Sets | Voorgestelde Tools | Vaardigheidsniveau(1) |
---|---|---|
92500132, 92500133 | Veiligheidsbrillen, momentsleutel |
Controleer of alle inhoud aanwezig is in de kit voordat u onderdelen van het voertuig installeert of verwijdert. | |||||
---|---|---|---|---|---|
Onderdeel | Aantal | Beschrijving | Onderdeelnr. | Opmerkingen | |
1 | 2 | Stoterstang, verstelbaar, uitlaat | 17900060 | ||
2 | Stoterstang, verstelbaar, inlaat | 17900059 | |||
2 | 4 | Stoterstangdeksel, onderste, zwart | 25700408 | ||
4 | Stoterstangdeksel, onderste, verchroomd | 17938-83 | |||
3 | 4 | Houder, stoterstangveerdeksel, zwart | 25700645 | ||
4 | Houder, stoterstangveerdeksel, verchroomd | 25700642 | |||
4 | 4 | O-ring, stoterstangdeksel, boven | 11293 | ||
5 | 4 | O-ring, stoterstangdeksel, onder | 11145A | ||
6 | 4 | O-ring, stoterstangdeksel, midden | 11132A | ||
7 | 4 | Stoterstang buiskraag, zwart | 17900076 | ||
4 | Stoterstang buiskraag, verchroomd | 17945-36B | |||
8 | 4 | Onderlegring | 6762D | ||
9 | 1 | Tappetkit | 18572-13 | ||
Onderdelen genoemd in de tekst, maar niet in de set inbegrepen | |||||
A | 4 | Bovenste aandrijfstangkap | |||
B | 4 | Dekselveer (2) |
Controleer of alle inhoud aanwezig is in de kit voordat u onderdelen van het voertuig installeert of verwijdert. | |||||
---|---|---|---|---|---|
Onderdeel | Aantal | Beschrijving | Onderdeelnr. | Opmerkingen | |
1 | 1 | Pakking, nokkenaskap | 25700370 | ||
2 | 1 | Bevestigingskit voor tandwiel nokkenasaandrijving | 25566-06 | ||
3 | 1 | Nokkenas, SE8-511 | 25400476 | ||
4 | 1 | Lager, naald (1) (moet indien nodig afzonderlijk worden aangeschaft) | 9298B |
1. | Breng het voertuig omhoog. Zie de servicehandleiding. | |
2. | Verwijder de hoofdzekering. Zie de servicehandleiding. | |
3. | Verwijder het luchtfilter in zijn geheel. Zie de servicehandleiding. | |
4. | Verwijder het uitlaatsysteem. Zie de servicehandleiding. |
1. | Verwijder de standaard stoterstangen met een boutensnijder. | |
2. | Verwijder de nokkenaskap. | |
3. | Verwijder de bougies uit de voor- en achtercilinder aan de linkerzijde van het voertuig. | |
4. | Terwijl het voertuig op een lift staat, hef het achterwiel van de grond. | |
5. | Draai het achterwiel om de motor te draaien en de markeringen op de nokkenas/krukas uit te lijnen, terwijl de motor in de 5e versnelling staat. | |
6. | Vergrendel met behulp van speciaal gereedschap de nokkenas en krukas. Zie de servicehandleiding. Speciaal gereedschap: BLOKKEERGEREEDSCHAP TANDWIEL KRUKAS/NOKKENAS. (HD-47941) | |
7. | Verwijder nokkenasonderdelen, tappets en nokkenas. Zie de servicehandleiding. | |
8. | Verwijder en controleer de oliepomp. Zie de servicehandleiding. |
1. | Afbeelding 2 Installeer de oliepomp. Zie de servicehandleiding. | |
2. | Controleer de nokkenascomponenten en vervang deze indien nodig. Zie de servicehandleiding. | |
3. | Monteer nokkenas, tappets en krukasonderdelen. Zie de servicehandleiding. | |
4. | Controleer of de markeringen op de nokkenas en krukas naar behoren met elkaar zijn uitgelijnd. | |
5. | Gebruik terwijl er een versnelling is ingeschakeld het achterwiel om de motor te draaien tot beide voorste cilinderklepstoters zich op hun laagste punt bevinden. | |
