1. | Raadpleeg de servicehandleiding en volg de instructies om het zadel te verwijderen en de minkabel (zwart) van de minpool (-) van de accu los te koppelen. Bewaar alle bevestigingsmaterialen van het zadel. | |
2. | Verwijder de passagierstreeplanken en bevestigingen: a. Modellen van 1992 en eerder en accessoire-treeplanken: Afbeelding 1 Verwijder beide passagierstreeplanken en bevestigingen (1) van de montagetapeinden op de motorfiets. Hiervoor is het nodig, afhankelijk van het type treeplanksteun, om óf de zelfborgende moer (2) en bout (3) óf een bout (3) en borgring (4) uit de gespleten naaf van de treeplanksteun te verwijderen. Bewaar alle bevestigingsmaterialen voor hergebruik. b. Touring-modellen van 1993 en later: Afbeelding 2 Verwijder beide passagierstreeplanken en bevestigingen (1) van de montagetapeinden op de motorfiets. Hiervoor is het nodig om de inbusbout (2) en borgring (3) uit de treeplanksteunen te verwijderen. Bewaar alle bevestigingsmaterialen voor hergebruik. | |
3. | Zie Afbeelding 1 en Afbeelding 2. Verwijder alle eventueel al op de treeplanken gemonteerde afdekkingen. |
1. | Zie Afbeelding 3. Plaats de verlichting (1) in beide afdekkingen (2) en plaats de afdekkingen met verlichting over de onderkant van beide treeplanken (3). Markeer de locatie van de montagegaten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
2. | Verwijder de afdekkingen met verlichting van de treeplanken. Gebruik een centerpons om een kleine inkerving te maken precies in het midden van elke montagegatpositie; dit voorkomt dat de boor gaat 'wandelen' tijdens het boren in de volgende stap. OPMERKING Let er bij het boren van montagegaten in de afdekking op, dat u niet dieper boort dan 12 mm (½ in), anders boort u door het treeplankkussen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
3. | Zet de treeplanken vast voordat u de montagegaten boort. Gebruik een boor met een diameter van 0,4 cm (5/32 inch) om door elke centerponsinkerving een gat in de treeplank te boren. Zorg ervoor dat u niet te diep boort, wat het treeplankkussen kan beschadigen. Het gat moet wel diep genoeg zijn om er de zelftappende schroeven uit de set volledig in te kunnen draaien, zonder dat deze de bodem van de gaten raken. Gebruik een boorstop om de boordiepte te begrenzen tot 12 mm (½ in). | |||||||||||||||||||||||||||||||||
4. | Zie Afbeelding 4. Verwijder het eventueel aanwezige extra materiaal (1) van de stootrubbers (2) dat uit de treeplankgietstukken (3) steekt. Gebruik hiervoor een mes of kniptang. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
5. | Zie Afbeelding 3. Breng lichtgewicht olie aan op het schroefdraad van de vier zelftappende schroeven (4) uit de set. Draai de schroeven niet helemaal in de twee boorgaten in elke treeplank (3); zo wordt het begin van de schroefdraadgaten in de treeplanken gemaakt. Verwijder de schroeven, en verwijder boorresten uit de gaten en olieresten van de treeplanken. OPMERKING Zie Afbeelding 5. Het is belangrijk om de afdekplaat uit te lijnen, zodat de verlichting van de standaard treeplank van het Touring-model (1) goed is afgedicht. Dit is vooral belangrijk als u de verlichting en afdekking op accessoire-treeplanken (2) monteert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
6. | Zie Afbeelding 3. Plaats de afdekplaat (5) op beide treeplanken, maar laat de beschermstrook zitten totdat de uitlijning is gecontroleerd. Plaats de verlichting (1) op beide treeplanken (3) en controleer de uitlijning van de afdekplaat en verlichting. De afdekplaat moet rondom precies evenwijdig lopen met de verlichting. Markeer indien nodig de correcte positie van de afdekplaat. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
