LED PROJECTOR, KOPLAMPSET
941000342019-12-11
ALGEMEEN
Setnummer
67700430A, 67700433A
Modellen
Voor modelgerelateerde informatie raadpleegt u de P&A-detailhandel catalogus of het gedeelte 'Parts and Accessories' (Onderdelen en accessoires) op www.harley-davidson.com (alleen Engelstalig).
Montagevereisten
WAARSCHUWING
De veiligheid van de berijder en de passagier is afhankelijk van de correcte montage van deze set. Volg de juiste stappen uit de servicehandleiding. Als u niet zeker weet of u de procedure correct kunt uitvoeren of als u niet beschikt over het juiste gereedschap, laat de installatie dan over aan een Harley-Davidson-dealer. Incorrecte montage van deze set kan ernstig of dodelijk letsel tot gevolg hebben. (00333b)
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat u de gespecificeerde kabelboom gebruikt. Wanneer u niet de gespecificeerde kabelboom gebruikt, kan dit leiden tot stroomonderbreking naar de koplamp of het achterlicht, waardoor het zicht van de bestuurder wordt beperkt en er ernstig of dodelijk letsel kan ontstaan. (06709a)
Eventueel is voor een correcte installatie van deze set een aparte aanschaffing en installatie van meer componenten of accessoires nodig.
  • Voor alle FLD en FLRT (behalve FLRT van 2020 en later), 2017 en eerdere Softail, 2009-2013 Touring en Tri Glide modellen is kabelboom 69201070 nodig; bij deze modellen (behalve FLD, alle FLRT en 2011-2017 Softail), waarbij de platte stekkers van het parkeerlicht aan de koplamp toegankelijk zijn, kan in plaats daarvan optioneel 69201470 worden gebruikt
  • Bij de 2009-2013 Touring en Tri Glide, en alle met Freight Train koplampbehuizingen uitgeruste Softails, en bij alle FLD modellen is de montageringset koplamp 67700439 nodig.
  • Softail-modellen van 2018 en later vereisen geen jumpers.
  • FLRT van 2020 en later en Road King-modellen van 2014 en later (behalve 2014 FLHRSE) vereisen kabelboom 69202452.
OPMERKING
Kabelboom 69201070 en 69202452 heeft geen stekker voor het circuit van het parkeerlicht, maar 69201470 wél. Bij kabelboom 69201470 kan het parkeerlicht in accessoiremodus AAN blijven. Bij kabelboom 69201070 of 69202452 gaat het parkeerlicht in accessoiremodus UIT. In alle andere modi is de functie van het parkeerlicht bij beide kabelbomen gelijk. Zie Afbeelding 8 (item 3).
OPMERKING
Afbeelding 4 Kabelboom 69201775 biedt een optionele aansluiting aan de stekker van de voertuigaccessoires (2) waarmee het parkeerlicht in accessoiremodus wordt ingeschakeld. Als kabelboom 69201775 niet op de voertuigaccessoires wordt aangesloten, gaat het parkeerlicht in de accessoiremodus UIT. De 4-polige stekkers (4 en 5) aan 69201775 moeten worden gebruikt als 69201775 nodig is. De koplampfuncties in combinatie met groot- en dimlicht zijn onafhankelijk van de verbinding met de voertuigaccessoires.
OPMERKING
Bij Softail- en FLRT-modellen wordt de bijgeleverde zwarte sluitring niet gebruikt. Gebruik een standaard roestvrijstalen of zwarte sluitring 67700487, die afzonderlijk moet worden aangeschaft.
OPMERKING
In dit instructieblad wordt verwezen naar informatie in de handleidingen voor onderhoud en diagnose aan elektrische systemen. Deze handleidingen voor dit modeljaar/model motorfiets zijn vereist voor deze installatie. Deze zijn verkrijgbaar bij een Harley-Davidson-dealer.
OPMERKING
2014-later Touring: Zie Afbeelding 4. Als er nog andere accessoires op de voertuig-accessoirestekker (2) worden aangesloten, is eventueel adapter 69200921 nodig om een verdere montage uit te voeren.
OPMERKING
Zoals op dit instructieblad is aangegeven, is voor sommige voertuigen een kabelboom nodig, waarin de stekkerpen van het parkeerlicht op de koplamp met opzet niet is aangesloten. Daarmee wordt voorkomen dat het stroomcircuit van het parkeerlicht stroom naar de koplamp levert. Overbrug deze kabelboom niet, ook niet wanneer de koplamp voor deze wijziging correct functioneerde. Zie waarschuwing 06709a.
