FLTR FAT MINI-APE-STUUR
J053892011-04-15
ALGEMEEN
Setnummer
55800094
Modellen
Voor modelgerelateerde informatie, raadpleegt u de P&A-catalogus of het gedeelte Parts and Accessories (onderdelen en accessoires) op www.harley-davidson.com (alleen Engelstalig).
Vereiste aanvullende onderdelen
De afzonderlijke aanschaf en installatie van aanvullende onderdelen of accessoires kan nodig zijn voor de juiste montage van deze set op uw model motorfiets. Raadpleeg de P&A-catalogus of het gedeelte Parts and Accessories (onderdelen en accessoires) op www.harley-davidson.com (alleen Engelstalig) voor een lijst met alle benodigde onderdelen of accessoires voor uw model.
WAARSCHUWING
De veiligheid van de berijder en de passagier is afhankelijk van de correcte montage van deze set. Volg de juiste stappen uit de servicehandleiding. Als u niet zeker weet of u de procedure correct kunt uitvoeren of als u niet beschikt over het juiste gereedschap, laat de installatie dan over aan een Harley-Davidson-dealer. Incorrecte montage van deze set kan ernstig of dodelijk letsel tot gevolg hebben. (00333b)
OPMERKING
In dit instructieblad wordt verwezen naar informatie in de servicehandleiding. Voor deze installatie is een servicehandleiding voor uw model motorfiets vereist. Deze is verkrijgbaar bij een Harley-Davidson-dealer.
Setinhoud
INSTALLEREN
Voorbereiding
WAARSCHUWING
Om te voorkomen dat de motorfiets per ongeluk start, met ernstig of dodelijk letsel tot gevolg, moet eerst de hoofdzekering worden verwijderd. (00251b)
  1. Raadpleeg de servicehandleiding en verwijder de hoofdzekering.
  2. Raadpleeg de servicehandleiding en verwijder de (buitenste) kuip alsmede het instrumentenhuis en de instrumentenring.
  3. Raadpleeg de servicehandleiding en verwijder het contactslot en de contactslotplaat.
Verwijderen van het stuur
OPMERKING
Bedek het voorspatbord en de brandstoftank met schone werkplaatsdoeken om krassen te voorkomen. Anders kan de laklaag worden beschadigd.
  1. Raadpleeg de servicehandleiding en verwijder de hoofdcilinder van de voorrem en de koppelingshendel van het stuur en leg deze weg.
  2. Raadpleeg de servicehandleiding en maak de koppelingskabel los van de koppelingshendel.
  3. Raadpleeg de servicehandleiding en maak de koppelingskabel los van de zijafdekking. Verwijder de kabel van het voertuig.
  4. Zie MOLEX ELEKTRISCHE CONNECTORS in de servicehandleiding. Maak de kabels van de bedieningselementen op het stuur los.
  5. Trek de kabels van de bedieningselementen op het stuur uit de grijze 16-polige en zwarte 12-polige hoofdkabelboomconnectors aan de binnenkant van het koplamphuis.
  6. OPMERKING
    Verwijder de draden NIET uit de connectorpinhuizen van de Molex-stuurschakelaarconnector aan de binnenkant van de koplampbehuizing.
  7. Noteer de draadkleuren en -posities in elke holte van de contacthuizen vanaf de schakelaars. Raadpleeg het bedradingsschema en MOLEX ELEKTRISCHE CONNECTORS in de servicehandleiding. Verwijder de draden (met contactklemmen) uit de contacthuizen.
  8. Raadpleeg de servicehandleiding. Verwijder de rechter schakelaarbehuizing en de draadboom.
  9. Zie de servicehandleiding voor het verwijderen van de linker schakelaarbehuizing en de draadboom.
  10. Als de kunststof draadborgklemmen waarmee beide schakelaardraadbomen aan het stuur zijn bevestigd nog steeds op de draadbomen of stuureinden zijn bevestigd, haalt u ze los en gooit u ze weg.
