SOFTAIL STUURKITS
941005182025-01-24
ALGEMENE INFORMATIE
Tabel 1. Algemene informatie
Sets
Voorgestelde Tools
Vaardigheidsniveau(1)
55801579
Veiligheidsbrillen, momentsleutel
(1) Aanhalen tot de momentwaarde of andere aangewezen tools en technieken zijn vereist
SETINHOUD
Afbeelding 1. Setinhoud: Stuur
Tabel 2. Setinhoud: Stuurset
Controleer of alle inhoud aanwezig is in de kit voordat u onderdelen van het voertuig installeert of verwijdert.
Onderdeel
Aantal
Beschrijving
Onderdeelnr.
Opmerkingen
1
1
Stuur
Niet afzonderlijk verkrijgbaar
Items genoemd in de tekst
A
1
Geribbeld patroon
ALGEMEEN
Instructieblad is ook elektronisch beschikbaar. Voer een van de volgende handelingen uit om te controleren of u de meest recente versie gebruikt die beschikbaar is:
  • Scan de QR-code in de linkerbovenhoek van het instructieblad
OPMERKING
Deze montagehandleiding kan een aanvullende video bevatten om de installateur te helpen bij het verduidelijken van een bepaald gedeelte van de assemblage. Een gekoppelde video bevindt zich aan het einde van deze montagehandleiding.
Modellen
Voor modelgerelateerde informatie raadpleegt u de Onderdelen en accessoires (P&A) Detailhandelcatalogus of het gedeelte ';Parts and Accessories'; (Onderdelen en accessoires) op www.harley-davidson.com .
Neem contact op met Harley-Davidson Customer Support Center op 1-800-258-2464 (alleen in de VS) of 1-414-343-4056.
Montagevereisten
WAARSCHUWING
Vervang de remleidingpakkingen. Het opnieuw gebruiken van oorspronkelijke pakkingen kan ertoe leiden dat de remmen niet meer functioneren, waardoor u de controle over de motorfiets kunt verliezen met ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00318a)
WAARSCHUWING
De veiligheid van de berijder en de passagier is afhankelijk van de correcte montage van deze set. Volg de juiste stappen uit de servicehandleiding. Als u niet zeker weet of u de procedure correct kunt uitvoeren of als u niet beschikt over het juiste gereedschap, laat de installatie dan over aan een Harley-Davidson-dealer. Incorrecte montage van deze set kan ernstig of dodelijk letsel tot gevolg hebben. (00333b)
OPMERKING
In dit instructieblad wordt verwezen naar informatie in de servicehandleiding. Een servicehandleiding voor het jaar en model van de de motorfiets is vereist voor deze installatie en is beschikbaar via:
  • Een Harley-Davidson dealer.
  • H-D service-informatie Portaal, een toegang gebaseerd op voorschrift voor de meeste 2001 en nieuwere modellen. Voor meer informatie zie Vaak gestelde vragen over abonnementen .
Deze artikelen zijn verkrijgbaar in uw plaatselijk Harley-Davidson-dealership.
  • Aparte aanschaf van een Standaard (OE) (Standaard (OE)) gelijmde linkerhandgreep kan nodig zijn.
Afzonderlijke aankoop van aanvullende onderdelen of accessoires is nodig voor de juiste montage van deze stuurset. Raadpleeg de montagehandleiding voor het stuur/ de installatievereisten.
VOORBEREIDEN
WAARSCHUWING
Om te voorkomen dat de motorfiets per ongeluk start, met ernstig of dodelijk letsel tot gevolg, moet eerst de hoofdzekering worden verwijderd. (00251b)
WAARSCHUWING
Tijdens het uitvoeren van servicewerkzaamheden aan het brandstofsysteem is roken verboden en zijn open vuren en vonken in de nabijheid niet toegestaan. Benzine is uitermate ontvlambaar en zeer explosief, wat ernstig of dodelijk letsel tot gevolg kan hebben. (00330a)
VOORZICHTIG
Indien DOT 5-remvloeistof in de ogen komt, kan dit irritatie, zwelling en rode ogen veroorzaken. Voorkom dat het in uw ogen komt. Spoel uw ogen bij contact met veel water uit en raadpleeg een arts. Indien grote hoeveelheden DOT 5-remvloeistof worden ingeslikt, kan dit het spijsverteringsstelsel irriteren. Raadpleeg een arts als u deze hebt ingeslikt. In goed geventileerde ruimten gebruiken. BUITEN BEREIK VAN KINDEREN HOUDEN. (00144b)
WAARSCHUWING
Contact met DOT 4-remvloeistof kan ernstige problemen met de gezondheid veroorzaken. Het niet dragen van geschikte huid- en oogbescherming kan ernstig of dodelijk letsel tot gevolg hebben.
