1. | Ontkoppel de minkabel van de accu. Bewaar alle bevestigingsmaterialen van het zadel. | |
WAARSCHUWING Tijdens het uitvoeren van servicewerkzaamheden aan het brandstofsysteem is roken verboden en zijn open vuren en vonken in de nabijheid niet toegestaan. Benzine is uitermate ontvlambaar en zeer explosief, wat ernstig of dodelijk letsel tot gevolg kan hebben. (00330a) | ||
2. | Neem de brandstoftank los of verwijder hem. Raadpleeg de servicehandleiding. |
1. | Noteer het verloop van de voorremleiding en de stand van de banjofittings. Zie de servicehandleiding. Maak de remleiding los en verwijder deze. Bewaar de banjobouten, maar gooi de pakkingen weg. | |
2. | Raadpleeg de servicehandleiding en maak de koppelingskabel los van de koppelingshendel. Maak de koppelingskabel los van de zijafdekking. Verwijder de kabel van het voertuig. OPMERKING Maak een notitie van het verloop van de bedrading en de locaties van de kabelbinders voordat u deze verwijdert. Bij modellen uit 2007 of later worden Molex-connectors gebruikt. Bij modellen van 2006 en eerder worden Deutsch-connectors gebruikt. Zie het juiste connectorhoofdstuk in de bijlage van de servicehandleiding voor de procedure voor het losnemen. | |
3. | Verwijder de kunststof borgklemmen en kabelbinders waarmee de bedrading van de stuurschakelaars en de richtingaanwijzers bevestigd is vanaf het stuur tot aan de verbindingsstekkers en gooi deze weg. Zie het juiste connectorhoofdstuk in de bijlage van de servicehandleiding voor het verwijderen van de draden uit het stuur. OPMERKING Noteer het verloop van de richtingaanwijzerdraden, voordat u deze loskoppelt. | |
4. | De connectors van de richtingaanwijzers loshalen. OPMERKING Verwijder de draden NIET uit de stuurschakelaarhuizen onder de brandstoftank. Verwijder de draden NIET uit het Multilock-connectorhuis onder de brandstoftank. | |
5. | Noteer de draadkleuren en -posities in elke holte van de contacthuizen vanaf de schakelaars en richtingaanwijzers. Zie het juiste connectorhoofdstuk in de bijlage van de servicehandleiding voor het verwijderen van de draden uit de huizen. | |
6. | Bind de draadklemuiteinden van elke afzonderlijke draadboom met tape vast om aparte bundels te maken. Tape elke bundel zo strak vast dat deze door het gat met de doorvoertule en gemakkelijk door het nieuwe stuur kan worden gestoken. | |
7. | Verwijder de hoofdcilinder van de voorrem en de koppelingshendel van het stuur. Verwijder indien nodig de richtingaanwijzers en de spiegels. | |
8. | Trek de draadhuls met de draadbomen door het stuur om de bedieningselementen van het stuur en de richtingaanwijzers los te halen. Leg de bedieningselementen van het stuur en de richtingaanwijzers opzij. | |
9. | Raadpleeg de servicehandleiding voor het verwijderen van de schakelaarbehuizing en de kabelboom aan de rechterzijde. U krijgt dan toegang tot de gaskabels. | |
10. | Raadpleeg de servicehandleiding voor het losmaken van de stationairkabels en gaskabels van de rechter handgreep/gashendelmof. Koppel de stationairkabel en de gaskabel los van de inductiemodule. Tenzij deze worden vervangen, verwijdert u de rechter handgreep/gashendel en legt u deze opzij om later aan het nieuwe stuur te bevestigen. | |
11. | Raadpleeg de servicehandleiding voor het verwijderen van de schakelaarbehuizing en de kabelboom aan de linkerzijde. | |
12. | Als de linkerhandgreep niet aan het stuur is vastgelijmd: Verwijder de handgreep en leg deze weg om later aan het nieuwe stuur te bevestigen, tenzij deze wordt vervangen. | |
13. | Zie de servicehandleiding. Verwijder het standaard stuur van de stuurverhogers. Bewaar de bevestigingsmaterialen en de onderdelen van de stuurverhogers voor latere montage. | |
14. | Voor Dyna-modellen: Vervang de isolators van de stuurverhoger: a. Verwijder de stuurverhogerbouten en de stuurverhogers van de bovenste vorkklem. Gooi de rubberen isolatoren weg. Bewaar de afstandsringen en de bouten. b. Monteer vier nieuwe isolators, afstandsringen, stuurverhogers en stuurverhogerbouten op de bovenste vorkklem. Draai de bouten stevig vast. c. Controleer of de stuurverhogers juist zijn uitgelijnd. d. Haal de stuurverhogerbouten aan tot 41–54 N·m (30–40 ft-lbs). |