Standaard opgenomen stroomsterkte
WAARSCHUWING
Bij het installeren van een elektrische accessoire moet u controleren of het maximale amperage van de zekering of stroomonderbreker die het circuit beschermt dat u wijzigt, niet wordt overschreden. Het overschrijden van het maximale amperage kan leiden tot defecten in het elektrische systeem, hetgeen ernstig of dodelijk letsel tot gevolg kan hebben. (00310a)
WAARSCHUWING
Voor motorfietsen met BCM (Body Control Module): zorg ervoor dat de gespecificeerde BCM-koplampinstelling wordt gebruikt. Wanneer de BCM (Body Control Module) niet juist wordt ingesteld, kan de stroomvoorziening van de koplamp worden onderbroken, waardoor het zicht van de bestuurder wordt beperkt en er ernstig of dodelijk letsel kan ontstaan. (06708a)
MEDEDELING
U kunt u het oplaadsysteem van het motorvoertuig overbelasten indien u te veel elektrische accessoires aanbrengt. Als de op een bepaald moment gebruikte accessoires samen meer stroom verbruiken dan het laadsysteem kan opwekken, kan de accu als gevolg van het stroomverbruik leegraken waardoor er schade aan het elektrische systeem van de motorfiets kan ontstaan. (00211d)
De koplamp uit deze set neemt maximaal 5 A op uit het elektrisch systeem.
Setinhoud
VERWIJDEREN
WAARSCHUWING
Om te voorkomen dat de motorfiets per ongeluk start, met mogelijk ernstig of dodelijk letsel tot gevolg, dient u voordat u verder gaat de accukabels (de minkabel (-) eerst) los te koppelen. (00307a)
WAARSCHUWING
Koppel eerst de minkabel (-) van de accu los. Mocht de pluskabel (+) in contact komen met massa terwijl de minkabel (-) nog is aangesloten, dan kan de accu door de vonken die dan ontstaan, exploderen, met mogelijk ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00049a)
WAARSCHUWING
Om te voorkomen dat de motorfiets per ongeluk start, met ernstig of dodelijk letsel tot gevolg, moet eerst de hoofdzekering worden verwijderd. (00251b)
  1. Verwijder de koplamp. Zie de servicehandleiding.
  2. Afbeelding 1 Bij alle installaties met bevestigingsringen moet de eerste speling achter de koplamp worden ingesteld door de drie stelbouten (1) zóver te verdraaien, dat ca. 3/8 inch van de veren (3) boven de schroefflens (4) van de eenheid uitsteken. Zorg ervoor dat de schroefdraad van de aangelaste moer (2) vóór en na de montage en het instellen vol contact maakt met de stelbouten (1).
  3. Afbeelding 3 Verwijder de overbrugging van de dubbele halogeenlamp, indien gemonteerd.
  4. OPMERKING
    Een optionele sierring kan eventueel de instelmogelijkheid van de stelschroeven van de montagering beperken. De stelbouten kunnen tijdens het instellen verder worden vastgeschroefd, om ervoor te zorgen dat tussen sierring en koplamp een spleet bestaat.
  5. Zie de servicehandleiding. Sluit voor deze stap de accukabels en de hoofdzekering weer aan. Als Body Besturingsmodule (BCM) zijn ingebouwd, moet de BCM koplampconfiguratie worden gecontroleerd en ingesteld. Deze stap is vereist voor alle met BCM uitgeruste voertuigen, ongeacht of de koplamp in de huidige voertuigconfiguratie oorspronkelijk functioneerde. Zie BCM Instelinstructies. Verwijder de accukabels en de hoofdzekering voordat u verder gaat.
  6. Optioneel: 2014 en later Touring en Tri Glide: Verwijder de buitenkuip en het windscherm bij voertuigen met kuipen, als gewenst is dat het parkeerlicht in accessoiremodus AAN is.
  7. OPMERKING
    Als er een code voor het inschakelen van groot- of dimlicht was vastgelegd, moet die na de montage van de koplamp worden gewist. Zie Handleiding Diagnose stellen aan elektrische systemen.
