1. | Tap de voorste hoofdremcilinder af. a. Open de doppen van de ontluchtingsnippels van elke voorremklauw. b. Plaats het ene uiteinde van een stuk transparante kunststofslang over de ontluchtingskleppen van de remklauw en het andere uiteinde in een geschikte opvangbak. c. Open de ontluchtingskleppen ongeveer driekwart slag. Knijp de voorremhendels een paar keer in om de remvloeistof uit het reservoir af te tappen. d. Sluit de ontluchtingskleppen. |
Afbeelding 1. Bescherm de remlichtschakelaar | ||||||
2. | Indien uitgerust met gemonteerde richtingaanwijzerbediening: Verwijder de spiegel en voorste richtingaanwijzer van de remhendelsteun. Alle overige modellen: Verwijder de spiegel van de remhendelsteun. a. Verwijder de dopmoer, borgring en (indien aanwezig) de richtingaanwijzersteun van de spiegelsteel. Bevestig de richtingaanwijzer aan het stuur. b. Verwijder de schroefdraadsteel van de spiegel van de remhendelsteun en bewaar deze voor de latere montage. | |||||||
3. | Reinig de plaats rondom de banjobout bij de voorste hoofdremcilinder. Verwijder de banjobout en de twee koperen pakkingen om de remleidingfitting los te koppelen van de hoofdcilinder. Gooi de pakkingen weg, maar bewaar de banjobout. OPMERKING Gebruik het oog van een kabelbinder als u niet beschikt over het kartonnen inzetstuk. Raadpleeg Afbeelding 1. | |||||||
MEDEDELING Verwijder of installeer de hoofdcilinder pas nadat u een 4 mm (5/32 in) dik inzetstuk tussen de remhendel en de hendelsteun hebt geplaatst. Als u de hoofdcilinder zonder het inzetstuk verwijdert of installeert, kunnen de rubberen hoes en de plunjer van de voorste remlichtschakelaar worden beschadigd. (00324a) | ||||||||
4. | Plaats het kartonnen inzetstuk tussen de remhendel en de remhendelsteun. | |||||||
5. | Raadpleeg Afbeelding 8. Gebruik een T-27 TORX®-dopsleutel om de twee schroeven (3) met platte onderlegringen (4), waarmee de stuurklem (2) aan de hoofdcilinderbehuizing (7) is bevestigd, te verwijderen. Gooi deze weg. Verwijder de remhendel/hoofdcilinder en klem van het stuur. |
1. | Pak de eerder verwijderde, standaard (OE) remhendel of een nieuwe hendel (afzonderlijk aangeschaft). Breng een kleine hoeveelheid GM-40M vet (H-D onderdeelnr. 42820-04) aan op de plaats waar de klepstoterstang van de hoofdcilinder tegen de remhendel aan ligt. Breng GEEN vet aan op het contactoppervlak van de remlichtschakelaar van de hendel. Lijn het gat in de remhendel uit met het gat in de nieuwe hoofdcilindersteun. Schuif vanaf de bovenkant de nieuwe draaipen (afzonderlijk aangeschaft) door de steun en de hendel. Controleer of de klepstoterstang goed op de hendel zit. | |||||||||
WAARSCHUWING Draag bij het installeren of verwijderen van sluitringen een veiligheids- of stofbril. Sluitringen kunnen uit de tang schieten en met voldoende kracht worden weggeslingerd om ernstig oogletsel te veroorzaken. (00312a) | ||||||||||
2. | Plaats de nieuwe sluitring (afzonderlijk aangeschaft) in de groef van de draaipen. Controleer of de sluitring helemaal in de groef zit. OPMERKING Gebruik het oog van een kabelbinder als u niet beschikt over het kartonnen inzetstuk. Raadpleeg Afbeelding 1 | |||||||||
MEDEDELING Verwijder of installeer de hoofdcilinder pas nadat u een 4 mm (5/32 in) dik inzetstuk tussen de remhendel en de hendelsteun hebt geplaatst. Als u de hoofdcilinder zonder het inzetstuk verwijdert of installeert, kunnen de rubberen hoes en de plunjer van de voorste remlichtschakelaar worden beschadigd. (00324a) | ||||||||||
