centerpons om een startgat in de opening van elke schroef te maken. b. Steek een 3 mm (1/8 in) linksom draaiend boortje in een boormachine en stel de boormachine in op 'REVERSE'. c. Plaats het boortje in het startgat en gebruik de boormachine met een lage draaisnelheid om de schroef los te schroeven. Herhaal dit voor de overgebleven schroef. Als de bovenstaande methode mislukt, gebruikt u een 5 mm (3/16 in) lang boortje om de koppen voorzichtig van de breekschroeven te boren. Gebruik een tang om de schroefschachten uit het stuurslot te schroeven. |
5. | Verwijder de kruispankopschroef (9), moer (11) en platte onderlegring (10) waarmee de voorkant van de stuurkap (2) aan de koplampbehuizing is bevestigd. Gooi de stuurkap weg, maar bewaar de schroef, moer en onderlegring. |
Afbeelding 2. Stuurklem en -verhogers (FLHR-modellen) | ||||||||||
6. | Zie Afbeelding 2. Verwijder de schroeven (1) waarmee de bovenste stuurklem (2) aan de stuurverhogers (4) is bevestigd en gooi deze weg. Gooi de klem weg. Verwijder het stuur (3) van de motorfiets. OPMERKING Noteer de volgorde van montage van de stuurverhogerbevestigingsmaterialen, als hulp voor latere montage tijdens deze installatie. | |||||||||||
7. | Verwijder de standaard (OE) stuurverhogers, en gooi deze weg. Bewaar de resterende bevestigingsmaterialen voor later gebruik. OPMERKING Verwijder de draden NIET uit de pinhuizen van de Molex-stuurschakelaarconnector aan de binnenkant van de koplampbehuizing. | |||||||||||
8. | Noteer de draadkleuren en -posities in elke holte van de contacthuizen vanaf de schakelaars. Raadpleeg het bedradingsschema en MOLEX ELEKTRISCHE CONNECTORS in de servicehandleiding. Verwijder de draden (met contactklemmen) uit de contacthuizen. | |||||||||||
9. | Bind de draadklemuiteinden van elke bron met tape vast om aparte bundels te maken. Tape elke bundel zo strak vast dat deze door het gat met de doorvoertule en gemakkelijk door het nieuwe stuur kan worden gestoken. |
1. | Zorg voor drie stukken draad, ijzerdraad of iets dergelijks, elk lang genoeg om helemaal in het stuureinde te passen, van het uiteinde van het stuuruiteinde tot de onderste, middelste draadgleuf, met nog eens 15-30 cm (6-12 in) extra zodat de draad uit de openingen steekt. a. Bevestig een klein gewicht (bijv. een losse moer of onderlegring die klein genoeg is om door de middelste draadgleuf te passen) op het uiteinde van elke draad. b. Steek het verzwaarde uiteinde van twee van de draden in het rechter stuuruiteinde en kantel het stuuruiteinde zodat de gewichten en draden door het stuur naar de onderste, middelste draadgleuf glijden. Desgewenst kunt u perslucht gebruiken om de gewichten met draad door het stuur naar de middelste draadgleuf te blazen. c. Zorg dat de niet-verzwaarde uiteinden van de draden uit het rechter stuuruiteinde blijven steken en trek de verzwaarde uiteinden via de onderste middelste draadgleuf naar buiten. Haal de gewichten van de draden. d. Vis met een pincet of vergelijkbaar gereedschap één draad naar buiten via de draadgleuf voor de schakelaars bij het rechter stuuruiteinde. Laat de tweede draad uit het uiteinde van het rechter stuuruiteinde steken. e. Herhaal stap 1b t/m 1d met de resterende draad voor het linker stuuruiteinde. Vis de draad via de draadgleuf van de schakelaars bij het linker stuuruiteinde naar buiten. | |||||||
2. | Als u dit nog niet gedaan hebt, verwijdert u nu de kunststof kabelborgklemmen waarmee beide schakelaardraadbomen aan het oorspronkelijke stuur zijn bevestigd. OPMERKING Let op de uitvoering en positie van de doorvoertules zodat ze goed in de gleuven van de schakelaardraadbomen worden geïnstalleerd nadat de draadbomen er zijn uitgetrokken. | |||||||