  • Bij inademing: Blijf kalm, zorg voor frisse lucht, roep medische hulp in.
  • Bij aanraking met de huid: Verontreinigde kleding uittrekken. Spoel direct de huid af met veel water voor 15-20 minuten. Roep medische hulp in indien irritatie optreedt.
  • Bij aanraking met de ogen: Spoel de aangedane ogen voor tenminste 15 minuten uit onder stromend water met de oogleden opengehouden. Roep medische hulp in indien irritatie optreedt.
  • Indien ingeslikt: Spoel de mond en drink overvloedig water. Geen braken opwekken. Contact Gif Controle. Roep onmiddellijk medische hulp in.
  • Zie de veiligheidsvoorschriften (SDS) voor meer informatie op sds.harley-davidson.com
(00240e)
MEDEDELING
DOT 4-remvloeistof beschadigt gelakte frameoppervlakken waarmee het in contact komt. Wees altijd voorzichtig en bescherm oppervlakken tegen gemorste vloeistof wanneer aan de remmen wordt gewerkt. Het niet opvolgen van deze instructie kan cosmetische schade tot gevolg hebben. (00239c)
OPMERKING
Wanneer DOT 4-remvloeistof in aanraking komt met de lak, spoel het gebied dan ONMIDDELLIJK af met schoon water.
1. Verwijder de brandstoftank of maak deze los. Zie de servicehandleiding.
2. Verwijder de kuip- of windschermassemblages (indien aanwezig). Zie de servicehandleiding.
a. Let op dat u afgewerkte oppervlakken niet beschadigd.
3. Als vervanging van de remleiding nodig is volgens de installatievereisten van het stuur, laat dan de remvloeistof uit het voorremreservoir en de remleidingen lopen. Zie de servicehandleiding.
VERWIJDEREN
MEDEDELING
Verwijder voorzichtig de componenten van de remleiding. Beschadiging van het zittingoppervlak kan lekkage veroorzaken. (00320a)
OPMERKING
Dek de gelakte delen af om de afwerking te beschermen.
4. Verwijder het Standaard (OE) stuur.
5. Let op het verloop van de voorremleiding en de stand van de banjofittings.
a. Koppel de remleiding los en verwijder deze indien nodig. Zie de servicehandleiding.
b. Bewaar de banjobouten, maar gooi de pakkingen weg.
6. Koppel de bovenste koppelingskabel los van de koppelingshendel. Zie de servicehandleiding.
a. Koppel de bovenste koppelingskabel los van de stelbout. Zie de servicehandleiding.
b. Verwijder de bovenste koppelingskabel van het voertuig.
OPMERKING
Maak een notitie van het verloop van de bedrading en de locaties van de kabelbinders voordat u deze verwijdert.
OPMERKING
  • Noteer hoe de bedrading van de richtingaanwijzers loopt voordat u deze los maakt.
  • Verwijder de draden NIET uit de stuurschakelaarconnector onder de brandstoftank.
  • Verwijder de draden NIET uit de Multilock-connector onder de brandstoftank.
7. Verwijder alle kunststof kabelklemmen of kabelbinders die de bekabeling van de stuurbediening en richtingaanwijzers aan het stuur en aan de aansluitconnectoren van de kabelboom bevestigen.
a. Koppel de bedrading van het stuur los. Zie de servicehandleiding.
8. Bind de draadklemuiteinden van elke afzonderlijke kabelboom met tape vast om aparte bundels te maken.
a. Wikkel ze strak genoeg om in het gat te komen.
9. Verwijder de hoofdcilinder van de voorrem en de koppelingshendel van het stuur.
a. Verwijder, indien nodig, de aangesloten richtingaanwijzers en spiegels.
10. Verwijder de kabelboom van het stuur.
a. Maak de stuurbedieningassemblages vrij.
