AFNEEMBARE WINDSCHERMSETS
J028232021-04-27
ALGEMEEN
Setnummer
58063-04, 58601-04, 58602-04, 58703-09, 58706-09
Modellen
Voor modelgerelateerde informatie raadpleegt u de P&A-detailhandel catalogus of het gedeelte 'Parts and Accessories' (Onderdelen en accessoires) op www.harley-davidson.com (alleen Engelstalig).
Tabel 1. Sets
Set-nr.
Beschrijving
58063-04
Standaardhoogte, transparant windscherm
58601-04
Standaard hoogte, getint windscherm
58602-04
Laag profiel, getint windscherm
58703-09
Laag profiel, getint windscherm, zwarte beugels
58706-09
Standaard hoogte, transparant windscherm, zwarte beugels
Setinhoud
MONTAGE
WAARSCHUWING
De veiligheid van de berijder en de passagier is afhankelijk van de correcte montage van deze set. Als u niet zeker weet of u de procedure correct kunt uitvoeren of als u niet beschikt over het juiste gereedschap, laat de installatie dan over aan een Harley-Davidson-dealer. Incorrecte montage van deze set kan ernstig of dodelijk letsel tot gevolg hebben. (00308b)
WAARSCHUWING
Om te voorkomen dat de motor per ongeluk start, met mogelijk ernstig of dodelijk letsel tot gevolg, moet eerst de minkabel (-) van de accu worden losgekoppeld. (00048a)
OPMERKING
Bedek het voorspatbord en de voorkant van de brandstoftank met schone werkplaatsdoeken om krassen te voorkomen. Anders kan de laklaag worden beschadigd.
Koppelingskabel verplaatsen
Alleen voor XL Custom- of FXLR-modellen: Verplaats de koppelingskabel, die nu strak achter de bovenste balhoofdplaat loopt, als volgt naar de voorkant van het stuur:
  1. Verplaats de koppelingskabel van de oorspronkelijke locatie naar de linker achterkant van de bovenste balhoofdplaat. Verwijder de speling, zowel boven als onder de balhoofdplaat, om de kabel zo goed mogelijk te positioneren.
  2. Verplaats, indien nodig, de koppelingskabelbinders die aan de onderste framebuis zijn bevestigd zodat de koppelingskabel vrij kan bewegen als het stuur helemaal naar de rechter en linker vorkaanslagen wordt gedraaid. Gebruik de koppelingshendel diverse keren om dit te controleren.
Voor alle modellen met uitzondering van XL Custom of FXLR: Verplaats de koppelingskabel in het stuur als volgt:
1. Zie Afbeelding 1 . Schuif de rubberen hoes (1) van de koppelingskabelafsteller (2). De kabelafsteller bevindt zich ongeveer halverwege de koppelingskabel bij de voorste framebuis.
1Rubberen hoes
2Kabelafsteller
3Contramoer
4Kabeluiteinde
Afbeelding 1. Koppelingskabelafsteller
2. Houd de kabelafsteller met een 1/2 inch sleutel vast en draai de tegenmoer (3) met een 9/16 inch sleutel los. Schroef de contramoer van de kabelafsteller af. Draai de afsteller naar de contramoer totdat er speling bij de handhendel is.
3. Verwijder de sluitring uit de groef van de draaipen aan de onderkant van de koppelingshendelsteun en verwijder de draaipen.
4. Verwijder de koppelingshendel van de steun. Gebruik indien nodig een T27 Torx®-dopsleutel om de twee bouten met platte onderlegringen, waarmee de stuurklem aan de koppelingshendelsteun is bevestigd, te verwijderen.
5. Zie Afbeelding 2 . Leid de koppelingskabel weer in het stuur.
Afbeelding 2. Leiden van nieuwe koppelingskabel
6. Steek de koppelingshendel in de groef van de hendelsteun en maak de huls aan het uiteinde van de kabelbehuizing vast in het gat aan de binnenkant van de steun.
7. Bevestig de koppelingshendelsteun als u deze hebt verwijderd met Torx®-bouten aan de klem op het stuur. Begin met de bovenste bout, haal deze aan tot 6,8-9,0 Nm (60-80 in-lb).
8. Zie Afbeelding 1 . Draai de kabelafsteller van de contramoer af totdat de handhendel geen speling meer heeft. Trek het kabelverbindingspunt van de koppelingshendelsteun af om de speling te meten.
