1. | Schroef de spiegel los (linksom), terwijl u de borgmoer van de richtingaanwijzer onder de koppelingshendel/hoofdcilinder vasthoudt. Verwijder de spiegel en de richtingaanwijzer. Bewaar de spiegel en onderlegringen voor montage. Zet de richtingaanwijzer zodanig vast, dat deze geen belemmering vormt. | |||||||||||||||||||||||||||
2. | Draai de bouten van het koppelingshoofdcilinderdeksel los, om de druk eraf te laten. OPMERKING Veeg eventuele gemorste remvloeistof onmiddellijk op met een schone, droge en zachte doek. Veeg de betreffende plaats vervolgens af met een schone, vochtige en zachte doek (kleine plekken) of was deze af met veel zeepwater (grote plekken). Dek nabijgelegen motorfietsoppervlakken af met een beschermende polyethyleendoek om te voorkomen dat de laklaag wordt beschadigd door het weglekken of spetteren van DOT. 4-remvloeistof. | |||||||||||||||||||||||||||
![]() Contact met DOT 4-remvloeistof kan ernstige problemen met de gezondheid veroorzaken. Het niet dragen van geschikte huid- en oogbescherming kan ernstig of dodelijk letsel tot gevolg hebben.
MEDEDELING DOT 4-remvloeistof beschadigt gelakte frameoppervlakken waarmee het in contact komt. Wees altijd voorzichtig en bescherm oppervlakken tegen gemorste vloeistof wanneer aan de remmen wordt gewerkt. Het niet opvolgen van deze instructie kan cosmetische schade tot gevolg hebben. (00239c) | ||||||||||||||||||||||||||||
3. | Verwijder terwijl u een kom onder de banjoboutverbinding houdt de banjobout en tap de remvloeistof van de koppelingshoofdcilinder af in de kom. Wanneer het reservoir is afgetapt, dient u de banjobout en de koppelingsleiding te verwijderen. OPMERKING Breng het uiteinde van de koppelingsleiding onmiddellijk omhoog om verder aftappen van de leiding te voorkomen. Gebruik een kabelbinder, rubberen band of vergelijkbaar middel om de leiding, met het uiteinde omhoog, aan het stuur te bevestigen. Bewaar de banjobout. Gooi de pakkingen weg. | |||||||||||||||||||||||||||
4. | Gebruik een schone doek en veeg de remvloeistof in de overige gebieden op. | |||||||||||||||||||||||||||
5. | Raadpleeg Afbeelding 1. Verwijder de twee bouten (3) waarmee de stuurklem (1) aan de hoofdcilinder (11) is bevestigd. Houd het banjoboutgat met een wijsvinger dicht en leg de hoofdcilinder (met koppelingshendel) op een schone werkplek neer. |
Afbeelding 1. Hoofdkoppelingscilinder/reservoir | ||||||||||||||||||||||||||
MEDEDELING Laat geen vuil in het reservoir van de hoofdcilinder terechtkomen. Door vuil in het reservoir kan de werking nadelig worden beïnvloed en kan de uitrusting worden beschadigd. (00205c) | ||||||||||||||||||||||||||||
6. | Verwijder de bouten waarmee het deksel aan de hoofdcilinder/reservoir is bevestigd en verwijder het deksel en de pakking. Draai het reservoir ondersteboven op een poetslap om de resterende remvloeistof uit de hoofdkoppelingscilinder te verwijderen. OPMERKING Gebruik de juiste sluitringtang en controleer de punten van de tang op slijtage en schade. | |||||||||||||||||||||||||||
![]() Draag bij het installeren of verwijderen van sluitringen een veiligheids- of stofbril. Sluitringen kunnen uit de tang schieten en met voldoende kracht worden weggeslingerd om ernstig oogletsel te veroorzaken. (00312a) | ||||||||||||||||||||||||||||
7. | Raadpleeg Afbeelding 1. Verwijder de sluitring (10) uit de groef in de koppelingsdraaipen (7). Gooi de sluitring weg. OPMERKING Om de draaipen te verwijderen, moet u voorzichtig de koppelingshendel in de richting van de zuiger forceren (zoals bij het bedienen van de koppeling). Hierdoor wordt de druk van de zuigerveer weggenomen van de draaipen. | |||||||||||||||||||||||||||