11. Verwijder de assemblage van de linker schakelaarbehuizing en de kabelboom. Zie de servicehandleiding.
12. Verwijder de handgreep en leg deze weg om later aan hetnieuwe stuur te bevestigen, tenzij deze wordt vervangen.
13. Verwijder het standaard stuur van de stuurverhogers. Zie de servicehandleiding.
a. Bewaar de bevestigingsmaterialen en de onderdelen van de stuurverhogers voor latere montage.
NIEUWE INWENDIGE STUURBEDRADING
WAARSCHUWING
Trek de draden voorzichtig door het gat in het stuur om te voorkomen dat de draden worden gestript. Gestripte draden kunnen kortsluiting veroorzaken en elektrische onderdelen van de motorfiets beschadigen, waardoor u de controle over de motorfiets kunt verliezen, met ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00418b)
OPMERKING
Het touwtje kan door het stuur worden geleid, beginnend bij het draadingangsgat bij de handgreep en door samengeperste lucht aan het uiteinde van de handgreep te gebruiken om het touwtje door het stuur te blazen.
Touwtjes (of dunne draden) kunnen helpen de kabelbundels door het stuur te leiden.
Indien nodig worden verlengingen van de kabelboom aangebracht op het uiteinde van het stuur, niet op de handbediening. Zie het document met de installatievereisten voor het stuur om te bepalen of dat nodig is.
Als ook richtingaanwijzerverlengingen worden geleid, plaats de kabelbundel van de richtingaanwijzers enkele centimeters voorbij de eerste connectorenbundel op het dunste gedeelte voor een gemakkelijkere geleiding.
1. Verschuif connectoren zodat ze zich niet op dezelfde locaties langs de kabelboom bevinden.
a. Zie Afbeelding 2. Rijg een geschikt koord (1) door het stuur.
b. Koppel de kabel aan de draadboom.
c. Wikkel tape (2) om de kabelboom.
d. De tape dient flexibel te zijn en een spits toelopend uiteinde te hebben (3) zodat het gemakkelijk door het stuur kan worden getrokken.
e. Trek het koord door het stuur om de kabelbundel naar de juiste opening te trekken.
2. Breng een beetje vloeibare zeep, ruitenreiniger of multifunctioneel smeermiddel aan op kabelbundel van de rechterschakelaar. Voor sturen met smalle gietstukken kunnen er gaten zijn voorzien om vloeistof binnenin het stuur aan te brengen.
3. Zie Afbeelding 3. Plaats het stuur op een gladde, zachte ondergrond met de handgrepen naar boven en voer voorzichtig de kabelbundel van de schakelaar aan de rechterzijde in de opening aan de onderzijde van het nieuwe stuur en naar de grote opening in het midden van het stuur.
4. Trek getapete uiteinden van de kabelbundel door de uitgangsopening in het midden van het stuur.
a. Breng de schakelaarbehuizing ongeveer in de eindpositie.
b. Bevestig daarbij de schakelaarbehuizing NOG NIET aan het stuur.
5. Verwijder de tape van de uiteinden van de kabelbundels.
6. Controleer of er elektrische continuïteit tussen het stuur en elke draad in de kabelbomen is.
a. Continuïteit duidt op kortsluiting, hetgeen controle van de kabels en routering in de schakelbehuizing vereist.
7. Als een verlenging van de kabelboom nodig is, installeer deze dan nadat de kabels door het stuur zijn geleid.
1Trekkabel
2Getapete kabelboom
3Taps toelopend uiteinde
Afbeelding 2. Trekkabel en kabelboom
1Bout van de bovenste schakelaarbehuizing
2Houd draden verwijderd van de knelpunten nabij de schroefdraadpen
3Draad
4Opening in stuur
5Middelste draadgat
Afbeelding 3. Routing bedrading schakelaarbehuizing
STUURMONTAGE INSTALLEREN
OPMERKING
Gewoonlijk wordt het stuur zo geplaatst dat de hartlijn stuurverhoger parallel aan de voorvorkpoten van het voertuig staat. De maximale hoogte van het stuur kan zijn voorgeschreven door nationale of lokale regelgeving. Controleer of dat het geval is en stel het stuur dienovereenkomstig af.
Stuur
1. Zie Afbeelding 1. Installeer het stuur (1) op de basis van de verhoger.
OPMERKING
Zorg ervoor dat het stuur gecentreerd en goed georiënteerd is.
a. Leid de kabelbundels naar beneden door de bovenste vorkbeugel.
