TOURING-OLIEKOELERSET EN VERCHROOMDE OLIEKOELERKAP
J047392008-03-11
ALGEMEEN
Setnummer
26155-09
Modellen
Voor informatie over de modelgeschiktheid, raadpleegt u de P&A-catalogus of het gedeelte Parts and Accessories (onderdelen en accessoires) op www.harley-davidson.com (alleen Engelstalig).
  • Deze set past niet op Definitive5-filtratiesysteemsets (63800-07, 63801-07 of 63802-07).
  • Deze set past niet op motorfietsen uitgerust met een zijspan.
Vereiste aanvullende onderdelen
WAARSCHUWING
De veiligheid van de berijder en de passagier is afhankelijk van de correcte montage van deze set. Als u niet zeker weet of u de procedure correct kunt uitvoeren of als u niet beschikt over het juiste gereedschap, laat de installatie dan over aan een Harley-Davidson-dealer. Incorrecte montage van deze set kan ernstig of dodelijk letsel tot gevolg hebben. (00308b)
Setinhoud
INSTALLEREN
1. Zie Afbeelding 1. Verwijder het draaioliefilter (2) en de oliefilteradapter (1) op de plaats waar het oliefilter is gemonteerd. Maak de plaats waar het oliefilter gemonteerd wordt grondig schoon. Gooi de oliefilteradapter weg.
OPMERKING
De oliefilteradapter is voorzien van twee flenzen die aan de achterkant naar buiten steken. De flenzen dienen in de richting van de montageplaats van het oliefilter en door de pakking van de oliefilteradapter gemonteerd te worden.
2. Zie Afbeelding 2. Monteer de oliekoeleradapterpakking (3) op de oliekoeleradapter (1). De montageflenzen van de oliefilteradapter moeten zodanig uitgelijnd worden dat ze in de uitsnijding in de oliekoeleradapterpakking gemonteerd worden, zoals afgebeeld.
OPMERKING
Door deze flenzen kunnen de oliekoeleradapter en de pakking alleen in één positie goed worden gemonteerd op het montageoppervlak voor het oliefilter.
1Oliefilteradapter
2Oliefilter
Afbeelding 1. Oliefilter en adapter
1Oliekoeleradapter
2Montagefitting
3Oliekoeleradapterpakking
4Hechtlaag van de pakking
5Pakkingoppervlak van de oliekoeleradapter
Afbeelding 2. Monteren van de oliefilteradapter
1Spanningsregelaar
2Montagetapeind voor de spanningsregelaar (2)
3Spanningsregelaarconnector [77]
4Statorconnector [46]
Afbeelding 3. Spanningsregelaar en connectors
3. Zie Afbeelding 2. Als uw set een pakking bevat met een 'lichtgekleurde beschermstrook': Haal de beschermstrook van de pakking (4) en druk de plakkant op het pakkingoppervlak (5) van de oliekoeleradapter. Zorg ervoor dat de pakking is gecentreerd op de adapter. Zorg ervoor dat de adapter goed op zijn plaats in het montageoppervlak zit. Zorg ervoor dat de opstaande rand van de montagefitting naar de adapter wijst. Haal de montagefitting aan tot 16,3–21,7 N·m (12–16 ft-lbs). Zie Afbeelding 2. Als uw set een standaardpakking bevat zonder een 'lichtgekleurde beschermstrook': Bevestig de oliekoeleradapter en -pakking op de montageplaats voor het oliefilter op het motorblok met behulp van de montagefitting (2). Zorg ervoor dat de adapter goed op zijn plaats in het montageoppervlak zit. Zorg ervoor dat de opstaande rand van de montagefitting naar de adapter wijst. Haal de montagefitting aan tot 16,3–21,7 N·m (12–16 ft-lbs).
4. Zie Afbeelding 3. Maak de vergrendelingen van de connectors vrij en ontkoppel de statorconnector (4) en de spanningsregelaarconnector (3) van de spanningsregelaar (1).
5. Verwijder de montagemoeren van de spanningsregelaar.
6. Til de spanningsregelaar (1) omhoog om deze van de montagetapeinden (2) te verwijderen.
7. Zie Afbeelding 4. Plaats de oliekoelerkap (12) over de oliekoelertapeinden (2) en vervolgens de montagesteun (9) over de tapeinden. Bevestig de steun en kap aan de oliekoeler met de drie onderlegringen (3) en drie borgmoeren (4). Haal de moeren aan tot 10,8–13,5 N·m (96–120 in-lbs).
8. Plaats de oliekoelermontagesteun op de regelaarmontagetapeinden. Plaats de kabelmontagesteun boven op de oliekoelermontagesteun en plaats dan de spanningsregelaar op de tapeinden over de oliekoelersteun. Maak de regelaar vast met twee flensmoeren (item 5, Afbeelding 4 ), maar draai deze op dit moment nog niet vast.
