Zie Afbeelding 2. Verwijder de lens (5) uit de achterste richtingaanwijzerbehuizing (1).

Wrik de reflector (3) en de doorvoertule (2) voorzichtig uit de behuizing (1). Trek de kabels voorzichtig uit het kabelgat van de behuizing.

Verwijder de steun (6), het tapeind (7) en de moer (8) en gooi deze weg.

Zie Afbeelding 3. Bevestig de verchroomde tegenmoeren (4) aan beide uiteinden van de richtingaanwijzerstang. Leg de richtingaanwijzerkabels als volgt aan:

Terwijl u de richtingaanwijzerkabels trekt, leid dan tegelijk elk richtingaanwijzercontact en doorvoertule in zijn behuizing.

Schroef de richtingaanwijzerbehuizing (1) op het schroefdraaduiteinde van het tapeind en zorg er daarbij voor dat de kabels niet worden gedraaid. Laat de richtingaanwijzerbehuizing losjes aan de stang vastzitten. Plaats de gloeilamp en de lens.

Herhaal de stappen voor de andere richtingaanwijzer.

Zie Afbeelding 6. Verwijder de huidige kentekenplaatsteun uit het spatbord en let op de manier waarop deze is gemonteerd. Gooi de kentekenplaatsteun weg, maar bewaar de bevestigingsmaterialen voor de installatie van de nieuwe kentekenplaatsteun uit de set.

Plaats het nieuwe kussentje uit de set zodanig op het spatbord dat het driegatenpatroon overeenkomt met het gatenpatroon in het spatbord. Markeer de locatieop het kussentje voor het vierde gat in het spatbord. Verwijder het kussentje van het spatbord en snijd een 'X' op deze plaats.

Leid de richtingaanwijzerkabels door het gat in de kentekenplaatsteun, het kussentje en het spatbord.

Monteer de nieuwe kentekenplaatsteun en de richtingaanwijzerstang door de twee tapeinden door de gaten in de kentekenplaatsteun te steken in de gaten in het spatbord, en deze vast te draaien aan de eerder bewaarde moeren. Bevestig een nieuwe rode reflector aan de kentekenplaatsteun.

Draai de richtingaanwijzers zodanig dat deze zich in een horizontale stand bevinden en naar achteren wijzen. Draai de verchroomde tegenmoeren stevig vast zodat deze tijdens het rijden niet kunnen verdraaien.

Strip een 9,5 mm (3/8 in) groot stuk van de isolatie van de afgesneden uiteinden van de richtingaanwijzerkabels.

Zie Afbeelding 4. Steek de twee zwarte richtingaanwijzerkabels aan beide uiteinden van een stootverbinder. Steek de twee paarse richtingaanwijzerkabels aan beide uiteinden van een tweede stootverbinder.

Kies voor de stootverbinder een kleur die overeenkomt met de kleur van de krimpholte op het krimpgereedschap (38125-8 of vergelijkbaar). Krimp de kabels in de verbinder.

Gebruik een UltraTorch UT-100 (39969), Robinair heteluchtpistool (HD-25070) met warmtekrimphulpstuk (41183), of een ander geschikt stralingswarmteapparaat om de mantel van de stootverbinding aan de kabel te krimpen. Richt de warmte vanuit het midden van de krimp naar de krimpuiteinden aan de buitenzijde toe, totdat het krimpmiddel aan beide uiteinden van de verbinder naar buiten treedt.

Voor een goede pasvorm van de ommanteling controleer of de stootverbinders bovenop elkaar liggen. Verwijder de verbinders aan de uiteinden van de kabels die uit het achterlicht waren getrokken. Schuif de ommanteling over de twee richtingaanwijzerkabels. Schuif de ommanteling door het gat in het spatbord en terug naar het gat in de richtingaanwijzerstang.

Herhaal de stappen voor de andere kant.