1Stelbout
2Plaatmoer
3Veer
4Boutflens
Afbeelding 1. Installaties met montagering (normaal)
MONTAGE
WAARSCHUWING
Sluit eerst de pluskabel (+) van de accu aan. Mocht de pluskabel (+) in contact komen met massa terwijl de minkabel (-) nog is aangesloten, dan kan de accu door de vonken die dan ontstaan, exploderen, met mogelijk ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00068a)
OPMERKING
Als de koplamp ondanks correcte montage niet goed vastzit, raadpleeg dan hoofdstuk Vulring koplamp monteren.
OPMERKING
Het deksel aan de achterzijde van de koplamp is voorgemonteerd aan het koplamphuis en is vereist voor alle installaties zonder kuip. De bouten werden met het correcte koppel van 6,1-7,5 Nm (54-66 in-lbs) aangetrokken. Wegens de diepte van de lamp kan kabelcontact achter de lamp tegen het achterdeksel ontstaan.
    Touring-modellen van 2014 en later (behalve Road King), 2014 FLHRSE en Tri Glide-modellen:
  1. Afbeelding 4 Als de buitenkuip is verwijderd, voert u stap 1a en 1b uit. Ga anders verder met stap 2. Zoek de accessoireconnector (2).
    1. Sluit de 2-polige accessoireconnector (1) van 69201775 aan op de accessoireconnector (2) van het voertuig.
    2. Bevestig de aftakking van de kabelboom door die naast de kabelboom van het voertuig aan de rechterzijde van de kuip aan te brengen. Bevestig de kabelboom met behulp van de kabelbinders uit de set.
  2. Als de optionele verwijdering niet is uitgevoerd, knipt u de accessoireconnector (1) van kabelboom 69201775 af, sluit u het kabeleinde af met isolatieband en maakt u het vast. Verifieer dat bewegingen van de kabelboom en andere delen achter de lamp niet worden gehinderd door het stuur van geheel links te bewegen naar geheel rechts.
  3. Sluit de koplampstekkers (4 en 5) van kabelboom 69201775 aan tussen kuip-koplampstekker (3) en koplampaansluiting (6).
  4. Monteer de koplamp en de sluitring. Zie de servicehandleiding.
  5. Monteer de buitenste koplampring (sierring). Zie de servicehandleiding.
  6. Monteer de accukabels en de hoofdzekering. Zie de servicehandleiding.
  7. Verwijder de waarschuwingsstickers van de koplamplens.
  8. OPMERKING
    Vanwege het optische ontwerp van de koplamp, kan het van bovenaf bekeken lijken alsof de bovenste lamp niet ingeschakeld is bij gebruik van dimlicht. Dit kan worden gecontroleerd door de lamp met oogbescherming schuin van onder te bekijken. Zie Afbeelding 2 voor een afbeelding van de optische verlichting.
  9. Stel de koplamp in volgens de Procedure voor koplampuitlijning.
1Positie (alleen Accessoire-modus, sommige modellen vereisen optionele stappen)
2Dimlicht
3Grootlicht
Afbeelding 2. Werkingsprincipe
Afbeelding 3. Verwijder de adapter voor de dubbele halogeenlamp.
1Accessoireconnector [299]
2Accessoireconnector [299]
3Kuip-koplampstekker [38]
4Koplampstekker [38]
5Koplampstekker [38]
6Koplampaansluiting
AAdapter 69201775 (bestaat uit onderdelen 1, 4, 5)
Afbeelding 4. Accessoireconnectoren - Touring
    Road King-modellen van 2014 en later (behalve 2014 FLHRSE) en FLRT-modellen van 2020 en later:
  1. Installeer jumper 69202452.
  2. Verifieer dat bewegingen van de kabelboom en andere delen achter de lamp niet worden gehinderd door het stuur van geheel links te bewegen naar geheel rechts.
  3. Sluit het montagewerk voor de koplamp af. Zie de servicehandleiding.
  4. Monteer de accukabels en de hoofdzekering. Zie de servicehandleiding.
  5. Verwijder de waarschuwingsstickers van de koplamplens.
  6. OPMERKING
    Vanwege het optische ontwerp van de koplamp, kan het van bovenaf bekeken lijken alsof de bovenste lamp niet ingeschakeld is bij gebruik van dimlicht. Dit kan worden gecontroleerd door de lamp met oogbescherming schuin van onder te bekijken. Zie Afbeelding 2 voor een afbeelding van de optische verlichting.