3. | Plaats het kartonnen inzetstuk tussen de remhendel en de remhendelsteun. | |||||||||
4. | Raadpleeg Afbeelding 2. Plaats de remhendel/hoofdcilinder aan de binnenkant van de schakelaarbehuizing (4), waarbij het lipje (1) van de onderste schakelaarbehuizing in de groef (3) aan de bovenkant van de remhendelsteun (2) vastklikt. |
Afbeelding 2. Remhendelsteun aan de schakelaarbehuizing | ||||||||
5. | Pak de nieuwe schroeven (3) en platte onderlegringen (4) uit de set. Plaats een onderlegring op de schroefdraad van elke bout. Lijn de gaten in de nieuwe stuurklem uit met de gaten in de hoofdcilinderbehuizing en draai de twee schroeven gedeeltelijk in de schroefdraadgaten vast. | |||||||||
6. | Pas de positie van de remhendel op het stuur aan volgens het vereiste comfort en de gewenste rijhouding van de rijder. Gebruik een T27-dopsleutel om de bouten aan te draaien, te beginnen met de bovenste bout. Koppel: 7,9–9 N·m (70–80 in-lbs) | |||||||||
MEDEDELING Voorkom lekkage. Zorg ervoor dat de pakkingen, banjobout(en) en remleiding schoon en onbeschadigd zijn voordat u deze monteert. (00323a) | ||||||||||
7. | Plaats de nieuwe koperen pakkingen (6, uit de set) aan elke kant van de remleidingfitting. Steek de nieuwe banjobout (5) door de pakkingen en de fitting. Schroef de bout in de hoofdcilinderbehuizing en draai deze vast. Koppel: 17–20 N·m (13–15 ft-lbs) | |||||||||
8. | Verwijder het inzetstuk van de remhendel. Raadpleeg Afbeelding 1 |
1. | Indien uitgerust met gemonteerde richtingaanwijzerbediening: Verwijder de spiegel en voorste richtingaanwijzer van de koppelingshendelsteun. Alle overige modellen: Verwijder de spiegel van de koppelingshendelsteun. a. Verwijder de dopmoer, borgring en (indien aanwezig) de richtingaanwijzersteun van de spiegelsteel. Bevestig de richtingaanwijzer aan het stuur. b. Verwijder de schroefdraadsteel van de spiegel van de koppelingshendelsteun en bewaar deze voor de latere montage. | |||
2. | Raadpleeg Afbeelding 3. Ontkoppel de snelkoppeling van de koppelingskabel (1). Raadpleeg de servicehandleiding. |
Afbeelding 3. Losdraaien van de koppelingsafsteller | ||
WAARSCHUWING Draag bij het installeren of verwijderen van sluitringen een veiligheids- of stofbril. Sluitringen kunnen uit de tang schieten en met voldoende kracht worden weggeslingerd om ernstig oogletsel te veroorzaken. (00312a) | ||||
3. | Raadpleeg Afbeelding 8. Verwijder de sluitring (G) uit de groef in de draaipen (F) en gooi deze weg. Verwijder de pen uit de koppelingshendelsteun (1) en bewaar deze. | |||
4. | Verwijder de koppelingskabelankerpen (I) van de koppelingshendel (D). Verwijder het gevorkte uiteinde van de koppelingskabel (H) en de hendel van de steun. | |||
5. | Gebruik een T-27 TORX®-dopsleutel om de twee schroeven (3) met platte onderlegringen (4), waarmee de stuurklem (2) aan de koppelingshendelsteun is bevestigd, te verwijderen. Gooi deze weg. Verwijder de koppelingshendelsteun en -klem van het stuur. |
1. | Raadpleeg Afbeelding 8. Pak de eerder verwijderde, standaard (OE) koppelingshendel of een nieuwe hendel (afzonderlijk aangeschaft). Controleer of de draaibus (E) aanwezig is. | |||||||||||
2. | Plaats het gevorkte uiteinde van de koppelingskabel (H) in de juiste plaats in de koppelingshendel en schuif de ankerpen (I) op zijn plaats. Het platte gedeelte van de pen moet naar de hendel wijzen. | |||||||||||
WAARSCHUWING Draag bij het installeren of verwijderen van sluitringen een veiligheids- of stofbril. Sluitringen kunnen uit de tang schieten en met voldoende kracht worden weggeslingerd om ernstig oogletsel te veroorzaken. (00312a) | ||||||||||||