2. Plaats het stuur met het geribbelde gedeelte gecentreerd op de basis van de stuurverhoger.
a. Installeer klem en klemschroeven van de verhoger, maar draai deze nog niet volledig vast.
b. Stel de hoek van het stuur af.
c. De staanders van het stuur lopen ongeveer parallel aan de voorvorken.
KOPPEL STUURKLEM
1. Zie Afbeelding 4 en Raadpleeg tabel 3. Haal de schroeven aan in volgorde. De specificaties van de servicehandleiding worden weergegeven in de tabel voor de betreffende modellen.
Afbeelding 4. Posities van de stuurklembevestiging (standaard)
Tabel 3. Stuurkoppelvolgorde en specificatie
Model
Aanhaalvolgorde en
Aanhaalmoment
FXBB
A, B, C, D
32,5–37,9 N·m (24–28 ft-lbs)
FXLRS
A, B, C, D
32,5–37,9 N·m (24–28 ft-lbs)
FXBR
A, B, C, D
32,5–37,9 N·m (24–28 ft-lbs)
FXLRST model
A, B, C, D
32,5–37,9 N·m (24–28 ft-lbs)
FLHC
D, C, A, B
32,5–37,9 N·m (24–28 ft-lbs)
FLFB
C, D, A, B
26,1–31,2 N·m (19–23 ft-lbs)
HANDBEDIENINGEN INSTALLEREN
1. Installeer de nieuwe (apart aangeschafte) gashendelkabels en een nieuwe (apart aangeschafte) of Standaard (OE) juiste doorvoerbuis voor handgreep/gashendel. Zie de servicehandleiding.
2. Pas de stand van de schakelaarbehuizing en de remhendel op het stuur aan voor het comfort van de rijder. De oriëntatierotatie van het stuur is beperkt tot een bepaalde mate van toegestane rotatie.
a. De hoofdremcilinder moet horizontaal waterpas staan terwijl het voertuig op de zijstandaard staat, voor het ontluchten van de rem. Zie de servicehandleiding.
3. Aanhalen klembouten van de remhendel.
a. Draai eerst de bovenste klembouten van de remhendel aan.
b. Haal vervolgens de onderste klembouten van de remhendel aan.
c. Haal de bouten aan. Zie de servicehandleiding.
4. Draai de schroeven van de rechter schakelaarbehuizing vast. Zie de servicehandleiding.
5. Controleer of de rechter handgreep/gashendelmof ronddraait en automatisch terugkeert en niet op het stuur of de schakelaarbehuizing klemt.
OPMERKING
Als de stuurhandgrepen van een patroon zijn voorzien, lijn dan het patroon op de linker handgreep uit met het patroon op de rechter handgreep, waarbij de gashendel zich in de volledig gesloten stand moet bevinden.
6. Monteer een nieuwe (apart aangeschafte) of Standaard (OE) handgreep op het linkeruiteinde van het nieuwe stuur volgens het instructieblad voor handgrepen of de servicehandleiding.
7. Pas de stand van de schakelaarbehuizing en de koppelingshendel op het stuur aan voor het comfort van de rijder. Zie de servicehandleiding.
8. Aanhalen klembouten van de koppelingshendel.
a. Draai eerst de bovenste klembouten van de koppelingshendel aan.
b. Draai vervolgens de onderste klemschroeven van de koppelingshendel vast.
c. Haal de bouten aan. Zie de servicehandleiding.
9. Draai de schroeven van de linker schakelaarbehuizing aan.
a. Draai eerst de onderste bouten van de schakelaarbehuizing aan.
b. Draai dan de bovenste bouten van de schakelaarbehuizing aan.
c. Haal de bouten aan. Zie de servicehandleiding.
10. Monteer de juiste lengte van de koppelingskabel (apart verkrijgbaar). Zie de servicehandleiding. De geleiding van de koppelingskabel kan afwijken van de standaardgeleiding, afhankelijk van het stuur. Het kan nodig zijn om de koppelingskabel door de vorkbeugel te leiden in plaats van rond de vorkbuis.