7. | Verwijder de beschermstrook van de afdekplaat (5) en bevestig de afdekplaat op beide treeplanken (3). | |||||||||||||||||||||||||||||||||
8. | Bevestig de verlichting (1) en afdekking (2) op beide treeplanken met behulp van twee zelftappende schroeven (4) uit de set, waarbij u elke schroef volledig vastdraait. OPMERKING Leid de draden in de volgende stap zoals afgebeeld, zodat ze niet te dicht bij de uitlaatpijp komen. |
Afbeelding 1. Passagierstreeplanken - Modellen van 1992 en eerder en accessoire-treeplanken
Afbeelding 2. Passagierstreeplanken - Touring-modellen van 1993 en later
Afbeelding 3. Treeplankafdekking bevestigen | ||||||||||||||||||||||||||||||||
9. | Zet de kabelboom vast aan de treeplanksteun: a. Bij voertuigmodellen van 1992 en eerder en accessoire-
treeplanken: Afbeelding 6 Leid de kabelboom (1) zoals afgebeeld langs de onderzijde en zijkant van beide treeplanksteunen (2). Laat een kleine lus (3) in de kabelboom zitten om te voorkomen dat de draden worden strakgetrokken als de treeplank wordt ingeklapt. Zet de kabelboom aan de treeplank vast met kabelbinders (4). b. Bij Touring-modellen van 1993 en later: Zie Afbeelding 7. Leid de kabelboom (1) langs de onderzijde van beide treeplanksteunen (2), waarbij u de kabelboom indien mogelijk in de uitsparingen plaatst. Laat een kleine lus (3) in beide kabelbomen zitten om te voorkomen dat de draden worden strakgetrokken als de treeplank wordt ingeklapt. Zet de kabelboom aan de treeplank vast met kabelbinders (4). |
1 | Extra materiaal aan stootrubber |
2 | Groot stootrubber |
3 | Gietstuk van de treeplank |
1. | Bevestig de treeplanken aan het voertuig: a. Bij voertuigmodellen van 1992 en eerder en accessoire-
treeplanken: Afbeelding 8 Monteer beide treeplanken en afdekkingen (1) in de oorspronkelijke positie op de montagetapeinden, waarbij u het boutgat uitlijnt met de machinale groef in het tapeinde. Zet beide treeplanken vast met behulp van óf een zelfborgende moer (2) en bout (3) óf de verwijderde bout (3) en borgring (4) (afhankelijk van het type treeplanksteun). Haal de moer aan tot 14 N·m (10 ft-lbs). b. Touring-modellen uit 1993 en later: Afbeelding 9 Monteer beide treeplanken en afdekkingen (1) op de montagetapeinden, waarbij u het boutgat in de steun uitlijnt met het gat in het montagetapeinde. Zet beide treeplanken vast met behulp van een inbusbout (2) en borgring (3). Haal de inbusbouten aan tot 41 N·m (30 ft-lbs). | |
2. | OPMERKING Let er bij het leiden van de draden langs de framebuizen op dat de draden geen bewegende delen, hittebronnen en scherpen punten kunnen raken, om mogelijke kortsluiting te voorkomen. Zorg ervoor dat de linker treeplankkabelboom niet tegen de aandrijfriem aankomt. |
1 | Standaard treeplank voor Touring-model |
2 | Accessoire-treeplank |
1. | Zie Afbeelding 10. Monteer de 4-polige
Deutsch-stekker op de kabelboom van de treeplank. Zie de servicehandleiding. a. Steek de aansluiting van de oranje draad in opening 3 van de stekker. b. Steek de aansluiting van de zwarte (massa-)draad in opening 4 van de stekker. c. Steek afdichtpennen in opening 1 en 2 van de stekker. d. Borg de aansluitingen met de secundaire borging. | |
2. | Steek de rechter (1) en linker (2) verlichtingskabelbomen in de kabelboom van de treeplank (3). | |
3. | Verbind de stekker van de treeplankkabelboom (4) met de accessoirestekker die zich onder het zadel bevindt. Ga door naar EINDMONTAGE. |