9. Zie Afbeelding 3 . Houd de afsteller vast met een 1/2 inch sleutel en gebruik een 9/16 inch sleutel om de contramoer tegen de kabelafsteller vast te zetten. Schuif de rubberen huls weer over het kabelafstelmechanisme.
10. Verplaats, indien nodig, de koppelingskabelbinders die aan de onderste framebuis zijn bevestigd zodat de koppelingskabel vrij kan bewegen als het stuur helemaal naar de rechter en linker vorkaanslagen wordt gedraaid. Gebruik de koppelingshendel diverse keren om dit te controleren.
Afbeelding 3. Vrije speling van koppelingskabel: 1,6-3,2 mm (1/16-1/8 inch) (1/16-1/8 in)
WAARSCHUWING
Controleer na het verplaatsen van de koppelingskabel of de koppelingshendel soepel opent en sluit als het stuur helemaal naar links of rechts wordt gedraaid. Door een trage reactie van de koppelingshendel kunt u de macht over het stuur verliezen, met mogelijk ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00424d)
WAARSCHUWING
Controleer of het stuur soepel en zonder beperkingen kan bewegen. Eventuele beperkingen kunnen ervoor zorgen dat u de controle over de motorfiets verliest, waardoor ernstig of dodelijk letsel kan ontstaan. (00371a)
  • Zorg ervoor dat de koppelingskabels niet te strak worden getrokken als het stuur geheel naar links of rechts wordt gedraaid.
OPMERKING
Mogelijk moeten de gas- en stationairkabels worden verplaatst. (Zie het sub-onderwerp Leiden van de gas- en stationairkabel.)
Leiden van de gas- en stationairkabel
WAARSCHUWING
Controleer of het stuur soepel en zonder beperkingen kan bewegen. Eventuele beperkingen kunnen ervoor zorgen dat u de controle over de motorfiets verliest, waardoor ernstig of dodelijk letsel kan ontstaan. (00371a)
  • Zorg ervoor dat de gas-/stationairkabels niet te strak worden getrokken als het stuur geheel naar links of rechts wordt gedraaid.
  • Controleer of draden en kabels verwijderd zijn van de stuuraanslagen bij het balhoofd zodat zij niet worden afgekneld als het stuur tegen de aanslagen wordt gedraaid.
Sportster-modellen
Leid de bedieningskabels langs de linkerkant van de rechter richtingaanwijzer. Vervolgens terug tussen de koplamp en de rechter bovenste voorvorkpoot door. Daarna terug onder de brandstoftank en maak dan de kabels vast met een klem onder het contactslot, en ten slotte omlaag naar de carburateur.
Dyna-modellen
FXD, FXDX, FXDS-Conv-modellen: zie Afbeelding 4. Leid de gas- en stationairkabels tussen de koplamp en rechter bovenste voorvorkpoot door en vervolgens onder de rechterkant van de tank naar de carburateur.
FXDL-modellen: zie Afbeelding 5. Leid de gas- en stationairkabels naar de buitenkant (rechts) van de voorvork.
Afbeelding 4. Leiden van kabels (FXD-, FXDX-, en FXDS-Conv-modellen)
Afbeelding 5. Leiden van kabels (FXDL-modellen)
Verwijderen van de huidige gas-/stationairkabel
MEDEDELING
Verwijder of installeer de hoofdcilinder pas nadat u een 4 mm (5/32 in) dik inzetstuk tussen de remhendel en de hendelsteun hebt geplaatst. Als u de hoofdcilinder zonder het inzetstuk verwijdert of installeert, kunnen de rubberen hoes en de plunjer van de voorste remlichtschakelaar worden beschadigd. (00324a)
1. Zie Afbeelding 6 . Plaats het kartonnen inzetstuk tussen de remhendel en de remhendelsteun.
2. Zie Afbeelding 7 . Draai de contramoeren van de kabelafstellers los. Schroef de kabelafstellers zover in totdat zij zo kort mogelijk zijn. Dit zorgt ervoor dat er voldoende speling is en de kabel dus gemakkelijk kan worden verwijderd.