  11. Als de linker handgreep niet aan het stuur is vastgelijmd: Verwijder de einddop, indien aanwezig, van de handgreep. Verwijder de handgreep en leg deze weg om later aan het nieuwe stuur te bevestigen.
  12. Verwijder de einddop, indien aanwezig, van de huidige rechter handgreep. Verwijder de handgreep van het stuur.
OPMERKING
De draaigreepsensor aan de rechterkant van het stuur heeft een afsluitdop die de elektroden aan de binnenkant beschermt tegen vuil en vocht en verder dient als borgmechanisme voor de gashendel.
Om de hendel te verwijderen, kan het nodig zijn om met een lichte ruk de indexpinnen uit het contact in de afsluitdop te trekken.
Als de gasgreep WEL wordt vervangen: Gooi de gashendel weg en ga naar stap 11.
Als de gasgreep NIET wordt vervangen: Controleer tijdens het verwijderen van de hendel of de afsluitdop zich in het uiteinde van de draaigreepsensor bevindt.
  • Als de afsluitdop op de sensor is bevestigd, ga naar stap 11.
  • Als de afsluitdop nog steeds is bevestigd op de indexpennen in de gasgreep, gebruikt u een stijf stuk draad om de afsluitdop te grijpen en hem van de indexpennen te trekken.
De standaard (OE) draaigreepsensor MOET door een nieuwe sensor worden vervangen. Als u de standaard (OE) sensor voorzichtig verwijdert, kunt u hem mogelijk later opnieuw gebruiken.
  1. Zie DRAAIGREEPSENSOR: VERWIJDEREN in de servicehandleiding en volg de instructies voor uw model motorfiets voor het verwijderen van de standaard (OE) draaigreepsensor.
    1. Ga naar de 6-polige connector van de jumperdraadboom van de sensor voor de draaigreep [204] in het voertuig en haal de zwarte Molex connectorhelften van elkaar.
    2. Trek voorzichtig de draaigreepsensor en de draden uit het stuuruiteinde totdat het stel kleine groene connectors bloot komt te liggen.
    3. Opmerking: De externe borging op de kleine groene connector van de draaigreepsensor in het stuuruiteinde zal breken als u te hard aan de draaigreepsensor trekt. Als de sluiting gebroken is, kunnen de pin en het contact niet goed op elkaar worden vastgezet. Omdat reparatie van de pin- en contacthuizen niet mogelijk is, maakt elke beschadiging de standaard (OE) draaigreepsensor of bedrading onbruikbaar. Koppel de groene contactbehuizing op de sensor los van het groene pinhuis op de jumperdraadboom in het stuuruiteinde door de borging voorzichtig met een bladschroevendraaier of vergelijkbaar gereedschap omhoog te duwen.
    4. Neem de draaigreepsensor van het voertuig en leg hem opzij voor eventueel later gebruik.
    5. Trek de jumperdraadboom uit via de draaduitgangssleuf onder op het midden van het stuuruiteinde en leg hem opzij voor eventueel later gebruik.
  2. Zie Afbeelding 1. Verwijder de bouten (1) waarmee de bovenste stuurklem (2) aan de stuurverhogers (4) is bevestigd en gooi deze weg. Verwijder de klem en gooi deze weg. Verwijder het stuur (3) van de motorfiets.
  3. Verwijder stuurverhogers (4), stuurverhogerbouten (5), bolle onderlegringen (6), afstandsbussen (7), rubberen bussen (8) en massaverbinding (9). Bewaar de stuurverhogerbouten en bolle onderlegringen voor de latere installatie.
1Klembout (4)
2Bovenste klem
3Stuur
4Stuurverhoger (2)
5Montagebout stuurverhoger (2)
6Bolle onderlegring (4)
7Afstandsstuk (2)
8Stuurbus (4)
9Massaverbinding
Afbeelding 1. Stuurklem en stuurverhogers
Nieuwe stuurdraden
OPMERKING
Stuurset 56036-08 MOET worden gemonteerd met INWENDIGE STUURSCHAKELAARBEDRADING.
