1. | Zet de contactsleutel in de stand IGNITION (ontsteking) en noteer de kilometerstand. | |
WAARSCHUWING Om te voorkomen dat de motorfiets per ongeluk start, met ernstig of dodelijk letsel tot gevolg, moet eerst de hoofdzekering worden verwijderd. (00251b) | ||
2. | Raadpleeg de servicehandleiding en volg de instructies voor het verwijderen van de hoofdzekering. |
1. | Volg de instructies in de servicehandleiding voor het installeren van de nieuwe snelheidsmeter. OPMERKING Controleer of de contactsleutelschakelaar in de stand OFF (uit) staat voordat de hoofdzekering wordt geplaatst. | |
2. | Raadpleeg de servicehandleiding en volg de instructies voor het plaatsen van de hoofdzekering. | |
WAARSCHUWING Controleer voordat u gaat rijden of de koplamp, het achter- en remlicht en de richtingaanwijzers naar behoren werken. Als de bestuurder slecht zichtbaar is voor andere weggebruikers, kan dit ernstig of dodelijk letsel tot gevolg hebben. (00478b) | ||
3. | Zet de contactsleutelschakelaar in de stand IGN (ontsteking), maar start de motor niet. Controleer of de richtingaanwijzers, het remlicht en het achterlicht goed werken. | |
4. | Controleer of de snelheidsmeter en toerenteller goed werken. |
1. | Zet de contactsleutelschakelaar in de stand ‘Accessory’ (ACC) (accessoires). |
Afbeelding 2. Instellen van de display | ||||||||||||
2. | Houd beide richtingaanwijzers ingedrukt totdat de brandstofpeilbalken (1) met knipperende ‘ON’ (aan) of ‘OFF’ (uit) (2) worden weergegeven. ‘SETUP’ (instellen) (3) zal ook verschijnen. Als ‘ON’ (aan) knippert, is de brandstofpeilweergave ingeschakeld. | |||||||||||||
3. | Om de brandstofpeilweergave uit te schakelen, houdt u beide richtingaanwijzers ingedrukt totdat ‘OFF’ (uit) knippert. OPMERKING Nummer ‘8’ is alleen een controlelamp voor de instelling. De versnellingsbak heeft 6 snelheden. | |||||||||||||
4. | Schakel over naar de versnellingsstandweergave door op de rechter richtingaanwijzer te drukken; rechts bovenaan wordt ‘8’ weergegeven (4), terwijl ‘ON’ (aan) of ‘OFF’ (uit) knippert (2). Als ‘ON’ (aan) knippert, is de versnellingsstandweergave ingeschakeld (de desbetreffende versnelling, van ‘1’ t/m ‘6’, wordt weergegeven als het voertuig rijdt). | |||||||||||||
5. | Om de versnellingsstandweergave uit te schakelen (alleen ‘6’ wordt weergeven om te tonen dat het voertuig in de 6e versnelling staat), houdt u beide richtingaanwijzers ingedrukt totdat ‘OFF’ (uit) gaat knipperen. OPMERKING Deze snelheidsmeter is uitgerust met een fotocelsensor die detecteert of het dag of nacht is. Als u onder bruggen of in tunnels rijdt, zal de fotocelsensor dit als nacht detecteren en de achtergrondverlichting inschakelen. Dit duurt meestal een paar seconden. | |||||||||||||
6. | Schakel over naar het helderheidsmenu door de rechter richtingaanwijzer in te drukken, waarna alle balken en ‘BRIGHT’ (helder) worden weergegeven. | |||||||||||||
7. | Om de achtergrondverlichting te dimmen, houdt u beide richtingaanwijzers ingedrukt totdat ‘DIM’ (dimmen) en de helft van de balken worden weergegeven. OPMERKING De kleurendisplay kunt u best instellen als u niet in direct zonlicht staat. | |||||||||||||
8. | Schakel over naar het kleurenmenu door de rechter richtingaanwijzer in te drukken, waarna ‘ALL’ (alle) en ‘COLOR’ (kleur) (5) worden weergegeven. | Afbeelding 3. Selecteer weergavekleur | ||||||||||||
9. | Zie Afbeelding 3. Om de kleur te wijzigen, houdt u beide richtingaanwijzers ingedrukt, waarna het huidige kleurnummer wordt weergegeven. | |||||||||||||
10. | Voor een grove wijziging drukt u op de linker richtingaanwijzer om de waarde stapsgewijs te verlagen en op de rechter richtingaanwijzer om de waarde stapsgewijs te verhogen. | |||||||||||||
11. | Voor een fijne wijziging houdt u de linker richtingaanwijzer ingedrukt om de waarde stapsgewijs te verlagen en houdt u de rechter richtingaanwijzer ingedrukt om de waarde stapsgewijs te verhogen. | |||||||||||||
12. | Als u de gewenste kleur eenmaal hebt gevonden, houdt u beide richtingaanwijzers ingedrukt totdat ‘SAVED’ (opgeslagen) wordt weergegeven. | |||||||||||||
13. | Om de kleur van de andere drie elementen (wijzerplaat, toerentellernaald en scherm) te wijzigen, schakelt u over naar het kleurenmenu door het rechter richtingaanwijzer in te drukken en dan stap 7 t/m 10 uit te voeren. | |||||||||||||
14. | Als u eenmaal de definitieve instellingen en kleuren hebt gekozen, draait u het contactslot in de stand IGN (ontsteking) en controleert u de instellingen (de versnellingsstand zal NIET verschijnen totdat het voertuig rijdt). |
Nummer | Kleurbereik |
---|---|
000-015 | Rood |
016-030 | Amber (Oranje) |
031-060 | Geel |
061-100 | Geel/groen |
101-180 | Groen |
181-250 | Groen/blauw |
251-350 | Blauw |
351-380 | Blauw/paars |
381-440 | Paars |
441-490 | Roze |
491-525 | Rood |
526-600 | Wit/lichte kleuren |
Opmerking: De kleurbeschrijvingen en kleurbereiken zijn bij benadering. |
Bediening | Probleem | Mogelijke oorzaak | Mogelijke oplossing |
---|---|---|---|
Montage in de voertuigkabelboom | LCD geeft ‘vin err’ (fout framenummer) weer. | Meter was eerder al gekoppeld aan een ander voertuig (na 50 km [31,1 mi]). | Monteer de meter nogmaals op het vorige voertuig om te controleren of er geen ‘vin err’ (fout framenummer) is. |
Instellingsmodus openen | Instellingsmodus kan niet geopend worden. | Losse verbinding met de meterstekker of dagteller-resetschakelaar. | Controleer of accessoirepen nr. 6 in de meterstekker of dagteller-resetschakelaar niet gebogen is. |
Versnellingsstandweergave | Versnellingsstandweergave werkt niet. | Niet ingeschakeld. | Gebruik het instructieblad om de versnellingsstandweergave in te schakelen in de instellingsmodus. |
Brandstofpeil | Brandstofpeil werkt niet. | Niet ingeschakeld in de instellingsmodus. | Gebruik het instructieblad om het brandstofpeil in te schakelen in de instellingsmodus. |
Veranderende kleur | Kleur wordt niet opgeslagen. | Kleur was niet juist opgeslagen. | Gebruik het instructieblad voor de juiste opslagprocedure. |
Opmerking: Neem contact op met de technische dienst voor vragen over installatie of het oplossen van storingen voordat u een garantieclaim indient. |