3. Verwijder met behulp van een T25 Torx®-dopsleutel de bouten van de schakelaarbehuizing rechts boven en onder.
1Rempedaal
2Karton, 4 mm (5/32 in)
3Remhendelsteun
Afbeelding 6. Plaatsen van het kartonnen inzetstuk
1Afsteller contramoer (2)
2Afsteller stationairkabel
3Afsteller gaskabel
4Onderste schakelaarbehuizing
5Bovenste schakelaarbehuizing
Afbeelding 7. Gashendel
4. Draai met een T27 Torx®-dopsleutel de bovenste bout los waarmee de stuurklem is bevestigd aan de hoofdcilinderbehuizing. Verwijder de onderste klembout met de platte onderlegring.
OPMERKING
Laat, indien mogelijk, het weerstandsplaatje op zijn plaats zitten. Het weerstandsplaatje zit nogal los en kan eruit vallen of losraken als de onderste schakelaarbehuizing wordt omgekeerd of geschud.
5. Zie Afbeelding 8 . Verwijder de messing verbindingspunten uit de inkepingen aan de binnenkant van de gashendel. Verwijder de verbindingspunten van de fittings aan de kabeluiteinden.
6. Trek de geribbelde inzetstukken, aan het uiteinde van de gas- en stationairkabelbehuizing, uit de onderste schakelaarbehuizing. Daarvoor kunt u bij het trekken het beste een heen en weer gaande beweging maken. Verwijder de kabels met de sluitringen uit de schakelaarbehuizing. Breng, indien nodig, een druppel lichte olie aan op de sluitringen, om de verwijdering te vergemakkelijken.
OPMERKING
Meet nu, als u verschillende handgrepen hebt (of monteert), het verschil in afstand dat nodig is vanaf het uiteinde van de kabelbehuizing tot de gashendel. Vergelijk deze extra lengte met de kabels in uw set.
Als de kabels meer dan 50 mm (2 in) langer of meer dan 25 mm (1 in) korter zijn dan de hierboven gemeten afstand, neem dan contact op met uw Harley-Davidson-dealer voor een kabel van de juiste lengte.
1Gaskabel
2Uitsparing
3Stationairkabel
4Messing verbindingspunt
Afbeelding 8. Gas-/stationairkabels
Installeren van de gas-/stationairkabels
1. Zie Afbeelding 8 . Breng een beetje grafiet aan op de gashendel aan de binnenkant van de schakelaarbehuizing en op het stuur op de plaats van de gashendel.
OPMERKING
De gaskabel heeft een aan het kabeluiteinde gekrompen sluitring met een grotere diameter dan die van de stationairkabel.
Breng, voor de montage, een druppel lichte olie aan op de sluitringen van de gekrompen inzetstukken.
2. Zie Afbeelding 9 . Druk de gaskabelbehuizing en sluitring in het grotere gat van de schakelaarbehuizing vóór de spanningsstelschroef.
3. Druk de stationairkabelbehuizing en sluitring in het kleinere gat van de schakelaarbehuizing achter de spanningsstelbout.
4. Druk de gas- en stationairkabels in de onderste schakelaarbehuizing, totdat deze vastklikken.
OPMERKING
Als het weerstandsplaatje eruit is gevallen of niet meer op de juiste plaats zit, moet men het plaatje met de holle kant naar boven bevestigen en zodanig dat het pengat zich boven het punt van de stelschroef bevindt.
5. Schuif de gashendel over het uiteinde van de rechter stuurhelft totdat de onderkant tegen het gesloten uiteinde ligt. Draai de hendel zodanig dat de inkepingen in het verbindingspunt zich aan de bovenkant bevinden. Ter voorkoming van binding moet de hendel ongeveer 3,2 mm (1/8 inch) worden teruggetrokken.
1Sluitring stationairkabel
2Sluitring gaskabel
3Onderste schakelaarbehuizing
Afbeelding 9. Monteer de kabels aan de onderste schakelaarbehuizing
6. Zie Afbeelding 8 . Plaats de onderste schakelaarbehuizing onder de gashendel. Monteer twee messing verbindingspunten (56508-76) uit de set op de kabels, waarbij de verbindingspunten in de daarvoor bestemde sleuven op de gashendel moeten worden geplaatst. De kabels moeten in de groeven liggen die machinaal in de hendel zijn aangebracht.