  1. Zorg voor drie stukken draad, ijzerdraad of vergelijkbaar, elk lang genoeg om helemaal in het stuureinde te passen, van het uiteinde van het stuuruiteinde tot de onderste, middelste draadgleuf, met nog eens 15-30 cm (6-12 in) extra zodat de draad uit de openingen steekt.
    1. Bevestig een klein gewicht (bijv. een losse moer of onderlegring die klein genoeg is om door de middelste draadgleuf te passen) op het uiteinde van elke draad.
    2. Steek het verzwaarde uiteinde van twee van de draden in het rechter stuuruiteinde (met de draaigreepsensortanden) en kantel het stuuruiteinde zodanig dat de gewichten en draden door het stuur naar de onderste, middelste draadgleuf glijden. Desgewenst kunt u perslucht gebruiken om de gewichten met draad door het stuur naar de middelste draadgleuf te blazen.
    3. Zorg dat de niet-verzwaarde uiteinden van de draden uit het rechter stuuruiteinde blijven steken en trek de verzwaarde uiteinden via de onderste middelste draadgleuf naar buiten. Haal de gewichten van de draden.
    4. Vis met een pincet of vergelijkbaar gereedschap één draad naar buiten via de draadgleuf voor de schakelaars bij het rechter stuuruiteinde. Laat de tweede draad uit het uiteinde van het rechter stuuruiteinde steken.
    5. Herhaal stap 1b t/m 1c met de resterende draad voor het linker stuuruiteinde. Vis de draad via de draadgleuf van de schakelaars bij het linker stuuruiteinde naar buiten.
  2. Als u dit nog niet gedaan hebt, verwijdert u nu de kunststof kabelborgklemmen waarmee beide schakelaardraadbomen aan het oorspronkelijke stuur zijn bevestigd.
  3. Bind de draadklemuiteinden van elke bron met tape vast om aparte bundels te maken. Omwikkel elke bundel strak genoeg zodat de bedrading gemakkelijk door de opening bij de stuurschakelaarlocatie en door het nieuwe stuur gevoerd kan worden.
  4. Zie Afbeelding 4. Schuif een doorvoertule (8) op elke schakelaardraadbundel.
OPMERKING
Probeer NIET de standaard (OE) draaigreepsensor op het nieuwe stuur te gebruiken. De kleine groene connector van de standaard (OE) sensor past niet op stuuruiteinden met inwendige bedrading van de stuurschakelaar. De standaard (OE) sensor MOET worden vervangen door een nieuwe sensor (onderdeelnr. 32310-08), die afzonderlijk moet worden aangeschaft.
1. Pak de draaigreepsensorset (afzonderlijk aangeschaft). Gebruik tape om de draadklemmen op de uiteinden van de draden van de draaigreepsensor te bevestigen en zo een enkele geleider te verkrijgen. Omwikkel elke geleider zo strak dat hij gemakkelijk door het nieuwe stuur kan worden gestoken.
2. Bevestig het uiteinde van de draad van het rechter stuureindgat op de draadbundel van de draaigreepsensor.
3. Bevestig of tape het uiteinde van de draad van het rechter schakelaardraadgat aan de rechter schakelaardraadbundel.
4. Breng een beetje vloeibare zeep, ruitenreiniger of multifunctioneel smeermiddel zoals WD-40®, aan op de rechter schakelaar en draadbundels van de draaigreepsensor.
