1. | Plaats een blok zodanig onder het frame dat de motorfiets rechtop en horizontaal staat en er geen gewicht rust op de zijstandaard. | |
2. | Verwijder de voetsteun. | |
3. | Verwijder de zijstandaard, het schakelstangenstelsel en de steun volgens de instructies in de betreffende servicehandleiding, en bewaar de bevestigingsmaterialen. | |
4. | Zie Afbeelding 5. Haal de nieuwe linker schakelpedaalsteun (2) en drie TORX®-bouten (3) uit de set. | |
5. | Plaats de eerder verwijderde onderlegringen op de bouten. Breng LOCTITE® 243 (blauw) aan op de schroefdraad en bevestig de nieuwe steun aan het motorfietsframe. Haal de bouten aan tot 54,2 N·m (40 ft-lbs). | |
6. | Zie Afbeelding 5. Bevestig de voetsteun met behulp van de veerring (8), gaffelpen (10) en de sluitring (9). | |
WAARSCHUWING Als de pootaanslag onjuist wordt gemonteerd, kan door overmatige slijtage de motorfiets van de zijstandaard vallen, wat ernstig of dodelijk letsel tot gevolg kan hebben. (00479b) | ||
7. | Monteer de zijstandaard en bevestig de veer. Als dit correct is gemonteerd, zal de haak aan de veerzijde die aan de steun is bevestigd, omhoog wijzen. | |
8. | Controleer of het stootrubber zich op het uitsteeksel van de zijstandaard bevindt. Zonder het stootrubber zal de zijstandaard contact maken met de kap van de primaire aandrijving, als deze omhoog wordt geklapt, waardoor de kap kan worden beschadigd. | |
9. | Klap de zijstandaardpoot een aantal keer in en uit om te controleren of deze goed functioneert. De zijstandaard moet geheel vrij en volledig kunnen worden in- en uitgeklapt. | |
10. | Raadpleeg de betreffende servicehandleiding voor het opnieuw bevestigen van het schakelstangenstelsel. |
1 | Steun* |
2 | Onderlegring |
3 | Bout (3)* |
4 | Hoofdcilinder |
5 | Gaffelpen |
6 | Onderlegring |
7 | Splitpen |
8 | Moer |
9 | Stalen/rubberen pakkingen (2) |
10 | Banjobout |
11 | Rempedaal |
12 | O-ringen |
13 | Onderlegring |
14 | Bout |
15 | Clip* (2011 en later) |
1. | Zie Afbeelding 1. Verwijder het FL-rempedaal (11) en de voetsteun (niet afgebeeld). | |||||||||||||||
2. | Verwijder de hoofdcilinder (4) volgens de toepasselijke instructies in de servicehandleiding. | |||||||||||||||
3. | Haal de FL-steun van het frame af. | |||||||||||||||
4. | Haal de nieuwe verchroomde rechter steun (1) en drie verchroomde bouten (3) uit de set. OPMERKING Zie Afbeelding 2. Modellen van 2011 en later moeten een bevestigingsklem uit de set of van een standaardvoertuig (her)gebruiken. Bevestigen zoals afgebeeld. | |||||||||||||||
5. | Zie Afbeelding 1. Plaats de eerder verwijderde onderlegringen (2) op de schroefdraad. Breng LOCTITE® 243 (blauw) aan op de schroefdraad en bevestig de nieuwe steun aan het motorfietsframe. Haal de bouten aan tot 54,2 N·m (40 ft-lbs). | |||||||||||||||
6. | Pak het nieuwe rempedaal (11) en zorg ervoor dat de O-ringen (12) op hun plaats blijven. Schuif het nieuwe rempedaal op de montagesteunas. Bevestig de bout (14) en onderlegring (13). Haal aan tot 16–22 N·m (12–16 ft-lbs). |
Afbeelding 2. Locatie van de klem
Afbeelding 3. Reservoirsteun, achterrem | ||||||||||||||
7. | Zie Afbeelding 3. Plaats de pakkingring van het hoofdcilindercartridgehuis in het gat van de nieuwe rechter treeplankmontagesteun (5). Breng LOCTITE® 243 (blauw) aan op de schroefdraad van de moer (4). Plaats de moer op het cartridgehuis en draai deze handvast aan. Haal aan tot 40,7–54,2 N·m (30–40 ft-lbs). | |||||||||||||||
WAARSCHUWING Vervang de remleidingpakkingen. Het opnieuw gebruiken van oorspronkelijke pakkingen kan ertoe leiden dat de remmen niet meer functioneren, waardoor u de controle over de motorfiets kunt verliezen met ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00318a) MEDEDELING Voorkom lekkage. Zorg ervoor dat de pakkingen, banjobout(en), remleiding en hoofdcilinderboring schoon en onbeschadigd zijn voordat u deze monteert. (00322a) | ||||||||||||||||