  7. Stel de koplamp in volgens de Procedure voor koplampuitlijning.
    2018-Later Softail FLFB, FLFBS
    Verwijderen
    OPMERKING
    De afdekking aan de achterzijde van de koplamp blijft tijdens deze afstemming op zijn plek.
  1. Afbeelding 5 Verwijder de koplamp (7). Zie de servicehandleiding.
  2. Verwijder de aardband (10). Gooi deze weg.
    Installeren
  1. Afbeelding 5 Installeer de koplamp (7). Zie de servicehandleiding.
    1Schroef
    2Afwerkrand
    3Isolator (2)
    4Koplampbehuizing
    5Bout (3)
    6Borgklem
    7Koplamp
    8Pakking
    9Montagering
    10Aardband
    11Connector
    12Schroef
    Afbeelding 5. Op de nacellle gemonteerde koplamp
    Softail FLDE, FLSL, FLHC, FLHCS, FLSB uit 2018 en later:
    Verwijderen
  1. Afbeelding 7 Verwijder het deksel (2) en de vier bouten (3) van de achterzijde van de koplamp.
  2. Afbeelding 6 Verwijder de koplamp (3). Zie de servicehandleiding.
    Installeren
    OPMERKING
    • Afbeelding 13 Gebruik bouten (8) uit de set om de koplamp op de houder te installeren.
    • Afbeelding 6 Draai de bouten (5) aan tot 11,5-14,2 nm (102-126 in-lbs).
  1. Afbeelding 6 Installeer de koplamp (3). Zie de servicehandleiding.
    1Bout en moer
    2Afwerkrand
    3Koplamp
    4Bevestiging isolator
    5Bout (4)
    6Connector
    7Behuizing
    8Kabelbinder
    9Borgklem
    10Bout (3)
    Afbeelding 6. Ronde koplamp
    Vroegere dan 2013 Touring, alle FLD, alle FLRT, en vroegere dan 2017 Softail modellen:
  1. Sluit het montagewerk van de montagering af. Zie de servicehandleiding.
  2. Alleen voor kuip (FLD, FLRT, en Softail zonder freight train koplampbehuizing): Afbeelding 7 Verwijder het deksel (2) en de vier bouten (3) van de achterzijde van de koplamp.
  3. Sluit de benodigde kabelboom (4) aan tussen voertuig-kabelboomstekker (1) en de koplamp.
  4. OPMERKING
    Het parkeerlicht brandt niet in accessoiremodus als het niet is aangesloten. Als kabelboom 69201470 toegestaan is, sluit u de platte stekker aan de positieve stekker aan de voertuigzijde aan.
  5. Dek alle aanwezige stekkers in de kuip met isolatieband af en bevestig deze.
  6. Verifieer dat bewegingen van de kabelboom en andere delen achter de lamp niet worden gehinderd door het stuur van geheel links te bewegen naar geheel rechts. Bevestig de kabelboom met behulp van de kabelbinders uit de set.
  7. Sluit het montagewerk voor de koplamp af. Zie de servicehandleiding.
  8. Monteer de accukabels en de hoofdzekering. Zie de servicehandleiding.
  9. Verwijder de waarschuwingsstickers van de koplamplens.
  10. OPMERKING
    Vanwege het optische ontwerp van de koplamp, kan het van bovenaf bekeken lijken alsof de bovenste lamp niet ingeschakeld is bij gebruik van dimlicht. Dit kan worden gecontroleerd door de lamp met oogbescherming schuin van onder te bekijken. Zie Afbeelding 2 voor een afbeelding van de optische verlichting.
  11. Stel de koplamp in volgens de Procedure voor koplampuitlijning.
    Afbeelding 7. Installeren kabelboom - Softail, FLRT en FLD
Procedure voor koplampuitlijning
1Diode voor Licht uitzending (LED) Koplamp
2Middenlijn van dimlicht
3Handtekeningring (parkeerlicht voor internationale modellen)
Afbeelding 8. Configuratie LED-koplamp
OPMERKING
De uitlijningsprocedure voor een LED LED-koplamp moet zowel voor het dim- licht als het grootlicht worden uitgevoerd. Neem deze instructies zorgvuldig door om de LED koplamp uit te lijnen.
