1. | Bedrading van 2014-2015 modellen met verwarmde handgrepen: knip en verwijder de ongebruikte twee-pins aansluitingen van de verwarmde handgrepen aan beide kanten van de kabelboom. | |||||||||||||
2. | Verwijder, indien dit nog niet is gedaan, de kabelbinders en kunststof borgklemmen waarmee de schakelaarkabelbomen aan het standaard (OE) stuur zijn bevestigd. | |||||||||||||
3. | Bind, indien dit nog niet is gedaan, de draadklemuiteinden van elke bron vast met tape om aparte bundels te maken. Tape elke bundel zo strak vast dat deze door de opening van de doorvoertule en gemakkelijk door het nieuwe stuur kan worden gestoken. | |||||||||||||
4. | Markeer elke draadbundel (links of rechts) zodat u de draden juist kunt doorvoeren. OPMERKING Trekdraad (of dunne draden) kunnen helpen de bundels door het stuur te leiden. | |||||||||||||
5. | Zie Afbeelding 1 . Verspreid de pennen (1) zodat deze niet op dezelfde plek langs de kabelboom liggen (2). Zie Afbeelding 2 . Voer een geschikte kabel (1) door het stuur. Bevestig de kabel aan de kabelboom. Wikkel tape (2) om de kabelboom en de pennen. De tape dient flexibel te zijn en een spits toelopend uiteinde te hebben (3) zodat het gemakkelijk door het stuur kan worden getrokken. Trek de hulpdraad door het stuur om de draadbundel naar de juiste opening te trekken. |
Afbeelding 1. Pennen en kabelboom
Afbeelding 2. Trekkabel en kabelboom | ||||||||||||
6. | Breng een beetje vloeibare zeep, ruitenreiniger of multifunctioneel smeermiddel aan op draadbundel van de rechterschakelaar . | |||||||||||||
7. | Zie Afbeelding 3 . Leg het stuur op een vlakke, zachte ondergrond, met de uiteinden omhoog en voer de draadbundel voor de rechter richtingaanwijzer via de opening aan de onderzijde van het nieuwe stuur naar de grote opening in het midden van het stuur. | |||||||||||||
WAARSCHUWING Trek de draden voorzichtig door het gat in het stuur om te voorkomen dat de draden worden gestript. Gestripte draden kunnen kortsluiting veroorzaken en elektrische onderdelen van de motorfiets beschadigen, waardoor u de controle over de motorfiets kunt verliezen, met ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00418b) | ||||||||||||||
8. | Trek de met tape omwikkelde uiteinden van de draadbundel door de uitgang in het midden van het stuur. Breng de schakelaarbehuizing ongeveer in de eindpositie. Bevestig daarbij de schakelaarbehuizing NOG NIET aan het stuur. | |||||||||||||
9. | Herhaal indien nodig stap 4 tot 6 met de linker draadbundel en beide richtingaanwijzers. |
Afbeelding 3. Routing bedrading schakelaarbehuizing | ||||||||||||
10. | Verwijder de tape van de uiteinden van de draadbundels. | |||||||||||||
11. | Controleer of er stroom loopt tussen het stuur en elke draad in de draadbundels. Is dit het geval, dan kan er sprake zijn van kortsluiting. De draden en de routing in de schakelaarbehuizing moeten dan worden gecontroleerd. |
1. | Zie Afbeelding 4 . Plaats het stuur (1) op de stuurverhogingsvoet en leid de draadbundels naar beneden door de bovenste balhoofdplaat. | |
2. | Plaats het stuur met het geribbelde gedeelte (A) gecentreerd op de stuurverhogingsvoet. Installeer de stuurverhogerklem en de klembouten, maar zet deze nog niet helemaal vast. | |
3. | Stel de hoek van het stuur af. De verticale stangen van het stuur lopen ongeveer evenwijdig aan de voorvorkpoten. OPMERKING Draai de voorste set schroeven van de stuurverhoger als eerste aan. Draai vervolgens de achterste set schroeven van de stuurverhoger aan. | |
4. | Wanneer het stuur zich in de juiste stand bevindt, haalt u de stuurverhogerbouten aan. Haal de bouten aan. Koppel: 29,8–32,5 N·m (22,0–24,0 ft-lbs) |
1. | Raadpleeg de servicehandleiding. Installeer de nieuwe (apart aangeschafte) gaskabels en een nieuwe (apart aangeschafte) of Standaard (OE) juiste doorvoerbuis voor grip/gas. | |
2. | Pas de stand van de schakelaarbehuizing en de remhendel op het stuur aan voor het comfort van de rijder. De hoofdremcilinder dient, als de motorfiets op de zijstandaard staat, voor het ontluchten horizontaal te staan. | |