1Bout van de bovenste schakelaarbehuizing
2Bout van de onderste schakelaarbehuizing
3Knelpunten
Afbeelding 2. Draadverloop in de schakelaarbehuizing (rechter behuizing afgebeeld)
WAARSCHUWING
De kabels in de schakelaarbehuizingen dienen exact zoals afgebeeld te worden aangelegd. Knelpunten in de schakelaarbehuizingen kunnen tot kortsluiting of doorgesneden kabels leiden, waardoor men de controle over de motorfiets kan verliezen, wat ernstig of dodelijk letsel tot gevolg kan hebben. (00415b)
5. Steek de draadbundel van de draaigreepsensor voorzichtig in het rechter uiteinde van het stuur. Zie Afbeelding 2. Leid de rechter schakelaardraadbundel zoals afgebeeld door de schakelaarbehuizing. Steek de kabelbundel voorzichtig in het rechter schakelaarkabelgat. Trek de draadbundels door het nieuwe stuur omlaag naar het midden van het stuur en pas de indexlippen van de draaigreepsensor daarbij in de gleuven op het uiteinde van het stuur. Een van de indexlippen en de bijbehorende gleuf is kleiner dan de andere, zodat ze maar op een manier kunnen worden gemonteerd.
WAARSCHUWING
Trek de draden voorzichtig door het gat in het stuur om te voorkomen dat de draden worden gestript. Gestripte draden kunnen kortsluiting veroorzaken en elektrische onderdelen van de motorfiets beschadigen, waardoor u de controle over de motorfiets kunt verliezen, met ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00418b)
6. Trek de met tape vastgeplakte uiteinden van de kabelbundels door het kabeluitgangsgat in het midden aan de onderkant van het stuur.
WAARSCHUWING
De doorvoerrubbers in beide draadholtes in het stuur moeten op hun plaats blijven zitten nadat de kabels door het stuur zijn getrokken. Bevinden de doorvoerrubbers zich niet op hun plaats, dan kunnen de kabels worden beschadigd, waardoor kortsluiting kan ontstaan met mogelijk ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00416d)
  1. Bevestig het uiteinde van de draad van het linker schakelaardraadgat aan de linker schakelaardraadbundel.
  2. Breng indien nodig een beetje vloeibare zeep, ruitenreiniger of multifunctioneel smeermiddel, zoals WD-40®, aan op de linker schakelaardraadbundel.
  3. Leid de linker schakelaardraadbundel door de schakelaarbehuizing op dezelfde manier als afgebeeld in Afbeelding 2 voor de rechter bedrading. Steek de draadbundel voorzichtig in het linker schakelaardraadgat. Trek de bundel door het nieuwe stuuruiteinde naar het middel van het stuur.
  1. Plaats de schakelaardraaddoorvoertules in de schakelaardraadgaten in het stuur.
  2. Maak de remhendel- en koppelingshendelklemmen losjes vast aan het nieuwe stuur.
  3. Maak de stuurschakelaarbehuizingen losjes vast aan het nieuwe stuur.
  4. Verwijder de tape van de uiteinden van de draadbundels.
  5. Controleer of er stroom loopt tussen het stuur en elke draad in de draadbundels. Is dit het geval, dan kan er sprake zijn van een kortsluiting. De draden en het verloop ervan in de schakelaarbehuizing moeten dan worden gecontroleerd.
Installeren van het nieuwe stuur
  1. Zie Afbeelding 3. Plaats elke stuurverhoger met het montagegat (6) naar buiten zoals afgebeeld. Installeer de nieuwe stuurverhogers (6) en nieuwe starre bussen (9) op de bovenste balhoofdplaat met behulp van de bewaarde bevestigingsmaterialen zoals afgebeeld. Draai de stuurverhogerbouten aan, maar nog niet helemaal vast.
  2. Centreer het nieuwe stuur (7) op de verhogers.
  3. Plaats de nieuwe bovenste klemmen voor het stuur (in de stuurverhogerset) met de ronde 'lobben' (8) naar binnen gericht (zie afbeelding) en installeer ze losjes met nieuwe klemschroeven en platte onderlegringen uit de set.