9. Zie Afbeelding 3. Sluit de statorconnector (4) en spanningsregelaarconnector (3) op de spanningsregelaar (1) aan. Zet de connectors met behulp van de vergrendelingen vast.
10. Haal de moeren van de regelaar aan tot 9,5-13,6 N·m (84-120 in-lb).
11. Zie Afbeelding 4. Schuif twee klemmen op de linker slang (11) en de rechter slang (10) en sluit de slangen op de oliekoeler (2) en oliekoeleradapter (1) aan.
12. Bevestig de slangen aan de oliefilteradapter en oliekoeler met de wormaandrijvingklemmen (6). Haal de klemmen aan tot 0,9 N·m (8 in-lbs).
OPMERKING
Door een oliefiltersleutel (HD-44067A) te gebruiken, wordt beschadiging van de carterpositiesensor voorkomen. Plaats de klemmen in een positie waarin de oliefiltermontage niet belemmerd wordt. Controleer of de slangen zo zijn aangelegd dat ze niet in aanraking komen met het oliefilter of scherpe randen. In de slangen mogen geen scherpe hoeken of knikken zitten waardoor de oliestroom belemmerd kan worden.
13. Controleer of er voldoende speling is tussen alle kabels en draadbomen en de oliekoeleradapter, om slijtage te voorkomen.
14. Smeer de oliefilterpakking in met nieuwe motorolie. Draai het filter op de schroefdraad totdat de pakking het montageoppervlak raakt; draai het filter vervolgens een halve tot driekwartslag verder vast.
15. Vul olie bij tot het FILL-teken (bijvullen) op de peilstok.
16. Start de motorfiets en controleer op olielekkage van en rondom de gemonteerde onderdelen. Vul indien nodig olie bij.
Systeemstromingstest
MEDEDELING
Het oliepeil kan bij een koude motor niet goed worden gemeten. Tijdens de inspectie voorafgaand aan het rijden, terwijl de motor op een vlakke ondergrond op de zijstandaard leunt, moet de olie bij een koude motor tussen de pijlen op de peilstok staan. Voeg bij een KOUDE motor geen olie toe om het peil tot de FULL-markering (vol) te brengen. (00185a)
MEDEDELING
Laat de motor niet draaien wanneer het oliepeil onder de bijvul-markering op de peilstok staat bij een motor die op bedrijfstemperatuur is. Het gevolg is een beschadigde motor. (00187b)
1. Start de motor. Inspecteer alle slangverbindingen op lekkage. Indien er geen lekkage is, laat u het motorblok warmdraaien.
OPMERKING
Plaats de klemmen in een positie waarin de oliefiltermontage niet belemmerd wordt. Controleer of de slangen zo zijn aangelegd dat ze niet in aanraking komen met het oliefilter of scherpe randen. In de slangen mogen geen scherpe hoeken of knikken zitten waardoor de oliestroom belemmerd kan worden.
2. Controleer of de temperatuur van de oliekoeler stijgt wanneer het motorblok de normale bedrijfstemperatuur bereikt heeft. Indien de oliekoeler koud blijft na het opwarmen van het motorblok, kan het zijn dat er een obstructie in de oliestroom is. Zet de motor uit, laat hem afkoelen en zoek de oorzaak van de obstructie in het systeem.
3. Zorg ervoor dat alle slangklemmen zijn aangehaald tot 0,9 N·m (8 in-lbs).
4. Vul olie bij tot het FILL-teken (bijvullen) op de peilstok.
SERVICEONDERDELEN
Afbeelding 4. Serviceonderdelen voor Touring-oliekoelerset met verchroomde oliekoelerkap
Tabel 1. Serviceonderdelentabel
Item
Beschrijving (aantal)
Onderdeelnummer
1
Adapter, oliekoeler
26198-09
2
Oliekoelerkern
63068-09
3
Onderlegring (3)
6703
4
Borgmoer, nylon inzetstuk (3)
7671
5
Flensmoer (2)
7716
6
Klem, wormaandrijf (4)
9823
7
Adapter, oliefilter
26041-05A
8
Pakking, oliekoeleradapter
Niet afzonderlijk verkrijgbaar
9
Montagesteun, oliekoeler
62108-09
10
Slang, voorgevormd, rechts
62629-09
11
Slang, voorgevormd, links
62641-09
12
Kap, oliekoeler
63056-07A
13
Pakking
Niet afzonderlijk verkrijgbaar
14
Pakkingserviceset (niet afgebeeld) – bevat pakking (8), pakking (13) en twee schroeven
12056-05