3. | Aanhalen klembouten van de remhendel. a. Draai eerst de bovenste klembouten van de remhendel aan. b. Haal vervolgens de onderste klembouten van de remhendel aan. c. Haal de bouten aan. Koppel: 6,8–9 N·m (60–80 in-lbs) | |
4. | Aanhalen bouten van de schakelaarbehuizing. a. Draai eerst de onderste bouten van de schakelaarbehuizing aan. b. Draai dan de bovenste bouten van de schakelaarbehuizing aan. c. Haal de bouten aan. Koppel: 4–5,1 N·m (35–45 in-lbs) d. Hierdoor zal een eventuele spleet in de schakelaarbehuizing aan de voorzijde ontstaan, wat het mooiste resultaat oplevert. | |
5. | Controleer of de rechter handgreep/gashendelmof ronddraait en automatisch terugkeert en niet op het stuur of de schakelaarbehuizing klemt. OPMERKING Als de stuurhandgrepen van een patroon zijn voorzien, lijn dan het patroon op de linker handgreep uit met het patroon op de rechter handgreep, waarbij de gashendel zich in de volledig gesloten stand moet bevinden. | |
6. | Installeer een nieuwe (apart aangeschafte) of Standaard (OE) handgreep op het linkeruiteinde van het nieuwe stuur volgens het instructieblad van de handgrepen of de servicehandleiding. | |
7. | Raadpleeg de servicehandleiding. Pas de stand van de schakelaarbehuizing en de koppelingshendel op het stuur aan voor het comfort van de rijder. | |
8. | Aanhalen klembouten van de koppelingshendel. a. Draai eerst de bovenste klembouten van de koppelingshendel aan. b. Haal vervolgens de onderste klembouten van de koppelingshendel aan. c. Haal de bouten aan. Koppel: 6,8–9 N·m (60–80 in-lbs) | |
9. | Aanhalen bouten van de schakelaarbehuizing. a. Draai eerst de onderste bouten van de schakelaarbehuizing aan. b. Draai dan de bovenste bouten van de schakelaarbehuizing aan. c. Haal de bouten aan. Koppel: 4–5,1 N·m (35–45 in-lbs) | |
10. | Zie de servicehandleiding en volg de instructies om een koppelingskabel van de juiste lengte (afzonderlijk aan te schaffen) te monteren. | |
WAARSCHUWING Vervang de remleidingpakkingen. Het opnieuw gebruiken van oorspronkelijke pakkingen kan ertoe leiden dat de remmen niet meer functioneren, waardoor u de controle over de motorfiets kunt verliezen met ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00318a) MEDEDELING Voorkom lekkage. Zorg ervoor dat pakkingen, banjobout(en), remleiding en remklauwboring schoon en onbeschadigd zijn, voordat u met de montage begint. (00321a) | ||
11. | Controleer de nieuwe remleidingen (afzonderlijk verkrijgbaar) zorgvuldig op beschadiging of defecten en vervang de remleiding als deze is beschadigd. Monteer de remleiding volgens de instructies in de servicehandleiding of de instructies bijgesloten bij de remleidingen. | |
12. | Ontlucht de remmen volgens de instructies in de servicehandleiding. |
1. | Raadpleeg de servicehandleiding. Monteer de hoofdzekering. | |
WAARSCHUWING Controleer of alle lampen en schakelaars goed werken voordat u de motorfiets gebruikt. Indien de bestuurder slecht zichtbaar is, kan dit ernstig of dodelijk letsel tot gevolg hebben. (00316a) | ||
2. | Zet het contactslot in de stand IGNITION (ontsteking), maar start de motorfiets niet. Controleer of alle schakelaars en lichten goed werken. | |
3. | Draai het stuur naar de linker en rechter stuuraanslagen, om te controleren of het stuur bij elke aanslag goed functioneert. | |
4. | Knijp de voorremhendel meerdere malen in om de werking van het remlicht te controleren. | |
WAARSCHUWING Trek het zadel na de montage even omhoog om er zeker van te zijn dat het in de positie is vergrendeld. Tijdens het rijden kan een loszittend zadel verschuiven, waardoor men de controle over de motorfiets kan verliezen met mogelijk ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00070b) | ||
5. | Raadpleeg de servicehandleiding en volg de instructies voor het bevestigen van het zadel. |
Onderdeel | Beschrijving (aantal) | Onderdeelnummer |
---|---|---|
1 | Stuur | Niet afzonderlijk verkrijgbaar |
Onderdelen genoemd in de tekst: | ||
A | Geribbeld patroon |