  1. Monteer de hoofdzekering. Zie de servicehandleiding.
  2. Controleer de bandenspanning. Raadpleeg de gebruikershandleiding.
  3. Vul de brandstoftank of voeg een gelijke hoeveelheid ballast toe.
  4. Plaats de motorfiets zodanig, dat de vooras een afstand heeft van 7,6 m (25 ft) (3) tot de muur.
  5. OPMERKING
    Het gewicht van de bestuurder zorgt ervoor dat de vering iets inzakt. Laat iemand met ongeveer hetzelfde gewicht als degene die het vaakst met de motor rijdt, op het zadel plaatsnemen.
  6. Raadpleeg Afbeelding 8 en Afbeelding 9. Als het voertuig beladen is en overeind staat, moet het voorwiel recht vooruit naar de muur worden gericht. Meet de afstand van de grond tot het middelpunt van de dimlicht lens (4). Noteer het meetresultaat.
  7. Afbeelding 9 Trek een horizontale lijn op de muur bij (5), voor dezelfde meting als vastgelegd in stap 4.
  8. Teken vanuit de loodrechte lijn (1) een verticale lijn (2), en laat hem de horizontale lijn uit de vorige stap kruisen.
  9. Controleer of alle andere lampen tijdens de uitlijningsprocedure UIT zijn.
1Loodrechte lijn
2Verticale lijn
37,6 m (25 ft)
4Middenlijn dimlichtlens
5Horizontale lijn - lijn de bovenkant van de linkerkant van het dimlicht uit (voor verticale uitlijning)
Afbeelding 9. Koplampuitlijning controleren
Uitlijning van grootlicht (uitlijning van links naar rechts)
  1. Controleer voor een juiste uitlijning van links naar rechts of de koplamplens loodrecht op de voorvorken staat.
  2. Afbeelding 10 Met een beladen en rechtopstaand voertuig, richt u het voorwiel recht vooruit naar de wand.
  3. Schakel het grootlicht in. Lijn het midden van de grootlichtbundel uit, zodat het bundelpatroon zich symmetrisch aan de linker- en rechterzijde van de verticale lijn (3) bevindt.
1Contour van grootlichtpatroon
2Horizontale lijn
3Kruispunt van horizontale en verticale lijn
Afbeelding 10. Uitlijning van grootlicht van koplamp
Uitlijning van dimlicht (verticale uitlijning)
1. Afbeelding 11 Lijn de horizontale snijlijn van het dimlicht lichtpatroon (3) uit met de horizontale lijn (2) die op de muur is getekend.
1Contour van dimlichtpatroon
2Horizontale lijn
3Snijlijn lichtpatroon dimlicht
4Verticale lijn
Afbeelding 11. Uitlijning van dimlicht van koplamp
KOPLAMP SPACER MONTEREN
Vulringen zijn alleen bedoeld voor koplampen die los blijven zitten na de installatie van een correcte sluitring. Vulringen zijn niet ontworpen om uit te wisselen met sluitringen.
1. Reinig het oppervlak van de montagering met standaard 50/50 reinigingsalcohol/water in de contactzone van de vulring.
2. Verwijder de afstandsstukken uit de set.
3. Verwijder de beschermstrook van een van de afstandsstukken en monteer deze op een montagering door hem uit te lijnen met de meterfunctie.
4. Herhaal stap 3 voor de twee overgebleven afstandsstukken.
1Afstandsstukken (3)
Afbeelding 12. Plaatsing afstandsring
INSTELINSTRUCTIES BCM
OPMERKING
Het is mogelijk dat u geen verandering ziet in de functie van uw koplamp tijdens BCM het wijzigen van de instelling. De correcte BCM koplampinstelling verandert echter de stroombegrenzing, om te vermijden dat in combinatie met andere Fabrikant van de standaarduitrusting (OEM) en accessoires een te hoge stroomsterkte ontstaat. Verschillende factoren kunnen het stroomverbruik van de koplamp verhogen tot de vermelde maximale waarde. De correcte instelling is voor alle modellen vereist.