3. | Plaats de koppelingshendel in de nieuwe steun en monteer de eerder bewaarde draaipen (F) en de nieuwe sluitring (G), die afzonderlijk is aangeschaft. | |||||||||||
4. | Pak de nieuwe schroeven (3) en platte onderlegringen (4) uit de set. Plaats een onderlegring op de schroefdraad van elke bout. Lijn de gaten in de nieuwe stuurklem uit met de gaten in de koppelingshendelsteun en draai de twee schroeven gedeeltelijk in de schroefdraadgaten vast. | |||||||||||
5. | Pas de positie van de koppelingshendel op het stuur aan volgens het vereiste comfort en de houding van de bestuurder. Gebruik een T-27 TORX-dopsleutel om de bouten aan te draaien, te beginnen met de bovenste bout. Koppel: 7,9–9 N·m (70–80 in-lbs) | |||||||||||
6. | Raadpleeg Afbeelding 3. Sluit de snelkoppeling van de koppelingskabel (1) aan. Raadpleeg de servicehandleiding. | |||||||||||
7. | Afstellen van de speling van de koppelingshendel: a. Verwijder de bovenste veerklem en schuif de afdekking omhoog. | |||||||||||
|
Afbeelding 4. Vergrendelknop | |||||||||||
|
Afbeelding 5. Samengedrukte stelinrichting | |||||||||||
|
Afbeelding 6. Vergrendelknop bevestigen | |||||||||||
|
Afbeelding 7. Koppelingshendel |
8. | Vul het hoofdcilinderreservoir met DOT 4 HYDRAULISCHE REMVLOEISTOF totdat het vloeistofpeil het MAX. peil bereikt aan de binnenkant van het reservoir. Gebruik de oude remvloeistof niet opnieuw. Gebruik alleen DOT 4-vloeistof uit een afgedichte houder. | |
WAARSCHUWING Controleer of het ontluchtingsgaatje van de hoofdremcilinder niet geblokkeerd is. Als het ontluchtingsgaatje geblokkeerd is, kunnen de remmen gaan slepen of vergrendelen en kunt u de controle over de motorfiets verliezen, waardoor ernstig of dodelijk letsel kan ontstaan. (00317a) | ||
9. | Controleer de juiste werking van het ontluchtingsgaatje van de hoofdremcilinder door de voorrem of achterrem te bedienen. Knijp de remhendel in. Als alle interne componenten goed werken, zal er een klein beetje vloeistof door het vloeistofoppervlak in het reservoir omhoogkomen. | |
10. | Knijp de voorremhendels een paar keer in om hydraulische druk op te bouwen. | |
11. | Terwijl u de hendel ingeknepen houdt, opent u de rechter ontluchtingsklep ongeveer driekwart slag. Nu zal er remvloeistof van de ontluchtingsklep door de slang stromen. Sluit de ontluchtingsklep zodra u drukverlies waarneemt. Laat de remhendel langzaam terugkeren naar zijn vrije stand. OPMERKING Controleer zorgvuldig het vloeistofpeil in het reservoir van de hoofdcilinder tijdens de ontluchtingsprocedure. Om te voorkomen dat lucht in de remleidingen wordt gezogen, moet het reservoir altijd met vloeistof worden bijgevuld voordat het helemaal leeg raakt. | |
12. | Herhaal stap 5 en 6 totdat alle luchtbellen zijn verdwenen en er alleen nog vloeistof uit de ontluchtingsopening komt. | |
13. | Draai ten slotte de rechter ontluchtingsklep vast en bevestig de kap van de ontluchtingsklep. Koppel: 9–11,3 N·m (80–100 in-lbs) | |
14. | Indien u dit eerder hebt verwijderd, plaatst u het ene uiteinde van een stuk transparante kunststofslang over de linker ontluchtingsklep van de remklauw en het andere uiteinde in een geschikte opvangbak. Vul het hoofdcilinderreservoir met remvloeistof totdat het vloeistofpeil het MAX. peil bereikt aan de binnenkant van het reservoir. Herhaal stap 5 t/m 8 voor de linker remleiding. | |