1. | Zie Afbeelding 10. Monteer de
6-polige Deutsch-stekker (5) op de kabelboom van de treeplank. Zie de servicehandleiding. a. Steek de aansluiting van de oranje draad in opening 5 van de stekker. b. Steek de aansluiting van de zwarte (massa-)draad in opening 2 van de stekker. c. Steek afdichtpennen in opening 1, 3, 4 en 6 van de stekker. d. Borg de aansluitingen met de secundaire borging. | |
2. | Steek de rechter (1) en linker (2) verlichtingskabelbomen in de kabelboom van de treeplank (3), die is meegeleverd met de set. | |
3. | Verbind de stekker van de treeplankkabelboom (4) met de accessoirestekker die zich onder het zadel bevindt. Ga door naar EINDMONTAGE. |
1 | Kabelboom |
2 | Treeplanksteun |
3 | Lus |
4 | Kabelbinders |
1 | Kabelboom |
2 | Treeplanksteun |
3 | Lus |
4 | Kabelbinders (3) |
1 | Treeplank en bevestiging |
2 | Zelfborgende moer |
3 | Bout |
4 | Borgring |
1 | Treeplank en bevestiging |
2 | Inbusbout |
3 | Borgring |
1. | Zie Afbeelding 11. Steek de rechter (1) en linker (2) verlichtingskabelbomen in de kabelboom van de treeplank (3), die is meegeleverd met de set. | |
2. | Snijd de oude aansluiting van de zwarte draden (5) af, zo dicht mogelijk bij de stekker. Strip een 10 mm (⅜ in) stuk isolatie van het uiteinde van elke draad die moet worden verbonden en monteer een ringklem (6) uit de set. | |
3. | Verbind de ringklem (6) met een massacontactpunt dat zich onder het zadel bevindt. | |
4. | OPMERKING Raadpleeg Verbindingsinformatie (Alle modellen van 1993 en eerder en alle Softail-modellen) voor gedetailleerde gebruiksinformatie voor afgesloten stootverbinders. |
1. | Snijd de aansluitingen van de draden af, zo dicht mogelijk bij de aansluitingen. | |
2. | Strip een 10 mm (⅜ in) stuk isolatie van het uiteinde van elke daad die moet worden verbonden. | |
3. | Zie Afbeelding 12. Steek voor elke verbinding de draadeinden zoals afgebeeld in de stootverbinder. | |
4. | Kies voor de stootverbinder een kleur die overeenkomt met de kleur van de krimpholte van het krimpgereedschap. Krimp de draden in de stootverbinder met behulp van krimpgereedschap (H-D 38125-8). |
1. | Raadpleeg de servicehandleiding en sluit de minkabel van de accu (-) aan of installeer de hoofdzekering. | |
2. | Raadpleeg de servicehandleiding. Bevestig het zadel. Trek na montage het zadel omhoog om te controleren of het goed vastzit. |
1 | Rechter verlichtingskabelboom |
2 | Linker verlichtingskabelboom |
3 | Kabelboom van de treeplank |
4 | 4-polige stekker - Touring-modellen van 1994 en later |
5 | 6-polige stekker - Softail-modellen van 2011 en later |
6 | Aansluiting (2) |
1 | Rechter verlichtingskabelboom |
2 | Linker verlichtingskabelboom |
3 | Kabelboom van de treeplank |
4 | Aansluiting (2) |
5 | Zwarte draad (massa) |
6 | Ringklem |
7 | Oranje draad |
8 | Afgesloten stootverbinder |
9 | Draad van accessoirecircuit (oranje of oranje-wit) |
1 | Gestripte draaduiteinden in de stootverbinder gestoken |
2 | Gekrompen kabeluiteinden in de stootverbinder |
3 | Stootverbinder nadat hitte is toegepast |
Onderdeel | Beschrijving (aantal) | Onderdeelnummer |
---|---|---|
1 | Treeplankafdekkingen (2) | 50567-03 |
2 | Verlichting (2), bevat afdichtplaat (item 13) | 50548-03 |
Montageset (bevat de items 3 t/m 12) | 50568-03A | |
3 |
| 69200098 |
4 |
| Niet afzonderlijk verkrijgbaar |
5 |
| 9858 |
6 |
| 10181 |
7 |
| 70586-93 |
8 |
| 72114-94BK |
9 |
| 72116-94BK |
10 |
| 72154-94 |
11 |
| 72156-94 |
12 |
| 72195-94 |
13 | Pakking (2) | Niet Afzonderlijk Verkrijgbaar |