3. | Zie Afbeelding 6. Schuif de linker doorvoertule met volle flens (2), te beginnen met het flensuiteinde, op de draadbundel van de schakelaars aan de linkerkant en plaats de doorvoertule dicht bij het schakelaaruiteinde. Schuif de rechter doorvoertule met gedeeltelijke flens (3), te beginnen met het flensuiteinde, op de draadbundel van de schakelaars aan de rechterkant en plaats de doorvoertule dicht bij het schakelaaruiteinde, met de flens naar het midden van het stuur gericht. OPMERKING Probeer NIET de standaard (OE) draaigreepsensor opnieuw op het nieuwe stuur te gebruiken. De kleine groene connector van de standaard (OE) sensor past niet op stuuruiteinden met interne bedrading. De standaard (OE) sensor MOET worden vervangen door een nieuwe sensor (onderdeelnr. 32310-08), die afzonderlijk moet worden aangeschaft. | |||||||
4. | Pak de draaigreepsensorset (afzonderlijk aangeschaft). Gebruik tape om de draadklemmen op de uiteinden van de draden van de draaigreepsensor te bevestigen en zo een enkele geleider te verkrijgen. Omwikkel elke geleider zo strak dat hij gemakkelijk door het nieuwe stuur kan worden gestoken. | |||||||
5. | Bevestig het uiteinde van de draad van het rechter stuureindgat op de draadbundel van de draaigreepsensor. | |||||||
6. | Bevestig het uiteinde van de draad van het rechter schakelaardraadgat aan de rechter schakelaardraadbundel. | |||||||
7. | Breng een beetje vloeibare zeep, ruitenreiniger of multifunctioneel smeermiddel aan op de rechter schakelaar en draadbundels van de draaigreepsensor. | |||||||
![]() De kabels in de schakelaarbehuizingen dienen exact zoals afgebeeld te worden aangelegd. Knelpunten in de schakelaarbehuizingen kunnen tot kortsluiting of doorgesneden kabels leiden, waardoor men de controle over de motorfiets kan verliezen, wat ernstig of dodelijk letsel tot gevolg kan hebben. (00415b) | ||||||||
8. | Steek de draadbundel van de draaigreepsensor voorzichtig in het rechter uiteinde van het stuur. Zie Afbeelding 3. Leid de rechter schakelaarkabelbundel zoals afgebeeld door de schakelaarbehuizing. Steek de kabelbundel voorzichtig in het rechter schakelaarkabelgat. Trek de draadbundels door het nieuwe stuur omlaag naar het midden van het stuur en pas de indexlippen van de draaigreepsensor daarbij in de gleuven op het uiteinde van het stuur. Een van de indexlippen en de bijbehorende gleuf is kleiner dan de andere, zodat ze maar op een manier kunnen worden gemonteerd. |
Afbeelding 3. Draadverloop in de schakelaarbehuizing (rechter behuizing afgebeeld) | ||||||
![]() Trek de draden voorzichtig door het gat in het stuur om te voorkomen dat de draden worden gestript. Gestripte draden kunnen kortsluiting veroorzaken en elektrische onderdelen van de motorfiets beschadigen, waardoor u de controle over de motorfiets kunt verliezen, met ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00418b) | ||||||||
9. | Trek de met tape vastgeplakte uiteinden van de kabelbundels door het kabeluitgangsgat in het midden aan de onderkant van het stuur. | |||||||
![]() De doorvoerrubbers in beide draadholtes in het stuur moeten op hun plaats blijven zitten nadat de kabels door het stuur zijn getrokken. Bevinden de doorvoerrubbers zich niet op hun plaats, dan kunnen de kabels worden beschadigd, waardoor kortsluiting kan ontstaan met mogelijk ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00416d) | ||||||||
10. | Bevestig het uiteinde van de draad van het linker schakelaardraadgat aan de linker schakelaardraadbundel. | |||||||
11. | Breng een beetje vloeibare zeep, ruitenreiniger of multifunctioneel smeermiddel aan op de draadbundel van de linker schakelaar. | |||||||