  4. OPMERKING
    De bovenste klemmen voor het stuur zijn zo vervaardigd dat er een ruimte overblijft tussen de klem en de stuurverhoger aan een kant van het stuur nadat dit is geïnstalleerd. De kant zonder deze ruimte valt aan de voorkant van het stuur op de linkerklem en de achterkant van de rechterklem wanneer de lobben naar binnen zijn gericht.
  5. Draai de bouten van de bovenste klemmen losjes maar nog niet helemaal aan in de onderstaande volgorde:
    1. Draai alleen de voorste bout (1) op de klem links losjes aan.
    2. Draai alleen de achterste bout (2) op de klem rechts losjes aan.
  6. OPMERKING
    Zie voor het losmaken en bevestigen de servicehandleiding.
  7. Steek alle contactklemmen van de rechter draadbundel in het juiste gat van het zwarte contacthuis dat eerder werd verwijderd.
  8. Steek alle contactklemmen van de linker draadbundel in het juiste gat van het grijze contacthuis dat eerder werd verwijderd.
  9. Sluit het grijze contacthuis aan op het grijze 8-polige pinhuis binnen in de koplampbehuizing. Sluit het zwarte contacthuis aan op het zwarte 6-polige pinhuis binnen in de koplampbehuizing. Wanneer deze aanwezig zijn, sluit u de 3-polige pin- en contacthuizen van de cruise-control op dezelfde manier aan.
  10. Pak de PVC-slang uit de draaigreepsensorset. Installeer de slang op ALLE draden die van de draaigreepsensor komen.
  11. Haal het zwarte 6-polige Molex-pinhuis uit de draaigreepsensorset. Steek de pinnen van de draaigreepsensor in de juiste contacten van het pinhuis, en wel als volgt: Uit de gele draadbuis, Uit de zwarte draadbuis,
    1. ZWARTE draad in gat 1
    2. WITTE draad in gat 2
    3. RODE draad in gat 3
    1. ZWARTE draad in gat 4
    2. WITTE draad in gat 5
    3. RODE draad in gat 6
  12. Sluit het zwarte Molex-pinhuis van de draaigreepsensor aan op het 6-polige zwarte contacthuis in de koplampbehuizing. Plaats de eerder geïnstalleerde PVC-slang zodanig dat de draden van de draaigreepsensor niet in het middelste draadgat van het stuur, binnen in de koplampbehuizing, kunnen schuren.
1Draai de bout linksvoor vast
2Draai de bout rechtsachter vast
3Draai de bout linksachter vast
4Draai de bout rechtsvoor vast
5Voorzijde voertuig
6Montagegaten stuurverhoger naar buiten gericht
7Stuur
8Bovenste klem met lobben naar binnen gericht (2)
9Starre bus uit de set (4)
10Bolle onderlegring, eerder verwijderd (4)
11Stuurverhogerbout, eerder verwijderd (2)
12Massastrip (alleen linkerkant)
Afbeelding 3. Montage van het stuur met klemmen op stuurverhogers
7. Draai het voorwiel langzaam helemaal naar de rechter vorkaanslag en dan helemaal naar de linker vorkaanslag en controleer of het stuur geen contact maakt met de kuip. Als het stuur contact maakt en het stuur goed is gecentreerd, verhoog of verlaag dan de stuurhoek, indien nodig, totdat er voldoende speling is.
OPMERKING
De bouten van de bovenste stuurklemmen MOETEN als laatste in de onderstaande volgorde worden aangehaald om te zorgen dat de juiste klemkracht wordt verkregen.
Na het vastdraaien blijft er een kleine spleet tussen de bovenste klemmen en de verhogers linksachter en rechtsvoor op het stuur.
8. Zie Afbeelding 3. Draai de bovenste klembouten van het stuur als volgt vast:
a. Haal de voorste bout links (1) aan tot 16,3–21,7 N·m (12–16 ft-lbs).
b. Haal de achterste bout rechts (2) aan tot 16,3–21,7 N·m (12–16 ft-lbs).
c. Haal de achterste bout links (3) aan tot 16,3–21,7 N·m (12–16 ft-lbs).
d. Haal de voorste bout rechts (4) aan tot 16,3–21,7 N·m (12–16 ft-lbs).