8. | Raadpleeg Afbeelding 1. Verwijder de koppelingshendel (9) van de hoofdcilinder door de draaipen (7) aan de bovenkant eruit te schuiven. Beweeg de draaipen voorzichtig naar boven en naar buiten om deze te verwijderen. Gooi de draaipen weg. OPMERKING Het is niet noodzakelijk om de componenten uit de boring van de oude hoofdcilinder te verwijderen. De nieuwe koppelingshoofdcilinder wordt geleverd met alle interne componenten reeds gemonteerd. Wanneer u de standaard koppelingshendel opnieuw gebruikt, dient u ook de hendel met bijbehorende onderdelen te bewaren voor hergebruik. | |||||||||||||||||||||||||||
9. | Bewaar de koppelingshendel met de onderdelen gemonteerd. Gooi de koppelingshoofdcilinder weg. |
1. | Raadpleeg Afbeelding 1. Reinig het nieuwe hoofdcilinderreservoir (11), het deksel (5) en de dekselpakking (6) met gedenatureerde alcohol of DOT 4-remvloeistof. Droog het met een schone, pluisvrije doek. OPMERKING Raadpleeg Afbeelding 2. Wanneer u de koppelingshendel op de hoofdcilinder monteert, moet de boog van de buskom van de montagesteun af wijzen. Voor het uitlijnen van de hendel en het inpassen van de draaipen, moet u de zuiger voorzichtig indrukken. |
Afbeelding 2. Onderdelen koppelingshendel | ||||||
2. | Plaats de rol indien nodig met kunststof buskommen. Breng de koppelingshendel in het steungedeelte van de hoofdcilinder aan en lijn het draaipengat uit op de hendelsteungaten. Steek de draaipen er van de bovenkant in en sla deze voorzichtig vast. | |||||||
3. | Monteer de nieuwe sluitring van de draaipen in de nieuwe groef van de draaipen. Controleer of de sluitring helemaal in de groef zit. | |||||||
4. | Raadpleeg Afbeelding 7. Gebruik de hoofdcilinderklem (2) en twee bouten (1). Lijn de koppelingshendel van de hoofdcilinder uit en monteer de bouten om de eenheid op zijn plaats te houden. Haal de klembouten nu nog niet volledig aan. | |||||||
5. | Gebruik de banjobout (15) en de twee nieuwe pakkingen in de set. Monteer de koppelingsleiding aan de hoofdcilinder met pakkingen aan iedere kant van de leiding. Draai de banjobout in, maar nog niet helemaal vast. | |||||||
6. | Lijn de complete koppelingshoofdcilinder uit voor de lichaamshouding van de bestuurder. Haal de klembouten aan, te beginnen met de bovenste bevestigingsbout van de stuurklem,
. Koppel: 7,9–9 N·m (70–80 in-lbs) klembout |
Afbeelding 3. Richtingaanwijzer en spiegel | ||||||
7. | Raadpleeg Afbeelding 3. Installeer de spiegel (1) en de linker richtingaanwijzer. Draai de borgmoer (2) van de richtingaanwijzer stevig vast. |
1. | Raadpleeg Afbeelding 4. Om toegang te krijgen tot de ontluchtingsklep van de koppeling (2), dient u de drie bouten en het actuatordeksel van de koppeling te verwijderen. | |||||||||
MEDEDELING Laat geen vuil in het reservoir van de hoofdcilinder terechtkomen. Door vuil in het reservoir kan de werking nadelig worden beïnvloed en kan de uitrusting worden beschadigd. (00205c) | ||||||||||
2. | Zet de motorfiets rechtop en het stuur recht naar voren, zodat het koppelingsreservoir horizontaal staat. OPMERKING Het koppelingsvloeistofvolume stijgt naarmate de koppeling slijt. Laat het vloeistofpeil in het reservoir niet te hoog worden. |
Afbeelding 4. Koppelingsactuator met deksel verwijderd | ||||||||
![]() Contact met DOT 4-remvloeistof kan ernstige problemen met de gezondheid veroorzaken. Het niet dragen van geschikte huid- en oogbescherming kan ernstig of dodelijk letsel tot gevolg hebben.