7. Plaats de bovenste schakelaarbehuizing over het stuur en de onderste schakelaarbehuizing. Leid de draadboombuis door de holte onderaan het stuur.
8. Draai de bouten van de bovenste en onderste schakelaarbehuizing losjes vast.
9. Plaats de remhendel/hoofdcilinder aan de binnenkant van de schakelaarhuizing, waarbij het lipje van de onderste schakelaarbehuizing in de groef aan de bovenkant van de remhendelsteun vastklikt.
10. Lijn de gaten in de stuurklem uit met de gaten in de hoofdcilinderbehuizing, en maak de onderste bout en platte onderlegring losjes vast. Stel de stand af voor maximaal rijderscomfort. Haal de bouten, beginnend met de bovenste bout, met behulp van een T27 Torx®-dopsleutel aan tot 6,8-9,0 Nm (60-80in-lb).
11. Haal de onderste en bovenste bouten van de schakelaarbehuizing aan tot 4-5 Nm (35-45 in-lb).
OPMERKING
Draai altijd eerst de bout van de onderste schakelaarbehuizing vast, zodat een eventuele ruimte tussen de bovenste en onderste behuizingen zich aan de voorkant van de schakelaar bevindt.
12. Stel de gas- en stationairkabels af zoals beschreven in de servicehandleiding.
WAARSCHUWING
Controleer of het stuur soepel en zonder beperkingen kan bewegen. Eventuele beperkingen kunnen ervoor zorgen dat u de controle over de motorfiets verliest, waardoor ernstig of dodelijk letsel kan ontstaan. (00371a)
13. Verwijder het kartonnen inzetstuk tussen de remhendel en de hendelsteun.
  • De kabels mogen niet vast komen te zitten aan de bevestigingsmaterialen van de koplamp of voor de koplamp langslopen.
  • De kabels mogen niet vast komen te zitten aan de bevestigingsmaterialen van de richtingaanwijzers of aan de richtingsaanwijzers zelf.
  • De kabels mogen niet vast komen te zitten aan de brandstofdop of brandstofmeter.
  • De kabels mogen niet vast komen te zitten aan de snelheidsmeter of toerenteller.
  • Controleer of de kabels niet tussen het frame en/of de voorvork worden afgekneld.
  • Zorg ervoor dat de koppelingskabels niet te strak worden getrokken als het stuur geheel naar links of rechts wordt gedraaid.
WAARSCHUWING
Sluit eerst de pluskabel (+) van de accu aan. Mocht de pluskabel (+) in contact komen met massa terwijl de minkabel (-) nog is aangesloten, dan kan de accu door de vonken die dan ontstaan, exploderen, met mogelijk ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00068a)
  1. Sluit de accukabels aan, de pluskabel (+) eerst.
Monteer de klemmen aan het windscherm
1. Zie Afbeelding 10. Haal het onderste gedeelte van het windscherm uit de verpakking en leg dit met de voorkant onder op een schoon, zacht oppervlak met de montagesteunen naar boven gericht.
2. Zie Afbeelding 12 . Haal zowel de klemmen- als de bevestigingsmaterialenset uit de verpakking en leg bij elkaar passende onderdelen apart als voorbereiding op de montage.
3. Zie Afbeelding 11 . Monteer de klemmen en de stapels bevestigingsmiddelen.
WAARSCHUWING
De (kegelvormige) schotelveren moeten met de bolle kant naar elkaar wijzen en de montagesteunen van het windscherm bij elk montagepunt inklemmen. Als de schotelveren verkeerd om worden geplaatst, kan het windscherm niet afbreken bij een botsing, wat ernstig of dodelijk letsel tot gevolg kan hebben. (00422b)
4. Haal de borstbouten (1) klem voor klem, met de klem naar boven gericht en aan de binnenkant van de windschermsteun (2), ver genoeg aan om de stand van de klem ten opzichte van het windscherm vast te houden tijdens het monteren van het windscherm op de motorfiets. De bouten worden later volledig aangehaald.
Afbeelding 10. Montagesteunen windscherm
1Borstbout
2Windschermsteun, rechts
3Bolle onderlegring
4Schotelveren (deze moeten met de bolle kant naar elkaar wijzen en de windschermsteun moet ertussen zitten)
Afbeelding 11. Montageklem windscherm
Windscherm monteren
OPMERKING
Houd het voorwiel recht om te voorkomen dat de steunen de brandstoftank bekrassen.
