1. | Als de passagierstreeplank momenteel in de bovenste of onderste stand zijn gemonteerd, moeten deze naar de middelste stand worden verplaatst: a. Verwijder de onderste inbusborstbout en de bovenste inbusbout en borgring waarmee de beugel van de treeplank aan het motorfietsframe is bevestigd. b. Verwijder de plastic pluggen uit de gaten in het frame die zijn bedoeld voor de montage van de beugel van de treeplank. Steek de pluggen in de gaten waarin u de treeplank niet gaat monteren. c. Als u de borstbout en inbusbout opnieuw gebruikt, brengt u een dot Loctite 243 (blauw) helemaal rondom het schroefdraad van beide bouten. Monteer de beugel in de middelste stand. d. Haal de onderste borstbout aan tot 5,4–8,1 N·m (48–72 in-lbs). e. Schuif de treeplankbeugel naar de middelste stand. Haal de bovenste bout (en borgring) aan tot 48,8–56,9 N·m (36–42 ft-lbs). f. Herhaal dit voor de tegenoverliggende kant. OPMERKING De instelbare armen en onderste klemmen zijn bedoeld voor één bepaalde zijde. Beide onderdelen zijn gemarkeerd met 'LH' (links) of 'RH' (rechts) om hun montagepositie op de motorfiets aan te geven. | |
2. | Zie Afbeelding 1. Haal de onderste klem (2) los van de bovenste klem (B) van de instelbare arm (1). | |
3. | Monteer als volgt de instelbare extra passagierstreeplankdragers: a. Plaats het aanslagblokje (3) op het blokje van de steun (F) van de onderste klem. b. Plaats de onderste klem rond de onderzijde van de passagierstreeplankdrager (C). c. Steek de rib (G) van de onderste klem in de sleuf (D) in de onderzijde van de passagierstreeplankdrager. d. Schuif de onderste klem in de richting van de motorfiets totdat de bus (H) op de onderste klem de rib (E) op de onderzijde van de passagierstreeplankdrager raakt. e. Schuif de onderste klem omhoog en houd deze op zijn plek. Plaats de bovenste klem over de passagierstreeplankdrager en duw de klem omlaag. OPMERKING Voor de rechterzijde steekt u één korte bout (5) in het enige gat aan de voorzijde van de passagierstreeplankdrager, en twee lange bouten (4) in de gaten aan de achterzijde. Voor de linkerzijde gebruikt u drie korte bouten (5). | |
4. | Plaats de onderste klem op de bovenste klem met de bouten en borgringen (6) zoals afgebeeld, maar haal de bouten niet volledig aan. | |
5. | Haal de bouten (4 en 5) om de beurt aan tot 20,3–24,4 N·m (15–18 ft-lbs), waarbij u de ruimte tussen de bovenste en onderste klemmen gelijk houdt. Haal de bouten NIET te strak aan. | |
6. | Beweeg de gemonteerde treeplankdrager heen en weer om te controleren of deze stevig vastzit en controleer vervolgens om de beurt of de bouten goed vastzitten. | |
7. | Herhaal stap 2 t/m 6 voor de overgebleven instelbare treeplankdrager aan de tegenoverliggende kant van de motorfiets. | |
8. | Raadpleeg de lijst met sets instelbare passagierstreeplanken in de catalogus of op de website voor passende treeplankaccessoires voor deze set. Voor de juiste montage van deze set moeten er passagierstreeplanken zijn gemonteerd. Alle H-D Genuine Motor Accessory-treeplanken met een taps toelopende montageas kunnen op deze instelbare treeplankdragers worden gemonteerd. H-D-treeplanken maken gebruik van een lange taps toelopende drager of een korte taps toelopende drager. Als de gekozen treeplank gebruikmaakt van de lange taps toelopende drager, bevestigt u eerst het treeplankverlengstuk (7) en haalt u dit aan tot 23 N·m (17 ft-lbs). Schuif voor de lange of korte taps toelopende drager de treeplank op de as en draai de treeplank in de gewenste richting. Raadpleeg het instructieblad voor de treeplank voor het juiste aanhaalmoment. |
Item | Beschrijving (aantal) | Onderdeelnummer |
---|---|---|
1 | Arm, instelbare treeplank
| Niet afzonderlijk verkrijgbaar |
2 | Onderste klem, rechts (afgebeeld) Onderste klem, links (niet afgebeeld) | Niet afzonderlijk verkrijgbaar |
3 | Aanslagblokje (2) | 54191-10 |
4 | Bout, lang (2) | 2253 |
5 | Bout, kort (4) | 2252 |
6 | Borgring, gespleten (6) | 7042 |
7 | Adapter, treeplank (2) | 54279-10 |
Items genoemd in de tekst, maar niet in de set inbegrepen. | ||
A | De passagierstreeplank moet in de middelste stand staan | |
B | Bovenste klem | |
C | Treeplankdrager | |
D | Sleuf in de onderzijde van de treeplankdrager | |
E | Rib op de onderzijde van de treeplankdrager | |
F | Blokje aan de onderste klem | |
G | Rib op de onderste klem | |
H | Bus van de onderste klem | |
I | Knop op de verschuifbare bout | |
J | Onderaanzicht van de treeplank |