Sets | Voorgestelde Tools | Vaardigheidsniveau(1) |
---|---|---|
55801579 | Veiligheidsbrillen, momentsleutel |
Controleer of alle inhoud aanwezig is in de kit voordat u onderdelen van het voertuig installeert of verwijdert. | |||||
---|---|---|---|---|---|
Onderdeel | Aantal | Beschrijving | Onderdeelnr. | Opmerkingen | |
1 | 1 | Stuur | Niet afzonderlijk verkrijgbaar | ||
Items genoemd in de tekst | |||||
A | 1 | Geribbeld patroon |
1. | Verwijder de brandstoftank of maak deze los. Zie de servicehandleiding. | |
2. | Verwijder de kuip- of windschermassemblages (indien aanwezig). Zie de servicehandleiding. a. Let op dat u afgewerkte oppervlakken niet beschadigd. | |
3. | Als vervanging van de remleiding nodig is volgens de installatievereisten van het stuur, laat dan de remvloeistof uit het voorremreservoir en de remleidingen lopen. Zie de servicehandleiding. |
4. | Verwijder het Standaard (OE) stuur. | |
5. | Let op het verloop van de voorremleiding en de stand van de banjofittings. a. Koppel de remleiding los en verwijder deze indien nodig. Zie de servicehandleiding. b. Bewaar de banjobouten, maar gooi de pakkingen weg. | |
6. | Koppel de bovenste koppelingskabel los van de koppelingshendel. Zie de servicehandleiding. a. Koppel de bovenste koppelingskabel los van de stelbout. Zie de servicehandleiding. b. Verwijder de bovenste koppelingskabel van het voertuig. OPMERKING Maak een notitie van het verloop van de bedrading en de locaties van de kabelbinders voordat u deze verwijdert. OPMERKING
| |
7. | Verwijder alle kunststof kabelklemmen of kabelbinders die de bekabeling van de stuurbediening en richtingaanwijzers aan het stuur en aan de aansluitconnectoren van de kabelboom bevestigen. a. Koppel de bedrading van het stuur los. Zie de servicehandleiding. | |
8. | Bind de draadklemuiteinden van elke afzonderlijke kabelboom met tape vast om aparte bundels te maken. a. Wikkel ze strak genoeg om in het gat te komen. | |
9. | Verwijder de hoofdcilinder van de voorrem en de koppelingshendel van het stuur. a. Verwijder, indien nodig, de aangesloten richtingaanwijzers en spiegels. | |
10. | Verwijder de kabelboom van het stuur. a. Maak de stuurbedieningassemblages vrij. | |
11. | Verwijder de assemblage van de linker schakelaarbehuizing en de kabelboom. Zie de servicehandleiding. | |
12. | Verwijder de handgreep en leg deze weg om later aan hetnieuwe stuur te bevestigen, tenzij deze wordt vervangen. | |
13. | Verwijder het standaard stuur van de stuurverhogers. Zie de servicehandleiding. a. Bewaar de bevestigingsmaterialen en de onderdelen van de stuurverhogers voor latere montage. |
1. | Verschuif connectoren zodat ze zich niet op dezelfde locaties langs de kabelboom bevinden. a. Zie Afbeelding 2. Rijg een geschikt koord (1) door het stuur. b. Koppel de kabel aan de draadboom. c. Wikkel tape (2) om de kabelboom. d. De tape dient flexibel te zijn en een spits toelopend uiteinde te hebben (3) zodat het gemakkelijk door het stuur kan worden getrokken. e. Trek het koord door het stuur om de kabelbundel naar de juiste opening te trekken. | |
2. | Breng een beetje vloeibare zeep, ruitenreiniger of multifunctioneel smeermiddel aan op kabelbundel van de rechterschakelaar. Voor sturen met smalle gietstukken kunnen er gaten zijn voorzien om vloeistof binnenin het stuur aan te brengen. | |
3. | Zie Afbeelding 3. Plaats het stuur op een gladde, zachte ondergrond met de handgrepen naar boven en voer voorzichtig de kabelbundel van de schakelaar aan de rechterzijde in de opening aan de onderzijde van het nieuwe stuur en naar de grote opening in het midden van het stuur. | |
4. | Trek getapete uiteinden van de kabelbundel door de uitgangsopening in het midden van het stuur. a. Breng de schakelaarbehuizing ongeveer in de eindpositie. b. Bevestig daarbij de schakelaarbehuizing NOG NIET aan het stuur. | |
5. | Verwijder de tape van de uiteinden van de kabelbundels. | |
6. | Controleer of er elektrische continuïteit tussen het stuur en elke draad in de kabelbomen is. a. Continuïteit duidt op kortsluiting, hetgeen controle van de kabels en routering in de schakelbehuizing vereist. | |
7. | Als een verlenging van de kabelboom nodig is, installeer deze dan nadat de kabels door het stuur zijn geleid. |
1 | Trekkabel |
2 | Getapete kabelboom |
3 | Taps toelopend uiteinde |
1 | Bout van de bovenste schakelaarbehuizing |
2 | Houd draden verwijderd van de knelpunten nabij de schroefdraadpen |
3 | Draad |
4 | Opening in stuur |
5 | Middelste draadgat |
1. | Zie Afbeelding 1. Installeer het stuur (1) op de basis van de verhoger. OPMERKING Zorg ervoor dat het stuur gecentreerd en goed georiënteerd is. a. Leid de kabelbundels naar beneden door de bovenste vorkbeugel. | |