MEDEDELING In de hydraulische koppeling wordt DOT 4 hydraulische remvloeistof gebruikt. Gebruik geen andere soorten vloeistof. Deze zijn niet compatibel en kunnen schade aan de uitrusting veroorzaken. (00353b) | ||||||||||
3. | Vul het reservoir van de koppelingshoofdcilinder met DOT 4-remvloeistof. Gebruik de oude remvloeistof niet opnieuw. Gebruik uitsluitend remvloeistof uit een afgedichte container. Het aanvangsvulniveau mag niet hoger zijn dan de indicatie FILL LEVEL (vulniveau). | |||||||||
4. | Luchtbellen uit hoofdremcilinder verwijderen: a. Pomp de koppelingshendel 5 keer. b. Trek de koppelingshendel tegen de handgreep. c. Houd de poetsdoek onder de fitting en draai de banjobout los. d. Let bij de banjofitting op luchtbellen. e. Draai de banjofitting weer aan. f. Laat de hendel los. | |||||||||
5. | Vul het reservoir tot de FILL LEVEL-markering en herhaal de vorige stap drie keer of meer totdat een constante stroom van de remvloeistof uit de banjofitting loopt en het vloeistofniveau in het reservoir op de VUL-markering staat bij een rechtopstaande motor. | |||||||||
6. | Dek de uitlaat af met een doek en plaats een bak onder de rechterzijde van de behuizing om de overtollige remvloeistof op te vangen. | |||||||||
7. | Ontlucht de koppelingsleiding en het secundaire bedieningselement: a. Pomp de koppelingshendel 5 keer. b. Trek de koppelingshendel tegen de handgreep. c. Draai de ontluchtingsschroef van de secundaire koppelingsactuator los. d. Controleer de ontluchtingsschroef op luchtbellen. e. Draai de ontluchtingsschroef vast. f. Laat de hendel los. | |||||||||
8. | Vul het reservoir tot de FILL LEVEL-markering en herhaal de vorige stap 3 keer of meer totdat een constante stroom van de remvloeistof uit de ontluchtingsschroef loopt en het vloeistofniveau in het reservoir op de FILL LEVEL-markering staat bij een rechtopstaande motor. | |||||||||
![]() Controleer of het ontluchtingsgaatje van de hoofdremcilinder niet geblokkeerd is. Als het ontluchtingsgaatje geblokkeerd is, kunnen de remmen gaan slepen of vergrendelen en kunt u de controle over de motorfiets verliezen, waardoor ernstig of dodelijk letsel kan ontstaan. (00317a) | ||||||||||
9. | Controleer de juiste werking van de overdrukpoort van de koppelingshoofdremcilinder. Bedien de koppelingshendel. Als alle interne componenten goed werken, zal er een klein beetje vloeistof door het vloeistofoppervlak in het reservoir omhoogkomen. | |||||||||
10. | Draai de banjobout van het reservoir vast. Koppel: 23–31 N·m (17–23 ft-lbs) banjobout | |||||||||
11. | Monteer het deksel met pakking op het hoofdcilinderreservoir zodat de dikkere kant zich boven de fitting van de koppelingsleiding bevindt. Bevestig de twee bouten van het deksel en haal deze aan tot
. Koppel: 0,7–0,9 N·m (6–8 in-lbs) bouten van het deksel OPMERKING Op het kijkglas kan de bestuurder het remvloeistofpeil controleren zonder het hoofdcilinderdeksel van de koppeling te verwijderen. Zorg ervoor dat het remvloeistofniveau niet onder het minimumniveau zakt dat is aangegeven door het kijkglas. | |||||||||
12. | Draai de bevestigingsmiddelen van de secundaire koppelingsactuator vast: a. Ontluchtingsschroef tot 9–11 N·m (80–100 in-lbs). b. Bevestigingsmiddelen van het deksel van de secundaire koppelingsactuator tot 6–10 N·m (53–88 in-lbs). |
1. | Tap de voorste hoofdremcilinder af. a. Open de doppen van de ontluchtingsnippels van elke voorremklauw. b. Plaats het ene uiteinde van een stuk transparante kunststofslang over de ontluchtingsklep van elke remklauw en het andere uiteinde in een geschikte opvangbak. c. Open de ontluchtingskleppen ongeveer driekwart slag. Knijp de voorremhendels een paar keer in om de remvloeistof uit het reservoir af te tappen. d. Sluit de ontluchtingskleppen. |
