1. | Haal de inrijklemonderdelen uit de doos. | |
2. | Verwijder de kabelbinder van de inrijklembasis. | |
3. | Zie Afbeelding 1. Verwijder de borgpen (10) en de voorste aanslagpen (9). | |
4. | Monteer de basis van de inrijklem en twee bouten (12) op de steunrail (13). Haal de bouten aan tot 21,7–24,4 N·m (16–18 ft-lbs). | |
5. | Laat de voorste aanslagrail (15) samen met de losse houder (14) omhoog komen totdat ze rechtop staan. | |
6. | Verwijder de houder uit de V-vormige steun (16) van de voorste aanslagrail terwijl u de voorste aanslag rechtop houdt. | |
7. | Zet de voorste aanslagrail rechtop met de voorste aanslagpen (9). Zet de pen vast met de eerder verwijderde borgpen (10). OPMERKING Monteer de houder in de primaire gaten zoals aangegeven in Tabel 1 voor de eerste keer plaatsen van de motorfiets. Als het wiel te strak zit of in de inrijklem knelt, haal de motorfiets er dan af en zet de houder in de secundaire positie zoals aangegeven in de tabel. Zie Afstelling inrijklem en houder. | |
8. | Zie Tabel 1 en Afbeelding 1. Monteer de houder (14) en de draaipen van de houder (8) op de gaten van de inrijklem zoals aangegeven in de tabel. Richt de houder (14) zodanig dat het uiteinde van de houder met het lipje (7) van de voorste aanslagrail (15) af is geplaatst, zoals afgebeeld. Zet de draaipen van de houder vast met de borgpen (11). | |
9. | Pas indien nodig de hoogte van de V-vormige steun (16) aan tot de stand die zich het dichtst bij de wielashoogte bevindt. Doe dit als volgt: a. Verwijder de twee bouten (17). b. Pas de hoogte van de V-vormige steun aan. c. Plaats twee bouten (17) en draai aan tot 10,8–12,2 N·m (8–9 ft-lbs). |
Wiel | Breedte van de band (mm) | Velgdiameter (inch) | Primaire houderpositie | Secundaire houderpositie |
---|---|---|---|---|
Voor | 80, 90 | 21 | 1 | 2 |
Voor | 100, 120 | 21 | 1 | 1 |
Voor | 100 | 18 | 2 | 3 |
Voor | 100 | 19 | 2 | 2 |
Voor | 120 | 17 | 3, 4 | 5 |
Voor | 130 | 16 | 2 | 3 |
Voor | 140 | 17 | 1 | 2 |
Voor | 150 | 17 | 1 | 1 |
Achter | 150+ | Alle | 1 | 1 |
1. | Plaats de inrijklem direct voor of achter de motorfiets. | |
2. | Lijn het wiel uit met het midden van de houder. | |
3. | Duw of rijd de motorfiets op en over de houder totdat de band tegen de voorste aanslag rust. | |
4. | Bij onderhoud aan of opslag van de motorfiets, moet het wiel met een geschikte band of riem worden vastgezet aan de voorste aanslag. Leid de band rond de voorste aanslag en door het wiel. | |
WAARSCHUWING Zet de motorfiets goed vast tijdens transport. Wanneer u de motorfiets niet goed vastzet, kan deze gaan kantelen of omvallen, met ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00617c) | ||
5. | Als de inrijklem op een aanhangwagen of vrachtwagen is gemonteerd, zet de motorfiets dan vast met behulp van de juiste banden of riemen. |
1 | Houderpositie 1 |
2 | Houderpositie 2 |
3 | Houderpositie 3 |
4 | Houderpositie 4 |
5 | Houderpositie 5 |
6 | Houderpositie 6 |
7 | Uiteinde van houder met lipje |
8 | Houderpen – 10 x 254 mm (3/8 x 10 in) |
9 | Voorste aanslagpen – 12 x 254 mm (1/2 x 10 in) |
10 | Borgpen (2) – 12 mm (1/2 in) |
11 | Borgpen – 10 mm (3/8 in) |
12 | Bout, platkop, 5/16-18 x 3/4 inch (2) |
13 | Steunrail |
14 | Houder |
15 | Voorste aanslagrail |
16 | V-vormige steun |
17 | Bout, platkop, 1/4-20 x 1/2 inch (2) |
1. | Zie Afbeelding 2. Plaats de borstbouten (3) op de inrijklem zoals afgebeeld. Gebruik nu geen onderlegringen (2). Haal de bouten aan tot 24,4 N·m (18 ft-lbs). | |
2. | Bepaal de plaats van de aanhangwagensteun (5) als volgt: a. De montageplaats van de steun moet minimaal 26 cm (10 in) (8) van de voorkant van de aanhangwagen liggen of van een voorwerp op het montageoppervlak dat in de weg zou zitten voor het plaatsen van de inrijklem. b. De montageplaats van de steun moet zo gekozen worden dat de volledige inrijklem nog op het montageoppervlak past. | |
VOORZICHTIG Draag altijd geschikte oogbescherming bij het boren of slijpen. Rondvliegende deeltjes kunnen ernstig oogletsel veroorzaken. (00402e) | ||
3. | Installeer de montagesteun als volgt: a. Richt de montagesteun zoals afgebeeld op de geselecteerde plaats. b. Gebruik de montagesteun als sjabloon, markeer de plaatsen van de buitenste gaten van de steun op het montageoppervlak. Leg de montagesteun terzijde. c. Controleer of het gebied onder het montageoppervlak vrij toegankelijk is. d. Gebruik een boor van 7,9 mm (5/16 in) om gaten te boren op de gemarkeerde posities. e. Plaats de montagesteun (5) op de bovenkant van het montageoppervlak en zet vast met bouten (4), onderlegringen (6) en borgmoeren (7). Aanhalen tot 24,4–32,5 N·m (18–24 ft-lbs). | |
4. | Plaats de inrijklem zodanig op de montagesteun dat de eerder geplaatste borstbouten (3) in de groeven van de montagesteun passen. OPMERKING Als de inrijklem niet gemakkelijk op de plaats schuift op de montagesteun, verwijder dan de borstbouten van de inrijklem en monteer de borstbouten opnieuw met behulp van onderlegringen (2), zoals afgebeeld. Monteer dan de inrijklem opnieuw op de montagesteun. Als ergens iets knelt door een ongelijkmatig oppervlak, moet dit worden opgelost. | |
5. | Druk de inrijklem naar voren zodat de borstbouten in de groeven van de montagesteun vallen. | |
6. | Plaats de vleugelbout (1) door de inrijklemsteun en in de montagesteun (5). Draai de vleugelbout handvast aan. |
1 | Vleugelbout, 5/16-18 x 1 inch |
2 | Onderlegring (2) |
3 | Borstbout (2) |
4 | Bout, platkop, 5/16-18 x 2 1/2 inch (2) |
5 | Montagesteun |
6 | Onderlegring (2) |
7 | Borgmoer, 5/16-18 inch (2) |
8 | Afmeting: 26 cm (10 in) |