9. Verwijder de stuurverhogerbouten één voor één. Breng een kleine hoeveelheid Loctite® 271 (rood) aan op de schroefdraad van iedere bout en monteer deze. Haal de bouten van de stuurverhoger aan tot 41–54 N·m (30–40 ft-lbs).
10. Installeer een nieuwe (afzonderlijk verkrijgbaar) of oorspronkelijke handgreep op het linker uiteinde van het nieuwe stuur volgens het instructieblad van de handgreep of raadpleeg de servicehandleiding.
11. Pas de positie van de schakelaarbehuizing en de koppelingshendel op het stuur aan volgens het vereiste comfort van de rijder.
12. Haal eerst de bovenste en daarna de onderste bouten van de koppelingshendelklem aan tot 8,1–12,2 N·m (72–108 in-lbs).
13. Haal de onderste en daarna de bovenste bouten van de schakelaarbehuizing aan tot 4–5,1 N·m (35–45 in-lbs).
OPMERKING
Als de stuurhandgrepen van een patroon zijn voorzien, lijn dan het patroon op de rechter handgreep uit met het patroon op de linker handgreep, waarbij de gashendel zich in de volledig gesloten stand moet bevinden.
14. Raadpleeg de desbetreffende servicehandleiding en volg de instructies voor het installeren van de nieuwe (afzonderlijk verkrijgbaar) of de oorspronkelijke rechter handgreep/gashendelmof.
15. Pas de positie van de schakelaarbehuizing en de remhendel op het stuur aan volgens het vereiste comfort van de rijder. De hoofdremcilinder moet zo veel mogelijk waterpas staan als het voertuig op de zijstandaard staat en het stuur naar de linker stuuraanslag is gedraaid.
OPMERKING
Draai de bovenste remhendelklem bout vast voordat de onderste bout wordt vastgedraaid.
16. Haal eerst de bovenste en daarna de onderste klembouten van de remhendelklem aan tot 8,1–12,2 N·m (72–108 in-lbs).
OPMERKING
Draai de onderste schakelaarbehuizingsbout vast voordat de bovenste bout wordt vastgedraaid. Daardoor zal een eventuele spleet zich in de schakelaarbehuizing aan de voorkant bevinden, wat het mooiste resultaat oplevert.
17. Haal de onderste en daarna de bovenste bouten van de schakelaarbehuizing aan tot 4–5,1 N·m (35–45 in-lbs).
18. Controleer of de rechter handgreep/gashendelmof ronddraait en automatisch terugkeert en niet op het stuur of de schakelaarbehuizing klemt.
EINDMONTAGE
  1. Plaats de PVC-slang zodanig op de bedrading van de draaigreepsensor (geïnstalleerd bij Installeren van het nieuwe stuur, stap 7) dat de bedrading van de draaigreepsensor niet tegen de scherpe randen aan de binnenkant van de kuip schuurt, zoals de koelvinnen van de radio (indien aanwezig) of de scherpe randen van de montagesteun van de radio of de opslagdoos.
  2. Zie INSTRUMENTENHUIS: FLTR: INSTALLATIE in de servicehandleiding, en volg de instructies voor het installeren van het instrumentenhuis en de instrumentenring. Zie BOVENKANT VAN DE KUIP EN WINDSCHERM: FLTR: KUIP: MONTAGE in de betreffende servicehandleiding en bevestig de kuip.