2. | Plaats het stuur met het geribbelde gedeelte gecentreerd op de basis van de stuurverhoger. a. Installeer klem en klemschroeven van de verhoger, maar draai deze nog niet volledig vast. b. Stel de hoek van het stuur af. c. De staanders van het stuur lopen ongeveer parallel aan de voorvorken. |
1. | Zie Afbeelding 4 en Raadpleeg tabel 3. Haal de schroeven aan in volgorde. De specificaties van de servicehandleiding worden weergegeven in de tabel voor de betreffende modellen. |
Model | Aanhaalvolgorde en Aanhaalmoment |
---|---|
FXBB | A, B, C, D 32,5–37,9 N·m (24–28 ft-lbs) |
FXLRS | A, B, C, D 32,5–37,9 N·m (24–28 ft-lbs) |
FXBR | A, B, C, D 32,5–37,9 N·m (24–28 ft-lbs) |
FXLRST model | A, B, C, D 32,5–37,9 N·m (24–28 ft-lbs) |
FLHC | D, C, A, B 32,5–37,9 N·m (24–28 ft-lbs) |
FLFB | C, D, A, B 26,1–31,2 N·m (19–23 ft-lbs) |
1. | Installeer de nieuwe (apart aangeschafte) gashendelkabels en een nieuwe (apart aangeschafte) of Standaard (OE) juiste doorvoerbuis voor handgreep/gashendel. Zie de servicehandleiding. | |
2. | Pas de stand van de schakelaarbehuizing en de remhendel op het stuur aan voor het comfort van de rijder. De oriëntatierotatie van het stuur is beperkt tot een bepaalde mate van toegestane rotatie. a. De hoofdremcilinder moet horizontaal waterpas staan terwijl het voertuig op de zijstandaard staat, voor het ontluchten van de rem. Zie de servicehandleiding. | |
3. | Aanhalen klembouten van de remhendel. a. Draai eerst de bovenste klembouten van de remhendel aan. b. Haal vervolgens de onderste klembouten van de remhendel aan. c. Haal de bouten aan. Zie de servicehandleiding. | |
4. | Draai de schroeven van de rechter schakelaarbehuizing vast. Zie de servicehandleiding. | |
5. | Controleer of de rechter handgreep/gashendelmof ronddraait en automatisch terugkeert en niet op het stuur of de schakelaarbehuizing klemt. OPMERKING Als de stuurhandgrepen van een patroon zijn voorzien, lijn dan het patroon op de linker handgreep uit met het patroon op de rechter handgreep, waarbij de gashendel zich in de volledig gesloten stand moet bevinden. | |
6. | Monteer een nieuwe (apart aangeschafte) of Standaard (OE) handgreep op het linkeruiteinde van het nieuwe stuur volgens het instructieblad voor handgrepen of de servicehandleiding. | |
7. | Pas de stand van de schakelaarbehuizing en de koppelingshendel op het stuur aan voor het comfort van de rijder. Zie de servicehandleiding. | |
8. | Aanhalen klembouten van de koppelingshendel. a. Draai eerst de bovenste klembouten van de koppelingshendel aan. b. Draai vervolgens de onderste klemschroeven van de koppelingshendel vast. c. Haal de bouten aan. Zie de servicehandleiding. | |
9. | Draai de schroeven van de linker schakelaarbehuizing aan. a. Draai eerst de onderste bouten van de schakelaarbehuizing aan. b. Draai dan de bovenste bouten van de schakelaarbehuizing aan. c. Haal de bouten aan. Zie de servicehandleiding. | |
10. | Monteer de juiste lengte van de koppelingskabel (apart verkrijgbaar). Zie de servicehandleiding. De geleiding van de koppelingskabel kan afwijken van de standaardgeleiding, afhankelijk van het stuur. Het kan nodig zijn om de koppelingskabel door de vorkbeugel te leiden in plaats van rond de vorkbuis. |
11. | Inspecteer nieuwe remleidingen (apart verkrijgbaar) zorgvuldig op schade of defecten. Vervang indien beschadigd. | |
12. | De remleiding monteren Zie de servicehandleiding of de instructies bij de remleidingen. | |
13. | Remmen ontluchten. Zie de servicehandleiding. |
1. | Volg de routering zoals u genoteerd heeft bij de demontage om de bedrading van de stuurschakelaars en de richtingaanwijzers op de kabelboom van de motorfiets aan te sluiten. | |
2. | Monteer eventueel benodigde kabelboomverlengingen (apart verkrijgbaar) voor de handgrepen en/of de kabelbomen van de voorste richtingaanwijzers. | |
3. | Sluit de kabelboomconnectors aan. Zie de servicehandleiding. a. Raadpleeg de aanwijzingen voor routering en bevestiging die zijn gemaakt tijdens het verwijderen van het kabelboom. |
1. | Installeer de brandstoftank. Zie de servicehandleiding. | |
2. | Installeer windscherm of kuip, indien verwijderd. Zie de servicehandleiding. |
1. | Monteer de hoofdzekering. Zie de servicehandleiding. |
2. | Zet de motor OFF/RUN/START-schakelaar op RUN om het elektrische systeem in te schakelen. Raadpleeg de gebruikershandleiding. a. Druk de tuimelschakelaar NIET helemaal naar beneden, hierdoor wordt de motor gestart. | |
3. | Draai het stuur naar linker en rechter stuuraanslagen en test de stuurbedieningsfuncties bij elke aanslag. | |
4. | Controleer of alle schakelaars en lichten goed werken. | |
5. | Zet de motor OFF/RUN/START-schakelaar op OFF (uit). | |
6. | Knijp de voorremhendel meerdere keren in om de werking van het remlicht te controleren. | |
7. | Bevestig het zadel. Trek na montage het zadel omhoog om te controleren of het goed vastzit. Zie de servicehandleiding. |