1. | Modellen uit 2014-2015 met verwarmde handgrepen: Knip de ongebruikte twee-pins stekkers van de verwarmde handgrepen aan beide zijden van de kabelboom af en verwijder deze. | |||||||||||||||
2. | Verwijder, indien dit nog niet is gedaan, de kabelbinders en kunststof borgklemmen waarmee de schakelaarkabelbomen aan het standaard (OE) stuur zijn bevestigd. | |||||||||||||||
3. | Bind, indien dit nog niet is gedaan, de draadklemuiteinden van elke bron met tape vast om aparte bundels te maken. Tape elke bundel zo strak vast dat deze door de opening van de doorvoertule en gemakkelijk door het nieuwe stuur kan worden gestoken. | |||||||||||||||
4. | Markeer elke draadbundel (links of rechts) zodat u de draden juist kunt doorvoeren. OPMERKING Een hulpdraad kan het door het stuur voeren van de draadbundel vergemakkelijken. | |||||||||||||||
5. | Zie Afbeelding 1. Verspreid de pennen (1) zodat deze niet op dezelfde plek langs de kabelboom liggen (2). Zie Afbeelding 2. Voer een geschikte kabel (1) door het stuur. Bevestig de kabel aan de kabelboom. Wikkel tape (2) om de kabelboom en de pennen. De tape dient flexibel te zijn en een spits toelopend uiteinde te hebben (3) zodat het gemakkelijk door het stuur getrokken kan worden. Trek de hulpdraad door het stuur om de draadbundel naar de juiste opening te trekken. |
Afbeelding 1. Pennen en kabelboom
Afbeelding 2. Sierringen en zelfklevende tape | ||||||||||||||
6. | Breng een beetje vloeibare zeep, ruitenreiniger of multifunctioneel smeermiddel aan op de rechter schakelaar en de draadbundel. | |||||||||||||||
7. | Zie Afbeelding 3. Leg het stuur op een vlakke, zachte ondergrond, met de uiteinden omhoog en voer de draadbundel voor de rechter richtingaanwijzer via de opening aan de onderzijde van het nieuwe stuur naar de grote opening in het midden van het stuur. | |||||||||||||||
WAARSCHUWING Trek de draden voorzichtig door het gat in het stuur om te voorkomen dat de draden worden gestript. Gestripte draden kunnen kortsluiting veroorzaken en elektrische onderdelen van de motorfiets beschadigen, waardoor u de controle over de motorfiets kunt verliezen, met ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00418b) | ||||||||||||||||
8. | Trek de met tape omwikkelde uiteinden van de draadbundel door de uitgang in het midden van het stuur. Breng de schakelaarbehuizing ongeveer in de eindpositie. Bevestig daarbij de schakelaarbehuizing NOG NIET aan het stuur. | |||||||||||||||
9. | Herhaal indien nodig stap 4 tot 6 met de linker draadbundel en beide richtingaanwijzers. |
Afbeelding 3. Routing bedrading schakelaarbehuizing | ||||||||||||||
10. | Verwijder de tape van de uiteinden van de draadbundels. | |||||||||||||||
11. | Controleer of er stroom loopt tussen het stuur en elke draad in de draadbundels. Is dit het geval, dan kan er sprake zijn van kortsluiting. De draden en het verloop ervan in de schakelaarbehuizing moeten dan worden gecontroleerd. |
1. | Zie Afbeelding 4. Plaats het stuur (1) op de stuurverhogingsvoet en leid de draadbundels naar beneden door de bovenste balhoofdplaat. | |
2. | Plaats het stuur met het geribbelde gedeelte (A) gecentreerd op de stuurverhogingsvoet. Installeer de stuurverhogerklem en de klembouten, maar zet deze nog niet helemaal vast. | |
3. | Alle modellen behalve de XL1200V: Stel de hoek van het stuur af. De verticale stangen van het stuur lopen ongeveer evenwijdig aan de voorvorkpoten. XL1200V-model: Stel de hoek van het stuur af. De verticale stangen van het stuur lopen in een hoek van 15° achter de hoek van de voorvork van de motorfiets (45° van verticaal). OPMERKING Als de snelheidsmeter/kilometerteller op de stuurverhoger is bevestigd, draai dan eerst de twee achterste stuurverhogerbouten vast en daarna de twee voorste stuurverhogerbouten. Als de snelheidsmeter/kilometerteller niet op de stuurverhoger is bevestigd, draai dan eerst de twee voorste stuurverhogerbouten vast en daarna de twee achterste stuurverhogerbouten. | |
4. | Als het stuur gecentreerd en in de juiste positie is, haal dan de stuurverhogerbouten aan tot 16,3–21,7 N·m (12–16 ft-lbs). |
1. | Raadpleeg de servicehandleiding. Monteer de nieuwe (afzonderlijk verkrijgbare) gaskabels en een nieuwe (afzonderlijk verkrijgbare) of standaard rechter handgreep/gashendelmof. | |