12. | Leid de linker schakelaardraadbundel door de schakelaarbehuizing op dezelfde manier als afgebeeld in Afbeelding 3 voor de rechter bedrading. Steek de draadbundel voorzichtig in het linker schakelaardraadgat. Trek de bundel door het nieuwe stuuruiteinde naar het middel van het stuur. OPMERKING Steek de rechter doorvoertule in de gleuf in het stuuruiteinde met de flens naar het midden van het stuuruiteinde. | |||||||
13. | Zie Afbeelding 6. Plaats de schakelaarkabeldoorvoertules (2 en 3) in de schakelaarkabelgaten in het stuur. | |||||||
14. | Maak de remhendel- en koppelingshendelklemmen losjes vast aan het nieuwe stuur. | |||||||
15. | Maak de stuurschakelaarbehuizingen losjes vast aan het nieuwe stuur. | |||||||
16. | Zie Afbeelding 6 : a. Snijd het 102 mm (4 in) lange stuk van de krimpkous (4) uit de set in twee gelijke delen. b. Schuif een kousgedeelte over het uiteinde van elke schakelaarkabelbundel, die uit het middelste gat van het stuur naar buiten komt. | |||||||
17. | Verwijder de tape van de uiteinden van de draadbundels. | |||||||
18. | Controleer of er stroom loopt tussen het stuur en elke draad in de draadbundels. Is dit het geval, dan kan er sprake zijn van een kortsluiting. De draden en het verloop ervan in de schakelaarbehuizing moeten dan worden gecontroleerd. OPMERKING De krimpkous op de kabelbundels die in het midden aan de onderkant van het stuur naar buiten komen, moet worden vastgemaakt om te voorkomen dat de kabels worden beschadigd en er geen kortsluiting ontstaat bij het kabeluitgangsgat van het stuur. | |||||||
![]() Draden die midden onder het stuur naar buiten komen, moeten worden beschermd tegen slijtage. Plaats hiervoor een krimpkous bij de draaduitgangsholte van het stuur. Als de draden niet met een krimpkous worden beschermd, kan dit leiden tot kortsluiting of doorgesneden draden, waardoor men de controle over de motorfiets kan verliezen, met ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00432c) | ||||||||
19. | Plaats de krimpkous (die in stap 16 op de kabelbundels werd gemonteerd) in het midden van het kabeluitgangsgat van het stuur. |
1. | Zorg dat u een stuurverhogerset (E) hebt; deze is afzonderlijk verkrijgbaar. Zie Afbeelding 4. Plaats elke stuurverhoger met het montagegat (8) naar buiten zoals afgebeeld. Installeer de nieuwe verhogers op de bovenste balhoofdplaat met behulp van de eerder bewaarde bevestigingsmaterialen, in dezelfde volgorde die gebruikt werd bij het verwijderen. Draai de stuurverhogerbouten aan, maar nog niet helemaal vast. |
Afbeelding 4. Montage van het stuur met klemmen op stuurverhogers | ||||||||||||||||||||
2. | Centreer het nieuwe stuur (9) op de verhogers. Om ervoor te zorgen dat het stuur is gecentreerd, controleert u of de geribbelde plaatsen aan de buitenkant van elke verhoger zich op hetzelfde niveau bevinden. | |||||||||||||||||||||
3. | Plaats de nieuwe bovenste klemmen voor het stuur (in de stuurverhogerset) met de ronde 'lobben' (10) naar buiten gericht (zie afbeelding) en installeer ze losjes met nieuwe
klemschroeven en platte onderlegringen uit de set. OPMERKING De bovenste klemmen voor het stuur zijn zo vervaardigd dat er een ruimte overblijft tussen de klem en de stuurverhoger aan een kant van het stuur nadat dit is geïnstalleerd. De kant zonder deze ruimte valt aan de achterkant van het stuur op de linkerklem en de voorkant van de rechterklem wanneer de lobben naar buiten zijn gericht. | |||||||||||||||||||||
4. | Draai de schroeven van de bovenste klemmen losjes maar nog niet helemaal aan in de onderstaande volgorde: a. Draai alleen de achterste schroef (1) op de klem links losjes aan. b. Draai alleen de voorste schroef (2) op de klem rechts losjes aan. | |||||||||||||||||||||