Afbeelding 5. Bescherm de remlichtschakelaar | ||||||
2. | Verwijder de spiegel en voorste richtingaanwijzer van de remhendelsteun. | |||||||
3. | Reinig de plaats rondom de banjobout bij de voorste hoofdremcilinder. Verwijder de banjobout en de twee koperen pakkingen om de remleidingfitting los te koppelen van de hoofdcilinder. Gooi de pakkingen weg, maar bewaar de banjobout. OPMERKING Daarvoor kunt u een stukje golfkarton of het oog van een normale kabelbinder gebruiken. Raadpleeg Afbeelding 5. | |||||||
MEDEDELING Verwijder of installeer de hoofdcilinder pas nadat u een 4 mm (5/32 in) dik inzetstuk tussen de remhendel en de hendelsteun hebt geplaatst. Als u de hoofdcilinder zonder het inzetstuk verwijdert of installeert, kunnen de rubberen hoes en de plunjer van de voorste remlichtschakelaar worden beschadigd. (00324a) | ||||||||
4. | Plaats een 4 mm (5/32 in) dik inzetstuk tussen de remhendel en de hendelsteun. | |||||||
5. | Raadpleeg Afbeelding 7. Gebruik een T-27 TORX®-dopsleutel om de twee schroeven (1) met platte onderlegringen (1A), waarmee de stuurklem (2A) aan de hoofdcilinderbehuizing (3) is bevestigd, te verwijderen. Gooi deze weg. Verwijder de remhendel/hoofdcilinder en de klem van het stuur. |
1. | Pak de eerder verwijderde, standaard (OE) remhendel of een nieuwe hendel (afzonderlijk aangeschaft). Breng een kleine hoeveelheid GM-40M vet (H-D onderdeelnr. 42820-04) aan op de plaats waar de klepstoterstang van de hoofdcilinder tegen de remhendel aan ligt. Breng GEEN vet aan op het contactoppervlak van de remlichtschakelaar van de hendel. Lijn het gat in de remhendel uit met het gat in de nieuwe hoofdcilindersteun. Schuif vanaf de bovenkant de nieuwe draaipen (afzonderlijk aangeschaft) door de steun en de hendel. Controleer of de klepstoterstang goed op de hendel zit. | |||||||||
![]() Draag bij het installeren of verwijderen van sluitringen een veiligheids- of stofbril. Sluitringen kunnen uit de tang schieten en met voldoende kracht worden weggeslingerd om ernstig oogletsel te veroorzaken. (00312a) | ||||||||||
2. | Plaats de nieuwe sluitring (afzonderlijk aangeschaft) in de groef van de draaipen. Controleer of de sluitring helemaal in de groef zit. OPMERKING Daarvoor kunt u een stukje golfkarton of het oog van een normale kabelbinder gebruiken. Raadpleeg Afbeelding 5 | |||||||||
MEDEDELING Verwijder of installeer de hoofdcilinder pas nadat u een 4 mm (5/32 in) dik inzetstuk tussen de remhendel en de hendelsteun hebt geplaatst. Als u de hoofdcilinder zonder het inzetstuk verwijdert of installeert, kunnen de rubberen hoes en de plunjer van de voorste remlichtschakelaar worden beschadigd. (00324a) | ||||||||||
3. | Plaats een 4 mm (5/32 in) dik inzetstuk tussen de remhendel en de hendelsteun. |
Afbeelding 6. Remhendelsteun aan de schakelaarbehuizing | ||||||||
4. | Raadpleeg Afbeelding 6. Plaats de remhendel/hoofdcilinder aan de binnenkant van de schakelaarbehuizing (4), waarbij het lipje (1) van de onderste schakelaarbehuizing in de groef (3) aan de bovenkant van de remhendelsteun (2) vastklikt. | |||||||||
5. | Raadpleeg Afbeelding 7. Pak de nieuwe schroeven (1) en platte onderlegringen (1A) uit de set. Plaats een onderlegring op de schroefdraad van elke bout. Lijn de gaten in de nieuwe stuurklem uit met de gaten in de hoofdcilinderbehuizing en draai de twee schroeven gedeeltelijk in de schroefdraadgaten vast. | |||||||||