WAARSCHUWING
Vervang de remleidingpakkingen. Het opnieuw gebruiken van oorspronkelijke pakkingen kan ertoe leiden dat de remmen niet meer functioneren, waardoor u de controle over de motorfiets kunt verliezen met ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00318a)
MEDEDELING
Voorkom lekkage. Zorg ervoor dat pakkingen, banjobout(en), remleiding en remklauwboring schoon en onbeschadigd zijn, voordat u met de montage begint. (00321a)
  1. Controleer de nieuwe (afzonderlijk aangeschafte) of standaard (OE) remleidingen zorgvuldig op beschadigingen en defecten en vervang deze indien beschadigd of defect. Installeer volgens de instructies zoals beschreven in HOOFDCILINDER VAN DE VOORREM: VOORREMLEIDING, INSTALLATIE in de servicehandleiding of de instructies die bij de remleidingen worden geleverd. Ga door naar stap 5 als de standaard (OE) remleidingen NIET worden vervangen.
  2. Ontlucht de remmen. Zie ONTLUCHTEN VAN DE HYDRAULISCHE REMMEN in de servicehandleiding.
  3. Installeer een nieuwe koppelingskabel (afzonderlijk verkocht) volgens de KOPPELINGSKABEL: MONTAGE instructies in de servicehandleiding.
VEILIGHEIDSCONTROLE
WAARSCHUWING
Controleer of het stuur soepel en zonder beperkingen kan bewegen. Eventuele beperkingen kunnen ervoor zorgen dat u de controle over de motorfiets verliest, waardoor ernstig of dodelijk letsel kan ontstaan. (00371a)
  • Controleer of de kabels niet tussen het frame en/of de voorvork worden afgekneld.
  • Zorg ervoor dat de koppelingskabels niet te strak worden getrokken als het stuur geheel naar links of rechts wordt gedraaid.
  • Zorg ervoor dat de gas-/​stationairkabels niet te strak worden getrokken als het stuur geheel naar links of rechts wordt gedraaid.
1. Controleer of de contact-/​koplampsleutelschakelaar in de stand OFF (uit) staat.
2. Installeer de hoofdzekering.
WAARSCHUWING
Controleer of alle lampen en schakelaars goed werken voordat u de motorfiets gebruikt. Indien de bestuurder slecht zichtbaar is, kan dit ernstig of dodelijk letsel tot gevolg hebben. (00316a)
3. Zet de contact-/​koplampsleutelschakelaar in de stand IGNITION (ontsteking), maar start de motor niet. Controleer of elke stuurschakelaar goed werkt.
4. Draai het stuur naar de linker en rechter stuuraanslagen, om te controleren of het stuur bij elke aanslag goed functioneert.
5. Knijp de voorremhendel meerdere malen in om de werking van het remlicht te controleren.
WAARSCHUWING
Controleer, voordat u de motor start, of de gashendel automatisch terugkeert naar de stationaire stand wanneer deze wordt losgelaten. Een gashendel die voorkomt dat de motor automatisch naar de stationaire stand terugkeert, kan ertoe leiden dat u de controle over de motorfiets verliest, waardoor ernstig of dodelijk letsel kan ontstaan. (00390a)
WAARSCHUWING
Na het repareren van het remsysteem dient u de remmen met lage snelheid te testen. Als de remmen niet goed functioneren kan testen bij hoge snelheden er toe leiden dat u de controle over de motorfiets kunt verliezen, met mogelijk ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00289a)
SERVICEONDERDELEN
Afbeelding 4. Serviceonderdelen: FLTR Fat Mini-Ape-stuur
Tabel 1. Serviceonderdelentabel
Item
Beschrijving (aantal)
Onderdeelnummer
1
Stuur, 1-1/4 inch, 12 inch mini-ape, verchroomd
Niet afzonderlijk verkrijgbaar
2
Stuurverhogerset, Fat stuur (bevat items 3 t/m 6)
56789-05
3
  • Inbusbout (4)
4816A
4
  • Onderlegring (4)
6046
5
  • Klem, 1-1/4 inch stuur (2)
55962-02
6
  • Verhoger, 1-1/4 inch stuur (2)
56380-02
7
Bus (4)
Niet afzonderlijk verkrijgbaar
8
Doorvoertule
11386