WAARSCHUWING
Vervang de remleidingpakkingen. Het opnieuw gebruiken van oorspronkelijke pakkingen kan ertoe leiden dat de remmen niet meer functioneren, waardoor u de controle over de motorfiets kunt verliezen met ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00318a)
MEDEDELING
Voorkom lekkage. Zorg ervoor dat pakkingen, banjobout(en), remleiding en remklauwboring schoon en onbeschadigd zijn, voordat u met de montage begint. (00321a)
11. Inspecteer nieuwe remleidingen (apart verkrijgbaar) zorgvuldig op schade of defecten. Vervang indien beschadigd.
12. De remleiding monteren Zie de servicehandleiding of de instructies bij de remleidingen.
13. Remmen ontluchten. Zie de servicehandleiding.
ELEKTRISCHE AANSLUITING
1. Volg de routering zoals u genoteerd heeft bij de demontage om de bedrading van de stuurschakelaars en de richtingaanwijzers op de kabelboom van de motorfiets aan te sluiten.
2. Monteer eventueel benodigde kabelboomverlengingen (apart verkrijgbaar) voor de handgrepen en/of de kabelbomen van de voorste richtingaanwijzers.
3. Sluit de kabelboomconnectors aan. Zie de servicehandleiding.
a. Raadpleeg de aanwijzingen voor routering en bevestiging die zijn gemaakt tijdens het verwijderen van het kabelboom.
VOLTOOID
1. Installeer de brandstoftank. Zie de servicehandleiding.
2. Installeer windscherm of kuip, indien verwijderd. Zie de servicehandleiding.
VEILIGHEIDSCONTROLE
WAARSCHUWING
Controleer of het stuur soepel en zonder beperkingen kan bewegen. Eventuele beperkingen kunnen ervoor zorgen dat u de controle over de motorfiets verliest, waardoor ernstig of dodelijk letsel kan ontstaan. (00371a)
  • Zorg ervoor dat draden, koppelingskabel en remleidingen niet te strak worden getrokken als het stuur geheel naar links of rechts wordt gedraaid.
  • Koppelingskabel en remleidingen mogen niet vast komen te zitten aan de koplamphardware en niet voor de koplamp langs lopen.
  • Koppelingskabel en remleidingen mogen niet vast komen te zitten aan de bevestigingsmaterialen van de richtingaanwijzers of aan de richtingaanwijzers zelf.
  • Koppelingskabel en remleidingen mogen niet vast komen te zitten aan de tankdop.
  • Koppelingskabel en remleidingen mogen niet vast komen te zitten aan de snelheidsmeter.
  • Zorg ervoor dat de koppelingskabel en de remleidingen niet bekneld raken tussen het frame en/of de vorken.
  • Zorg ervoor dat de koppelingskabel niet strak trekt wanneer het stuur volledig naar links of rechts is gedraaid.
  • Zorg dat de bedieningskabels niet te strak worden getrokken wanneer het stuur volledig naar de linker of de rechter vorkaanslag wordt gedraaid.
WAARSCHUWING
Controleer, voordat u de motor start, of de gashendel automatisch terugkeert naar de stationaire stand wanneer deze wordt losgelaten. Een gashendel die voorkomt dat de motor automatisch naar de stationaire stand terugkeert, kan ertoe leiden dat u de controle over de motorfiets verliest, waardoor ernstig of dodelijk letsel kan ontstaan. (00390a)
WAARSCHUWING
Na het repareren van het remsysteem dient u de remmen met lage snelheid te testen. Als de remmen niet goed functioneren kan testen bij hoge snelheden er toe leiden dat u de controle over de motorfiets kunt verliezen, met mogelijk ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00289a)
WAARSCHUWING
Controleer of alle lampen en schakelaars goed werken voordat u de motorfiets gebruikt. Indien de bestuurder slecht zichtbaar is, kan dit ernstig of dodelijk letsel tot gevolg hebben. (00316a)
OPMERKING
Controleer of het contactslot in de stand OFF (uit) staat vóór het plaatsen van de hoofdzekering.
1. Monteer de hoofdzekering. Zie de servicehandleiding.
2. Zet de motor OFF/RUN/START-schakelaar op RUN om het elektrische systeem in te schakelen. Raadpleeg de gebruikershandleiding.
a. Druk de tuimelschakelaar NIET helemaal naar beneden, hierdoor wordt de motor gestart.
3. Draai het stuur naar linker en rechter stuuraanslagen en test de stuurbedieningsfuncties bij elke aanslag.
4. Controleer of alle schakelaars en lichten goed werken.
5. Zet de motor OFF/RUN/START-schakelaar op OFF (uit).
6. Knijp de voorremhendel meerdere keren in om de werking van het remlicht te controleren.
7. Bevestig het zadel. Trek na montage het zadel omhoog om te controleren of het goed vastzit. Zie de servicehandleiding.