5. | Raadpleeg de notities die u hebt gemaakt tijdens de demontagestappen, het bedradingsschema en het hoofdstuk MOLEX ELEKTRISCHE CONNECTORS in de servicehandleiding. Steek elke contactklem van de linker schakelaardraadbundel in het juiste gat van het grijze contacthuis dat eerder werd verwijderd. | |||||||||||||||||||||
6. | Steek elke contactklem van de rechter schakelaardraadbundel in het juiste gat van het zwarte contacthuis dat eerder werd verwijderd. | |||||||||||||||||||||
7. | Sluit het grijze contacthuis aan op het grijze 8-voudige pinhuis binnen in de koplampbehuizing. Sluit het zwarte contacthuis aan op het zwarte 6-voudige pinhuis binnen in de koplampbehuizing. Wanneer deze aanwezig zijn, sluit u de 3-voudige pin- en contacthuizen van de cruise-control op dezelfde manier aan. | |||||||||||||||||||||
8. | Pak de PVC-slang uit de draaigreepsensorset (afzonderlijk aangeschaft). Installeer de slang op ALLE draden die van de draaigreepsensor komen. | |||||||||||||||||||||
9. | Haal het zwarte 6-voudige Molex-pinhuis uit de draaigreepsensorset (afzonderlijk aangeschaft). Steek de pinnen van de draaigreepsensor in de juiste contacten van het pinhuis, en wel als volgt: Uit de gele draadbuis, Uit de zwarte draadbuis, a. ZWARTE draad in gat 1 b. WITTE draad in gat 2 c. RODE draad in gat 3 d. ZWARTE draad in gat 4 e. WITTE draad in gat 5 f. RODE draad in gat 6 | |||||||||||||||||||||
10. | Sluit het zwarte Molex-pinhuis van de draaigreepsensor aan op het 6-voudige zwarte contacthuis in de koplampbehuizing. Plaats de PVC-slangen die u in stap 8 hebt geïnstalleerd zodanig dat de draden van de draaigreepsensor niet in de koplampbehuizing kunnen schuren. OPMERKING Voor voertuigen met verwarmde stuurgrepen bevat de draaigreepsensorset de vereiste pin- en contacthuizen, borgringen, afdichtingen en andere artikelen die benodigd zijn voor aansluiting van de handgrepen op de handgreepsensor. Zie de aanwijzingen van de verwarmde stuurgrepen voor juiste installatie. Zie Tabel 3 voor de onderdelen van de draaigreepsensorset. | |||||||||||||||||||||
MEDEDELING Een onjuist uitgelijnd stuur of onjuiste uitgelijnde onderdelen kunnen met de brandstoftank in contact komen als het stuur naar links of naar rechts wordt gedraaid. Daardoor kan cosmetische schade aan de brandstoftank ontstaan. (00372b) | ||||||||||||||||||||||
11. | Draai het voorwiel langzaam helemaal naar de rechter vorkaanslag en dan helemaal naar de linker vorkaanslag en controleer of het stuur geen contact maakt met de brandstoftank. Als het stuur contact maakt en het stuur goed is gecentreerd, verhoog dan de stuurhoek, indien nodig, totdat er voldoende speling is. OPMERKING De schroeven van de bovenste stuurklemmen MOETEN als laatste in de onderstaande volgorde worden aangehaald om te zorgen dat de juiste klemkracht wordt verkregen. | |||||||||||||||||||||
12. | Zie Afbeelding 4. Draai de bovenste klemschroeven van het stuur als volgt vast: a. Draai de achterste schroef links (1) aan totdat de linker stuurklem de achterkant van de stuurverhoger raakt. b. Draai de voorste schroef rechts (2) aan totdat de rechter stuurklem de voorkant van de stuurverhoger raakt. c. Haal de voorste schroef links (3) aan tot 16,3–21,7 N·m (12–16 ft-lbs). d. Haal de achterste schroef rechts (4) aan tot 16,3–21,7 N·m (12–16 ft-lbs). e. Haal de achterste schroef links (5) aan tot 16,3–21,7 N·m (12–16 ft-lbs). f. Haal de voorste schroef rechts (6) aan tot 16,3–21,7 N·m (12–16 ft-lbs). OPMERKING Na het vastdraaien blijft er een kleine spleet tussen de bovenste klemmen en de verhogers linksvoor en rechtsachter op het stuur. | |||||||||||||||||||||