6. | Pas de positie van de remhendel op het stuur aan volgens het vereiste comfort en de gewenste rijhouding van de rijder. Gebruik een T27 TORX-dopsleutel om de bouten aan te draaien
, te beginnen met de bovenste bout. Koppel: 7,9–9 N·m (70–80 in-lbs) TORX-bout | |||||||||
MEDEDELING Voorkom lekkage. Zorg ervoor dat de pakkingen, banjobout(en) en remleiding schoon en onbeschadigd zijn voordat u deze monteert. (00323a) | ||||||||||
7. | Raadpleeg Afbeelding 1. Plaats nieuwe koperen pakkingen (12) aan beide zijden van
de remleidingfitting. Steek de nieuwe banjobout (13) door de pakkingen en de fitting. Schroef de bout in de
hoofdcilinderbehuizing en draai deze vast. Koppel: 17–20 N·m (13–15 ft-lbs) zeskantbout | |||||||||
8. | Verwijder het inzetstuk van de remhendel. Raadpleeg Afbeelding 5. |
9. | Vul het hoofdcilinderreservoir met DOT 4 HYDRAULISCHE REMVLOEISTOF totdat het vloeistofpeil het MAX-niveau bereikt aan de binnenkant van het reservoir. Gebruik de oude remvloeistof niet opnieuw. Gebruik alleen DOT 4-vloeistof uit een afgedichte houder. | |
![]() Controleer of het ontluchtingsgaatje van de hoofdremcilinder niet geblokkeerd is. Als het ontluchtingsgaatje geblokkeerd is, kunnen de remmen gaan slepen of vergrendelen en kunt u de controle over de motorfiets verliezen, waardoor ernstig of dodelijk letsel kan ontstaan. (00317a) | ||
10. | Controleer de juiste werking van het ontluchtingsgaatje van de hoofdremcilinder. Knijp de remhendel in. Als alle interne componenten goed werken, zal er een klein beetje vloeistof door het vloeistofoppervlak in het reservoir omhoogkomen. | |
11. | Knijp de voorremhendels een paar keer in om hydraulische druk op te bouwen. | |
12. | Terwijl u de hendel ingeknepen houdt, opent u de rechter ontluchtingsklep ongeveer driekwart slag. Nu zal er remvloeistof van de ontluchtingsklep door de slang stromen. Sluit de ontluchtingsklep zodra u drukverlies waarneemt. Laat de remhendel langzaam terugkeren naar zijn vrije stand. OPMERKING Controleer zorgvuldig het vloeistofpeil in het reservoir van de hoofdcilinder tijdens de ontluchtingsprocedure. Om te voorkomen dat lucht in de remleidingen wordt gezogen, moet het reservoir altijd met vloeistof worden bijgevuld voordat het helemaal leeg raakt. | |
13. | Herhaal stap 5 en 6 totdat alle luchtbellen zijn verdwenen en er alleen nog vloeistof uit de ontluchtingsopening komt. | |
14. | Draai ten slotte de rechter ontluchtingsklep vast. Koppel: 9–11,3 N·m (80–100 in-lbs) zeskantmoer | |
15. | Plaats de dop van de ontluchtingsklep. | |
16. | Indien u dit eerder hebt verwijderd, plaatst u het ene uiteinde van een stuk transparante kunststofslang over de linker ontluchtingsklep van de remklauw en het andere uiteinde in een geschikte opvangbak. Vul het hoofdcilinderreservoir met remvloeistof totdat het vloeistofpeil het MAX-niveau bereikt aan de binnenkant van het reservoir. Herhaal stap 5 t/m 8 voor de linker remleiding. | |
17. | Vul het hoofdcilinderreservoir met remvloeistof volgens de instructies in de servicehandleiding. OPMERKING Controleer voordat u het hoofdremcilinderdeksel monteert, of de dekselpakkingbalg niet is uitgezet. Als de balg is uitgezet, zal tijdens de montage remvloeistof uit het reservoir spuiten, waardoor de laklaag kan worden beschadigd. | |
18. | Let erop dat de vorm van het hoofdcilinderdeksel aan een kant dunner is dan aan de andere kant. Monteer het deksel (met ingedrukte pakking) op het hoofdcilinderreservoir