8. | Smeer de nieuwe stalen/rubberen pakkingen (2) in met de juiste remvloeistof voor uw bouwjaar en model motorfiets. Raadpleeg de gebruikershandleiding voor de juiste remvloeistofspecificaties. Plaats een pakking aan beide zijden van de banjofitting (3) die aan het uiteinde van de remleiding zit. Steek de banjobout (1) door de pakkingen en fitting. Haal aan tot 23–30 N·m (17–22 ft-lbs). |
Afbeelding 4. Achterrembediening: Achterste steun | ||||||||||||||
9. | Zie Afbeelding 4. Monteer de hoofdcilinder op het rempedaal. Bevestig de onderlegring (2) en de nieuwe splitpen (1) op de gaffelpen (3). | |||||||||||||||
10. | Smeer de rempedaalfitting in met wiellagervet Wheel Bearing Grease (onderdeelnr. 99856-92) totdat een kleine hoeveelheid vet zichtbaar is rondom de randen van het rempedaal. OPMERKING De achterrem kan niet worden afgesteld. Als de remsysteemonderdelen op de juiste wijze zijn gemonteerd, is het rempedaal correct afgesteld. | |||||||||||||||
11. | Zie Afbeelding 5. Bevestig de voetsteun met behulp van de veerring (8), gaffelpen (10) en de sluitring (9). | |||||||||||||||
WAARSCHUWING Contact met DOT 4-remvloeistof kan ernstige problemen met de gezondheid veroorzaken. Het niet dragen van geschikte huid- en oogbescherming kan ernstig of dodelijk letsel tot gevolg hebben.
| ||||||||||||||||
12. | Controleer of de achterste hoofdremcilinder in een horizontale stand staat. Verwijder het hoofdcilinderdeksel. | |||||||||||||||
13. | Ontlucht de remmen. Zie ONTLUCHTEN VAN DE HYDRAULISCHE REMMEN in de servicehandleiding. | |||||||||||||||
WAARSCHUWING Na het verrichten van onderhoud aan de remmen en alvorens met de motorfiets te gaan rijden, dienen de remmen een paar keer 'gepompt' te worden om druk in het remsysteem op te bouwen. Onvoldoende remdruk kan de remwerking negatief beïnvloeden, met mogelijk ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00279a) | ||||||||||||||||
14. | Bevestig de pakking en het deksel aan de hoofdcilinder. Haal de dekselbouten aan tot 0,7–0,9 N·m (6–8 in-lbs). | |||||||||||||||
WAARSCHUWING De zijstandaard wordt vergrendeld wanneer deze helemaal naar voren (omlaag) wordt geplaatst met het motorgewicht erop. Indien de zijstandaard niet helemaal naar voren (omlaag) staat met het motorgewicht erop gezet, dan kan de motor omvallen met ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00006a) | ||||||||||||||||
15. | Klap de zijstandaard helemaal naar voren (omlaag). Haal de steun voorzichtig onder het motorfietsframe vandaan en laat de motorfiets op de zijstandaard rusten. | |||||||||||||||
16. | Controleer of de zijstandaard goed werkt voordat u wegrijdt. | |||||||||||||||
WAARSCHUWING Na het repareren van het remsysteem dient u de remmen met lage snelheid te testen. Als de remmen niet goed functioneren kan testen bij hoge snelheden er toe leiden dat u de controle over de motorfiets kunt verliezen, met mogelijk ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00289a) | ||||||||||||||||
17. | Zet de contact-/koplampsleutelschakelaar op IGNITION (ontsteking). Druk het rempedaal meerdere malen in, om de werking van het remlicht te controleren. |
Item | Beschrijving (aantal) | Onderdeelnummer |
---|---|---|
1 | Rempedaalmontagesteun, glanzend zwart | 42508-11BHP |
2 | Schakelpedaalsteun | 33683-07A |
3 | Bolkop, TORX-bout, 0,375-16 x 1 inch (6) | 4512A |
4 | Schakelpedaal | 34564-90B |
5 | Schakelpedaal/tapeind | 34611-65A |
6 | Rempedaal | 42515-07 |
7 | Schakelpedaal | 33660-07 |
8 | Veerring (2) | 50912-72 |
9 | Sluitring (2) | 11304 |
10 | Gaffelpen (2) | 45041-01A |
11 | Clip (2011 en later) | 10866 |