13. | Verwijder slechts ÉÉN van de in stap 1 gemonteerde stuurverhogerbouten. Breng twee druppels Loctite® 271 (rood) aan op de schroefdraad van iedere bout en bevestig de bout. Haal de verhogerbout aan tot 41–54 N·m (30–40 ft-lbs). Herhaal dit, één voor één, voor de overige drie bouten. | |||||||||||||||||||||
14. | Installeer een nieuwe (afzonderlijk verkrijgbaar) of de oorspronkelijke handgreep aan het linker uiteinde van het nieuwe stuur volgens het instructieblad van de handgreep of raadpleeg de instructies voor het installeren van de standaard (OE) handgreep in de servicehandleiding. | |||||||||||||||||||||
15. | Pas de positie van de schakelaarbehuizing en de koppelingshendel op het stuur aan volgens het vereiste comfort van de rijder. | |||||||||||||||||||||
16. | Haal met een T-27 TORX-dopsleutel eerst de bovenste en daarna de onderste klemschroeven van de koppelingshendel aan tot 8,1–12,2 N·m (72–108 in-lbs). | |||||||||||||||||||||
17. | Haal met een T-25 TORX-dopsleutel eerst de onderste en daarna de bovenste schroeven van de schakelaarbehuizing aan tot 4–5,1 N·m (35–45 in-lbs). OPMERKING Als de stuurhandgrepen van een patroon zijn voorzien, lijn dan het patroon op de rechter handgreep uit met het patroon op de linker handgreep, waarbij de gashendel zich in de volledig gesloten stand moet bevinden. | |||||||||||||||||||||
18. | Raadpleeg de servicehandleiding en volg de instructies voor het installeren van de nieuwe (afzonderlijk verkrijgbaar) of de oorspronkelijke rechter handgreep/gashendelmof. | |||||||||||||||||||||
19. | Pas de positie van de schakelaarbehuizing en de remhendel op het stuur aan volgens het vereiste comfort van de rijder. De hoofdremcilinder moet zich in een horizontale stand bevinden. OPMERKING Draai de bovenste remhendelklemschroef vast voordat de onderste schroef wordt vastgedraaid. | |||||||||||||||||||||
20. | Haal met een T-27 TORX-dopsleutel eerst de bovenste en daarna de onderste klemschroeven van de remhendel aan tot 8,1–12,2 N·m (72–108 in-lbs). OPMERKING Draai de onderste schakelaarbehuizingsschroef vast voordat de bovenste schroef wordt vastgedraaid. Daardoor zal een eventuele spleet zich in de schakelaarbehuizing aan de voorkant bevinden, wat het mooiste resultaat oplevert. | |||||||||||||||||||||
21. | Haal met een T-25 TORX-dopsleutel eerst de onderste en daarna de bovenste schroeven van de schakelaarbehuizing aan tot 4–5,1 N·m (35–45 in-lbs). | |||||||||||||||||||||
22. | Controleer of de rechter handgreep/gashendelmof ronddraait en automatisch terugkeert en niet aan het stuur of de schakelaarbehuizing blijft vastzitten. |
1. | Controleer, om schade aan de remleiding te voorkomen, of de sierstrippen zich nog steeds aan de binnenranden van de koplampbehuizing bevinden. Vervang de strippen als deze ontbreken, gebarsten of gebroken zijn. | |
2. | Zie Afbeelding 5. Draai de twee dopmoeren van de linkerhelft van de koplampbehuizing los (zie pijlen). Herhaal de procedure voor de rechterhelft van de koplampbehuizing. | Afbeelding 5. Dopmoeren koplampbehuizing (FLHR-modellen) |
3. | Zie Afbeelding 6. Voor Noord-Amerika: Pak een nieuwe stuurklemkap (D, afzonderlijk verkrijgbaar) en de twee platte kruiskopschroeven (B, eerder bewaard). Voor Australië, Brazilië, Engeland, Europa en Japan: Pak een nieuwe stuurklemkap (D, afzonderlijk verkrijgbaar) en twee nieuwe schroeven (B, onderdeelnr. 2935A, afzonderlijk aangeschaft). | |
4. | Zie Afbeelding 6. Plaats de kap op de flens aan de bovenkant van de koplampbehuizing. Bevestig de twee schroeven (B) om de stuurklemkap aan het stuurslotmechanisme vast te maken. Voor Noord-Amerika: Haal de platte kruiskopschroeven aan tot 1,1–2,3 N·m (10–20 in-lbs). Voor Australië, Brazilië, Engeland, Europa en Japan: Draai de speciale T-27 TORX®-schroeven aan totdat de breekkop afbreekt. | |