1. Zorg dat alle vier de klemmen 'geopend' zijn en breng daarna het windscherm (met de klemzijde van u af gericht) naar de voorkant van de motorfiets.
OPMERKING
Het Lexan® windscherm is redelijk buigzaam en kan worden gebogen om de klemmen van de koplamp vandaan te spreiden om de montage op de motorfiets te vergemakkelijken. Zorg ervoor dat het koplamphuis niet wordt bekrast door de klemmen terwijl u het windscherm op de onderste voorvorkpoten plaatst.
2. Ga voor het voorspatbord staan en controleer of de gaskabels tussen de twee klemmen links van u zitten (gezien vanaf de voorkant van de motorfiets terwijl u het windscherm vasthoudt) en niet worden afgekneld door de klemmen. Centreer het windscherm rond de koplamp en zetel de klemmen op de onderste voorvorkpoten.
WAARSCHUWING
Afgeknelde gaskabels kunnen de reactie van de gashendel beperken, waardoor u de controle over de motorfiets kunt verliezen en ernstig of dodelijk letsel kan ontstaan. (00423b)
3. Begin aan de onderkant (aan een van de kanten) en haal de borstbouten iets verder dan vingervast aan. Sluit daarna elke klem en controleer of de klemmen vanzelf worden uitgelijnd met de onderste voorvorkpoten en met elkaar.
OPMERKING
Haal de borstbouten niet verder aan dan het aanbevolen aanhaalmoment. Als u ze te strak aanhaalt, kan de klem op de onderste voorvorkpoot meedraaien, waardoor de klemkaak kan verdraaien.
4. Controleer of het borstgedeelte van de borstbouten volledig in elke windschermsteunlocatie zetelt. Haal elke borstbout aan tot 60 in-lb (6,7 Nm).
5. Zie Afbeelding 12 . Breng het randsierdeel van de windschermsteun (7) aan om de gaskabels te beschermen tegen schuren. Het sierdeel moet worden aangebracht tussen de klemmen op de rechter windschermsteun en volledig omhoog worden geduwd tegen de bevestigingsmiddelen van de bovenste klem. Draai het stuur geheel naar links en rechts totdat het niet verder kan om te controleren of de gaskabels vrij kunnen bewegen.
OPMERKING
Als het windscherm de bewegingsvrijheid beperkt, verstelt u het naar vereist totdat de juiste mate van speling is verkregen. Laat ervaren onderhoudspersoneel van Harley-Davidson eventuele problemen corrigeren voordat u gaat rijden met dit geïnstalleerde accessoire.
Windscherm verwijderen en opslaan
U verwijdert het windscherm door vier klemmen in willekeurige volgorde te openen en de montageprocedures van stap 3 en 4 van het sub-onderwerp Windscherm monteren in omgekeerde volgorde uit te voeren. Zorg ervoor dat u het koplamphuis of de brandstoftank niet bekrast zoals opgemerkt in de montage-instructies.
Sla het windscherm op een locatie op waar de windschermklemmen het beste beschermd worden. Sla het windscherm niet op locaties op waar er tegen kan worden gebotst of waar het kan vallen. Leg niets op het windscherm.
Voordat u het windscherm na een periode van opslag opnieuw monteert, moet u controleren of de klemmen en bevestigingsmiddelen schoon en voorbelast zijn voor bevestiging. Elke klem moet voorzien zijn van twee rubber pakkingen in het klemzadel dat past op de onderste voorvorkpoot en onbelemmerd geopend en gesloten kunnen worden.
ONDERHOUD EN REINIGING
OPMERKING
De reflectie van zonlicht via de binnenzijde van het windscherm kan ertoe leiden dat de instrumenten van de motorfiets extreem heet worden. Houd hier rekening mee bij het parkeren. Parkeer met de voorzijde van de motorfiets naar de zon, dek de instrumenten af met een ondoorzichtig voorwerp of stel het windscherm zo af dat er geen reflecties optreden.