6. | Afbeelding 3 Draai de borgmoer op alle klepstoterstangen los en stel deze af op hun kortste lengte. | |
7. | Afbeelding 4 Plaats de inlaatstoterstangen in de stoterstangafdekkingen. Vervang de O-ringen, de onderste klepstoterstang en veerdekselhouder door nieuwe componenten uit de kit. Zorg ervoor dat het steluiteinde van de klepstoterstang omlaag is gericht | |
8. | Breng de klepstoterstang (in de klepstoterbuis) in de uitsparing voor de inlaatklepstoterstang van de voorste cilinderkop (de uitsparing die zich het dichtstbij de cilinder bevindt) in en duw het steluiteinde van de klepstoterstang in het klepstoterblok. | |
9. | Stel de stoterstangen af. a. Stel de lengte van de stoterstang handmatig af op een speling van nul. b. Draai terwijl u de stelbout tegenhoudt met een 5/16 in. sleutel, de klepstoterstangbuis met een 1/2 in. sleutel 2-1/2 slagen rechtsom (waardoor de klepstoterstang langer wordt), bezien vanaf de onderzijde. (Er is een stip aangebracht op de vlakke stukken van de klepstoterstangbuis die als referentiepunt kan worden gebruikt.) c. Houd de stelschroef tegen en draai de borgmoer met een 1/2 inch steeksleutel tegen de klepstoterstangbuis. Als de stoterstang samen met de borgmoer draait, moeten er drie steeksleutels worden gebruikt, een om de stoterstangbuis tegen te houden, een om de stelschroef tegen te houden en een om de borgmoer vast te draaien. d. Herhaal stap 5 tot en met stap 9C voor de uitlaat-stoterstang. OPMERKING Wacht tien minuten met het draaien van de krukas na het afstellen van de stoterstangen van de voorste of achterste cilinder. Hierdoor hebben de klepstoters de gelegenheid leeg te lopen en wordt het verbuigen van stoterstangen of kleppen voorkomen. De stoterstangen moeten vrij rond kunnen draaien en de kleppen moeten op hun zittingen rusten (gesloten zijn) voordat de krukas rondgedraaid mag worden. e. Wacht tien minuten. Gebruik terwijl er een versnelling is ingeschakeld het achterwiel om de motor te draaien tot beide achterste cilinderklepstoters zich op hun laagste punt bevinden. f. Herhaal stap 5 tot en met stap 9D voor de achterste cilinder. g. Plaats de veerdekselhouders op de veerdeksels. h. Plaats de bougies en plaats de transmissie in de neutrale stand. | |
10. | Plaats de nokkenasafdekking. Zie de servicehandleiding. | |
11. | Monteer het uitlaatsysteem. Zie de servicehandleiding. | |
12. | Monteer het luchtfilter. Raadpleeg het instructieblad dat bij de afzonderlijk verkrijgbare Screamin' Eaglekit voor luchtfiltersysteem met hoge doorstroming wordt geleverd. |
1 | Stoterstangbuis uitlaat is gelabeld Uitlaat |
2 | Borgmoer |
3 | Stelbout |
4 | Stoterstang |
5 | Stoterstangbuis inlaat is gelabeld Inlaat |
1. | Controleer of het voertuig in de neutrale stand staat. | |
2. | Laat motor lopen. Herhaal verschillende keren om de juiste werking te verifiëren. | |
3. | Kalibreer Elektronische regelmodule (ECM) met de juiste kalibratie voor de configuratie. Raadpleeg de dealer voor meer informatie. | |
4. | Laat motor lopen. Herhaal verschillende keren om de juiste werking te verifiëren. | |
5. | Raadpleeg REGELS VOOR HET INRIJDEN in de gebruikershandleiding voor instructies om het voertuig in te rijden. |