5. | Druk de oorspronkelijke stuurslotstickerplaat (A) op zijn plaats op de stuurkap. | |
6. | Pak de kruispankopschroef, moer en platte onderlegring die eerder werden verwijderd. Steek de schroef (C) door het gat aan de voorkant van de stuurkap en de bovenkant van de koplampbehuizing. Bevestig de moer en platte onderlegring aan de schroefdraden, aan de binnenkant van de koplampbehuizing. Haal de schroef aan tot 1,1–2,3 N·m (10–20 in-lbs). | |
7. | Pak de sierstrip voor de koplampbehuizing en zaagvormige flensmoer die eerder werden verwijderd. Steek de haak van de sierstrip in de sleuf in de stuurkap. Steek de laspen van de sierstrip in het gat aan de bovenkant van de koplampbehuizing en maak de flensmoer aan de binnenkant van de koplampbehuizing vast. Haal de moer aan tot 1,7–2,3 N·m (15–20 in-lbs). | |
8. | Draai de koplamp in de koplampbehuizing. Raadpleeg de servicehandleiding. | |
9. | Zie Afbeelding 5. Draai de twee dopmoeren van de linkerhelft van de koplampbehuizing aan tot 8,1–12,2 N·m (72–108 in-lbs). Herhaal de procedure voor de rechterhelft van de koplampbehuizing. |
1. | Controleer of de contact-/koplampsleutelschakelaar in de stand OFF (uit) staat. Smeer een dunne laag vaseline of corrosievertragend materiaal op beide accupolen. Raadpleeg de servicehandleiding en volg de instructies voor het aansluiten van de accukabels (de pluskabel eerst). | |
![]() Controleer of alle lampen en schakelaars goed werken voordat u de motorfiets gebruikt. Indien de bestuurder slecht zichtbaar is, kan dit ernstig of dodelijk letsel tot gevolg hebben. (00316a) | ||
2. | Zet de contact-/koplampsleutelschakelaar in de stand IGNITION (ontsteking), maar start de motor niet. Controleer of elke stuurschakelaar goed werkt. | |
3. | Draai het stuur naar de linker en rechter stuuraanslagen, om te controleren of het stuur bij elke aanslag goed functioneert. | |
4. | Knijp de voorremhendel meerdere malen in om de werking van het remlicht te controleren. | |
5. | Raadpleeg de servicehandleiding en volg de instructies voor het installeren van het zadel. |
Item | Beschrijving (aantal) | Onderdeelnummer |
---|---|---|
1 | Stuur | Niet afzonderlijk verkrijgbaar |
2 | Doorvoertule stuur, links (met volle flens) | 11403A |
3 | Doorvoertule stuur, rechts (met gedeeltelijke flens) | 11642 |
4 | Krimpkous | 72162-02 |
Items genoemd in de tekst, maar niet in de
stuurset inbegrepen: | ||
A | Oorspronkelijke stuurslotplaat | |
B | Standaard (OE) platte kruiskopschroeven (2, voor Noord-Amerika) TORX platkop-breekschroeven (2, voor Australië, Brazilië, Engeland, Europa en Japan) | 2933 2935A |
C | Standaard (OE) kruispankopschroef | |
D | Stuurkap (afzonderlijk verkrijgbaar) | 67893-02 |
Item | Beschrijving (aantal) | Onderdeelnummer |
---|---|---|
E | Stuurverhogerset (bevat items F t/m I) | 56789-05 |
F |
| Niet afzonderlijk verkrijgbaar |
G |
| Niet afzonderlijk verkrijgbaar |
H |
| 4816A |
I |
| 6046 |
Item | Beschrijving (aantal) | Onderdeelnummer |
---|---|---|
Items voor draaigreepsensor: | ||
1 | Sensor, draaigreep (voor sturen met inwendige bedrading) | Niet afzonderlijk verkrijgbaar |
2 | Pinhuis, 6-voudig | 72188-07BK |
3 | Borgklem, T-vormig tapeind | 73212-07 |
4 | Kabelbinder | 10006 |
5 | PVC-buis | Niet afzonderlijk verkrijgbaar |
Items uitsluitend gebruikt met verwarmde
handgrepen: | ||
6 | Contacthuis, 2-voudig | 72112-94BK |
7 | Secundaire vergrendeling, 2-voudig contacthuis | 72152-94 |
8 | Afdichtpen (plug) (2) | 72195-94 |
9 | Pinhuis, 2-voudig | 72102-94BK |
10 | Secundaire vergrendeling, 2-voudig pinhuis | 72142-94 |