MEDEDELING
Polycarbonaat windschermen moeten op de juiste wijze worden onderhouden en verzorgd. Indien het polycarbonaat niet goed wordt verzorgd, kan dit beschadigingen aan het windscherm/windgeleider tot gevolg hebben. (00483e)
  • Gebruik geen benzeen, verfverdunner, benzine of ander type hard reinigingsmiddel op het windscherm. Als u dit doet, raakt het oppervlak beschadigd. Reinig Lexan niet in de hete zon of bij hoge temperaturen. Poedervormige, schuur- of alkalinereinigingsmiddelen beschadigen het windscherm. De reflectie van zonlicht via de binnenzijde van het windscherm kan er onder bepaalde omstandigheden toe leiden dat de instrumenten van de motorfiets extreem heet worden. Houd hier rekening mee bij het parkeren. Parkeer met de voorzijde van de motorfiets naar de zon, dek de instrumenten af met een ondoorzichtig voorwerp of stel het windscherm zo af dat er geen reflecties optreden. Gebruik geen benzeen, verfverdunner, benzine of ander type reinigingsmiddel op de rubberen bussen. Deze stoffen beschadigen de busoppervlakken.
MEDEDELING
Gebruik alleen producten aanbevolen door Harley-Davidson voor Harley-Davidson windschermen. Gebruik geen bijtende chemicaliën of regenafstotende producten, omdat deze schade aan het oppervlak van het windscherm veroorzaken, zoals dof of ondoorzichtig worden. (00231c)
MEDEDELING
Gebruik geen benzeen, verfverdunner, benzine of ander type hard reinigingsmiddel op het windscherm. Doet u dit wel, dan beschadigt het windscherm. (00232c)
  • Gebruik geen benzeen, verfverdunner, benzine, smeermiddelen (zoals Armorall®), of ander type reinigingsmiddel op de rubberen bussen. Deze middelen beschadigen de busoppervlakken.
OPMERKING
Om het verwijderen van dode insecten makkelijker te maken, kunt u een schone, natte doek ongeveer 15 minuten over het windscherm leggen, voordat u deze wast.
SERVICEONDERDELEN
Afbeelding 12. Serviceonderdelen: Afneembare windschermsets
Tabel 2. Serviceonderdelen: Afneembare windschermsets
Onderdeel
Beschrijving (aantal)
Set
Onderdeelnummer
--
Windschermserviceset (bevat items 1 t/m 4)
- Set 58063-04 (standaard, helder)
- Set 58601-04 (standaard, getint)
- Set 58602-04 (laag, getint)
- Set 58703-09 (laag, getint)
- Set 58706-09 (standaard, helder)
58061-96
58625-99
58103-96
58103-96
58061-96
1
Windscherm
Niet afzonderlijk verkrijgbaar
2
Tape, horizontaal (2)
58052-78
3
Tape, verticaal (2)
58417-77
4
Onderlegring, rubber, zwart (6)
58152-96
5
Steun, windschermmontage, rechts
Steun, windschermmontage, rechts, zwart
58809-04
58708-09
6
Steun, windschermmontage, links
Steun, windschermmontage, links, zwart
57723-04
58710-09
7
Sierdeel, randbescherming, vinyl, zwart
62540-83
8
Klemmen, zonder gereedschap los te maken (4) (bevat twee exemplaren van item 9)
57400465
9
Pakking (8 in totaal, 2 per klem)
58791-04
--
Bevestigingsmaterialenset, windschermmontage (4) (bevat items 10 t/m 12)
58790-04
10
Borstbout, bolkop
Niet afzonderlijk verkrijgbaar
11
Afstandsring, bol
Niet afzonderlijk verkrijgbaar
12
Schotelveer (2)
Niet afzonderlijk verkrijgbaar
13
Beugel, horizontaal, buitenste
Beugel, horizontaal, buiten, zwart
58051-78A
58069-09
14
Steun, horizontaal, binnenste
Beugel, horizontaal, binnen, zwart
58050-78A
58068-09
15
Beugel, verticaal, rechts
Beugel, verticaal, rechts, zwart
58406-75A
58045-09
16
Beugel, verticaal, links
Beugel, verticaal, links, zwart
58408-75A
58046-09
17
Bout, bolkop, TORX®, met borgpatch, nr. 12-24 x 13/16 inch (2)
2452
18
Bout, bolkop, TORX®, met borgpatch, nr. 12-24 x 5/8 inch (7)
2921A
19
Dopmoer, nr. 12-24 (verchroomd) (9)
7651