15. | Vul het hoofdcilinderreservoir met remvloeistof volgens de instructies in de servicehandleiding. OPMERKING Controleer voordat u het hoofdremcilinderdeksel monteert, of de dekselpakkingbalg niet is uitgezet. Als de balg is uitgezet, zal tijdens montage van het deksel remvloeistof uit het reservoir lekken wat de laklaag kan beschadigen. | |
16. | Let erop dat de ene kant door de vorm van het hoofdcilinderdeksel dunner is dan de andere kant. Monteer het deksel (met ingedrukte pakking) op het hoofdcilinderreservoir zodat de dunnere kant zich boven de fitting van de remleiding bevindt. Bevestig het deksel met twee kruiskopbouten aan het reservoir. Draai de bouten vast. Koppel: 0,8–1,2 N·m (7–11 in-lbs) OPMERKING Op het kijkglas kan de bestuurder het remvloeistofpeil controleren zonder het hoofdcilinderdeksel te verwijderen. Als de hoofdcilinder horizontaal staat en het reservoir vol is, is het kijkglas donker. Als het vloeistofpeil daalt, zal er een luchtbel in het kijkglas verschijnen, zodat de bestuurder dit gemakkelijk kan vaststellen. | |
17. | Zet de contact-/koplampsleutelschakelaar in de stand IGNITION (ontsteking), maar start de motor niet. Knijp de voorremhendel in om de werking van het remlicht te controleren. | |
18. | Controleer of de koppelingshendel goed werkt. Indien nodig, zie AFSTELLEN VAN DE KOPPELING in de servicehandleiding. | |
19. | Indien uitgerust met gemonteerde richtingaanwijzerbediening: Bevestig de spiegels en voorste richtingaanwijzers aan de remhendel- en koppelingshendelsteunen. Alle overige modellen: Bevestig de spiegels aan de remhendel- en koppelingshendelsteunen. a. Steek de schroefdraadsteel van de spiegel in het gat in de remhendel- of koppelingshendelsteun. b. Plaats de richtingaanwijzersteun (indien aanwezig) op de spiegelsteel. Bevestig de borgring en dopmoer op de spiegelsteel, maar draai deze nu nog niet helemaal vast. c. Herhaal dit voor de hendelsteun aan de andere kant. d. Lijn de richtingaanwijzerbehuizingen zodanig uit dat de lenzen recht naar voren wijzen voor een goede zichtbaarheid. Stel de spiegels af zodat u goed kunt zien en in overeenstemming met de plaatselijke bepalingen. e. Draai de dopmoeren vast. Koppel: 16 N·m (12 ft-lbs) | |
WAARSCHUWING Na het repareren van het remsysteem dient u de remmen met lage snelheid te testen. Als de remmen niet goed functioneren kan testen bij hoge snelheden er toe leiden dat u de controle over de motorfiets kunt verliezen, met mogelijk ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00289a) | ||
20. | Maak een proefrit met de motorfiets met lage snelheid. Herhaal de ontluchtingsprocedure als de remmen sponsachtig aanvoelen. |
Item | Beschrijving (aantal) | Onderdeelnummer |
---|---|---|
1 | Steun, koppelingshendel (verchroomd) | Niet afzonderlijk verkrijgbaar |
2 | Klem, rem-/koppelingshendelsteun (verchroomd) (2) | 41700163 |
3 | Bout, TORX®-bolkop, 1/4-20 x 1-1/8 in. lang (4) | 4293 |
4 | Platte onderlegring (4) | 6099 |
5 | Banjobout (glanzend) | 42010-06A |
6 | Koperen pakking, remleiding (2) | 41751-06A |
7 | Hoofdremcilinder, verchroomd | Niet afzonderlijk verkrijgbaar |
8 |
| 41700297 |
Onderdelen genoemd in de tekst, maar niet bij de set inbegrepen: | ||
A | Remhendel en draaibus | |
B | Draaipen remhendel | |
C | Sluitring | |
D | Koppelingshendel | |
E | Koppelingshendeldraaibus | |
F | Koppelingshendeldraaipen | |
G | Sluitring | |
H | Koppelingskabel | |
I | Koppelingskabelankerpen | |
J | Anti-ratelveer | |
K | Schroef, anti-ratelveer | |
Aanvullende vervangingsonderdelen beschikbaar: | ||
L | Hoofdcilinderreparatieset | 4170008 |