zodat de dunnere kant zich boven de fitting van de remleiding bevindt. Bevestig het deksel met twee kruiskopbouten aan het reservoir. Draai de bouten vast. Koppel: 0,8–1,2 N·m (7–11 in-lbs) Kruiskopbout OPMERKING Op het kijkglas kan de bestuurder het remvloeistofpeil controleren zonder het hoofdcilinderdeksel te verwijderen. Als de hoofdcilinder horizontaal staat en het reservoir vol is, is het kijkglas donker. Als het vloeistofpeil daalt, zal er een luchtbel in het kijkglas verschijnen, zodat de bestuurder dit gemakkelijk kan vaststellen. | |
19. | Zet de contact-/koplampsleutelschakelaar in de stand IGNITION (ontsteking), maar start de motor niet. Knijp de voorremhendel in om de werking van het remlicht te controleren. | |
20. | Controleer of de koppelingshendel goed werkt. Indien nodig, zie AFSTELLEN VAN DE KOPPELING in de servicehandleiding. | |
![]() Na het repareren van het remsysteem dient u de remmen met lage snelheid te testen. Als de remmen niet goed functioneren kan testen bij hoge snelheden er toe leiden dat u de controle over de motorfiets kunt verliezen, met mogelijk ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00289a) | ||
21. | Maak een proefrit met de motorfiets. Als de rem sponsachtig aanvoelt, herhaal dan de ontluchtingsprocedure. |
1. | Vervang de linker zijafdekking en monteer de MAXI-zekering en de rechter zijafdekking. | |
2. | Sluit en vergrendel de zadel. | |
MEDEDELING Let er bij het sluiten van het zadel op dat de contactsleutel in de stand BRANDSTOF staat. Indien het contact in een andere stand staat, kan het vergrendelingsmechanisme van het zadel beschadigd raken. (00196a) | ||
3. | Zet de contact-/koplampsleutelschakelaar in de stand IGN (ontsteking) en trek de voorremhendel aan om de werking van het remlicht te controleren. | |
![]() Zorg ervoor dat er bij het verversen van vloeistof of smeermiddel niets op de banden, wielen of remmen wordt gemorst. De grip op de weg kan hierdoor negatief worden beïnvloed, met mogelijk verlies van controle over de motor en ernstig of dodelijk letsel als gevolg. (00047d) ![]() Na het repareren van het remsysteem dient u de remmen met lage snelheid te testen. Als de remmen niet goed functioneren kan testen bij hoge snelheden er toe leiden dat u de controle over de motorfiets kunt verliezen, met mogelijk ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00289a) | ||
4. | Maak een proefrit met de motorfiets. a. Als de rem sponzig aanvoelt, herhaalt u de ontluchtingsprocedure voor de voorrem. b. Als de koppeling sleept of de transmissie zwaar schakelt, herhaalt u de ontluchtingsprocedure voor de koppeling. |
Item | Beschrijving (aantal) | Onderdeelnummer | Item | Beschrijving (aantal) | Onderdeelnummer | |
---|---|---|---|---|---|---|
1 1A | Bout, stuurklem Onderlegring (4) | 4293 6099 | 13 | Draaipen, koppeling | 45032-82 | |
2 2A | Klem, stuur, koppeling en rem | 42119-08 | 14 | Boutset, koppelingsdeksel | 3089 | |
3 | Hoofdcilinderbehuizing, rem (verchroomd) | Niet afzonderlijk verkrijgbaar | 15 | Banjobout (2) | 42010-06A | |
4 | Pakking, rem | Niet afzonderlijk verkrijgbaar | 16 | Deksel, rem | 42116-06A | |
5 | Deksel, rem | Niet afzonderlijk verkrijgbaar | 17 | Deksel, koppeling | 36700094 | |
6 | Boutset, remdeksel | 42882-06 | 18 | Sluitring | 11143 | |
7 | Sticker | 42856-06 | Onderdelen genoemd in de tekst, maar niet bij de set inbegrepen: | |||
8 | Hoofdcilinderbehuizing, koppeling (verchroomd) | Niet afzonderlijk verkrijgbaar | A | Hendel, rem | ||
9 | Pakking, koppelingsafdekking | Niet afzonderlijk verkrijgbaar | B | Rol | ||
10 | Deksel, koppeling | Niet afzonderlijk verkrijgbaar | C | Hendel, koppeling | ||
11 | Sluitring | 11615 | D | Buskom | ||
12 | Draaipenset, rem (inclusief item 11) | 42105-06A | E | Bus |