2. | Pas de positie van de schakelaarbehuizing en de remhendel op het stuur aan volgens het vereiste comfort van de rijder. De hoofdremcilinder moet voor het ontluchten horizontaal staan als de motorfiets op de zijstandaard staat. | |
3. | Haal eerst de bovenkant aan. Haal vervolgens de onderste remhendelklembouten aan tot 6,7–9 N·m (60–80 in-lbs). | |
4. | Draai eerst de onderste vast. Haal vervolgens de bouten van de bovenste schakelaarbehuizing aan tot 4–5,1 N·m (35–45 in-lbs). Daardoor zal een eventuele spleet in de schakelaarbehuizing aan de voorzijde ontstaan, wat het mooiste resultaat oplevert. | |
5. | Controleer of de rechter handgreep/gashendelmof ronddraait en automatisch terugkeert en niet aan het stuur of de schakelaarbehuizing blijft vastzitten. OPMERKING Als de stuurhandgrepen van een patroon zijn voorzien, lijn dan het patroon op de linker handgreep uit met het patroon op de rechter handgreep, waarbij de gashendel zich in de volledig gesloten stand moet bevinden. | |
6. | Installeer een nieuwe (afzonderlijk verkrijgbaar) of standaard (OE) handgreep aan het linker uiteinde van het nieuwe stuur volgens het instructieblad van de handgreep of raadpleeg de servicehandleiding. | |
7. | Raadpleeg de servicehandleiding. Pas de positie van de schakelaarbehuizing en de koppelingshendel op het stuur aan volgens het vereiste comfort van de rijder. | |
8. | Haal eerst de bovenkant aan. Haal vervolgens de onderste koppelingshendelklembouten aan tot 6,7–9 N·m (60–80 in-lbs). | |
9. | Draai eerst de onderste vast. Haal vervolgens de bouten van de bovenste schakelaarbehuizing aan tot 4–5,1 N·m (35–45 in-lbs). | |
10. | Zie de servicehandleiding en volg de instructies om een koppelingskabel van de juiste lengte (afzonderlijk aan te schaffen) te monteren. | |
WAARSCHUWING Vervang de remleidingpakkingen. Het opnieuw gebruiken van oorspronkelijke pakkingen kan ertoe leiden dat de remmen niet meer functioneren, waardoor u de controle over de motorfiets kunt verliezen met ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00318a) MEDEDELING Voorkom lekkage. Zorg ervoor dat pakkingen, banjobout(en), remleiding en remklauwboring schoon en onbeschadigd zijn, voordat u met de montage begint. (00321a) | ||
11. | Controleer de nieuwe remleidingen (afzonderlijk verkrijgbaar) zorgvuldig op beschadiging of defecten en vervang de remleiding als deze is beschadigd. Monteer de remleiding volgens de instructies in de servicehandleiding of de instructies bijgesloten bij de remleidingen. | |
12. | Ontlucht de remmen volgens de instructies in de servicehandleiding. |
1. | Raadpleeg de servicehandleiding en volg de instructies voor het aansluiten van de accukabels (de pluskabel eerst). Smeer een dunne laag vaseline of corrosievertragend materiaal op beide accupolen. | |
WAARSCHUWING Controleer of alle lampen en schakelaars goed werken voordat u de motorfiets gebruikt. Indien de bestuurder slecht zichtbaar is, kan dit ernstig of dodelijk letsel tot gevolg hebben. (00316a) | ||
2. | Zet het contactslot in de stand IGNITION (ontsteking), maar start de motor niet. Controleer of alle schakelaars en lichten goed werken. | |
3. | Draai het stuur naar de linker en rechter stuuraanslagen, om te controleren of het stuur bij elke aanslag goed functioneert. | |
4. | Knijp de voorremhendel meerdere malen in om de werking van het remlicht te controleren. | |
WAARSCHUWING Trek het zadel na de montage even omhoog om er zeker van te zijn dat het in de positie is vergrendeld. Tijdens het rijden kan een loszittend zadel verschuiven, waardoor men de controle over de motorfiets kan verliezen met mogelijk ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00070b) | ||
5. | Raadpleeg de servicehandleiding en volg de instructies voor het bevestigen van het zadel. |
Set | Onderdeel | Beschrijving (aantal) | Onderdeelnummer |
---|---|---|---|
55800103 | 1 | Handlebar | Not sold separately |
2 | Plug, black (2) | 55900019 | |
3 | Isolator (4) | 53156-86 | |
55800198 | 1 | Handlebar | Not sold separately |
2 | Plug, chrome (2) | 55900042 | |
3 | Isolator (4) | 53156-86 | |
55800430 | 1 | Handlebar | Not sold separately |
2 | Plug, chrome (2) | 55900042 | |
55800431 | 1 | Handlebar | Not sold separately |
2 | Plug, black (2) | 55900095 | |
Items mentioned in text. | |||
A | Knurled pattern |