OPMERKING
In de standaard koplamp-instelling wordt het circuit voor dimlicht onderbroken wanneer de schakelaar voor grootlicht AAN is. Bij de dubbele halogeen koplamp-instelling zijn zowel dim- als grootlicht mogelijk wanneer de schakelaar voor grootlicht AAN is. Als het voertuig momenteel van de dubbele halogeen-instelling gebruik maakt, worden met het dimlichtcircuit gevoede apparaten niet meer van stroom voorzien wanneer het grootlicht is ingeschakeld en BCM op standaard is ingesteld.
1. Voor deze set moet de BCM set op standaard koplampmodus zijn ingesteld. Waarschijnlijk heeft uw voertuig de correcte instelling al in de fabriek gekregen. Controleer dit aan de hand van het hoofdstuk "Procedure voor de controle van de koplamp-instelling".
OPMERKING
Alleen de Digital Technician kan de koplamp-instelling van Standaard naar Dubbel halogeen terugzetten.
a. Als de instelling niet correct is, kan uw dealer de BCM m.b.v. Digital Technician direct instellen, of BCM kan worden geprogrammeerd aan de hand van het onderstaande hoofdstuk "Koplamp configuratie- procedure".
b. Controleer of de instelling gelukt is. Raadpleeg daarvoor het hoofdstuk "Procedure voor de controle van de koplamp-instelling".
Procedure voor de controle van de koplamp-instelling
OPMERKING
Raadpleeg de servicehandleiding om vast te stellen welke draden voor grootlicht en voor dimlicht zijn.
1. Controleer bij losgekoppelde koplamp of er aan de koplampstekker geen doorverbinding van een vroegere installatie is aangesloten.
2. Neem een spanningsmeter en stel die in op Gelijkstroomspanning (VDC).
3. Zorg ervoor dat de meetkabels in de correcte aansluitingen van de meter zijn gestoken. Raadpleeg de gebruikshandleiding van de meter.
4. Zet het contact van het voertuig aan (motor uit).
5. Meet de accuspanning. Een passend meetpunt daarvoor is de acculaderstekker. Noteer het meetresultaat.
6. Controleer of de dimlichtschakelaar AAN is.
7. Steek de positieve meetleiding in het plugcontact voor dimlicht van de koplamp-connector.
8. Steek de negatieve meetleiding in het plugcontact voor massa van de koplamp-connector.
9. Controleer of de meter minder dan 2 volt DC van de vorige meetwaarde voor accuspanning afwijkt.
10. Zet de grootlichtschakelaar AAN.
11. Meet de dimlichtwaarde aan de koplamp-connector opnieuw volgens stappen 7 en 8. Als de meter minder dan 3 volt DC aangeeft (dus in de buurt van nul Volt), is het voertuig BCM op Normale modus ingesteld.
a. Als de meter niet verandert bij het inschakelen van het grootlicht, BCM is op de Dubbel halogeen modus ingesteld. Herhaal de Configuratieprocedure voor de koplamp om BCM naar de Standaardmodus om te schakelen en controleer of de omschakeling gelukt is.
Procedure voor de koplampconfiguratie
1. Volg deze procedure om BCM naar de Standaardmodus om te schakelen:
a. Zet het contact van het voertuig aan.
b. Controleer of de motor uit is.
c. Houd de linker richtingaanwijzerknop ingedrukt.
d. Terwijl u de knop linkerrichtingaanwijzer ingedrukt houdt, drukt u ten minste 5 maal binnen 10 seconden op de knop "flash to pass" (knipperen om te passeren).
e. De koplamp moet nu naar de Standaardmodus zijn omgeschakeld.
f. Alternatief kunt u de Digital Technician gebruiken om BCM direct in te stellen. Neem contact op met de dealer.
g. Ga verder met "Procedure voor de controle van de koplamp-instelling".
SERVICEONDERDELEN
Afbeelding 13. Serviceonderdelen: LED koplampset
Tabel 1. Serviceonderdelen: LED koplampset
Onderdeel
Beschrijving (aantal)
Onderdeelnummer
1
Koplamp, 7 in. LED (zwart)
Niet afzonderlijk verkrijgbaar
Koplamp, 7 in. LED (verchroomd)
Niet afzonderlijk verkrijgbaar
2
Afdekking, achter
67700459A
3
Bout, TORX bolkop, met borgpatch
926
4
Afstandsring (3)
12400175
5
Kabelbinders
10006
6
Adapter van kabelboom
69201775
7
Sluitring
voor set 67700430A
67700068
8
Schroef (4) (niet afgebeeld)
10200673