1. | Noteer het verloop van de voorremleiding en de stand van de banjofittings. Raadpleeg de servicehandleiding. Maak de remleiding los en verwijder deze. Bewaar de banjobouten, maar gooi de pakkingen weg. | |
2. | Zie de servicehandleiding en maak de koppelingskabel los van de koppelingshendel. Maak de koppelingskabel los van de zijafdekking. Verwijder de kabel van het voertuig. OPMERKING Noteer de routing van de bedrading en de locatie van de kabelbinders voordat u deze verwijdert. Zie het juiste connectorhoofdstuk in de bijlage van de servicehandleiding voor de procedure voor het losnemen. | |
3. | Verwijder de kunststof borgklemmen en kabelbinders waarmee de bedrading van de stuurschakelaars en de richtingaanwijzers bevestigd is vanaf het stuur tot aan de verbindingsstekkers en gooi deze weg. Zie het juiste connectorhoofdstuk in de bijlage van de servicehandleiding voor het verwijderen van de draden uit het stuur. | |
4. | Noteer de draadkleuren en -posities in elke holte van de contacthuizen vanaf de schakelaars en richtingaanwijzers. Zie het juiste connectorhoofdstuk in de bijlage van de servicehandleiding voor het verwijderen van de draden uit de huizen. | |
5. | Bind de draadklemuiteinden van elke afzonderlijke kabelboom met tape vast om aparte bundels te maken. Tape elke bundel zo strak vast dat deze gemakkelijk door het nieuwe stuur kan worden gestoken. | |
6. | Verwijder de hoofdcilinder van de voorrem en de koppelingshendel van het stuur. Verwijder indien nodig de richtingaanwijzers en de spiegels. | |
7. | Verwijder de draadboom uit het stuur. Leg de bedieningselementen van het stuur opzij. | |
8. | Verwijder de draaigreepsensor van het stuur. Tenzij deze worden vervangen, verwijdert u de rechter handgreep/gashendel en legt u deze opzij om later aan het nieuwe stuur te bevestigen. | |
9. | Raadpleeg de servicehandleiding voor het verwijderen van de linker schakelaarbehuizing en de kabelboom. | |
10. | Als de linkerhandgreep niet aan het stuur is vastgelijmd: Verwijder de handgreep en leg deze weg om later aan het nieuwe stuur te bevestigen, tenzij deze wordt vervangen. | |
11. | Raadpleeg de servicehandleiding. Verwijder het standaardstuur van de stuurverhogers. Bewaar de bevestigingsmaterialen en de onderdelen van de stuurverhogers voor latere montage. |
1. | Verwijder, indien dit nog niet is gedaan, de kabelbinders en kunststof borgklemmen waarmee de schakelaarkabelbomen aan het standaard (OE) stuur zijn bevestigd. | |||||||||||||
2. | Bind, indien dit nog niet is gedaan, de draadklemuiteinden van elke bron vast met tape om aparte bundels te maken. Tape elke bundel zo strak vast dat deze door de opening van de doorvoertule en gemakkelijk door het nieuwe stuur kan worden gestoken. | |||||||||||||
3. | Markeer elke draadbundel (links of rechts) zodat u de draden juist kunt doorvoeren. OPMERKING Een hulpdraad kan het door het stuur voeren van de draadbundel vergemakkelijken. | |||||||||||||
4. | Raadpleeg Afbeelding 1. Verspreid de pennen (1) zodat deze niet op dezelfde plek langs de kabelboom liggen (2). Raadpleeg Afbeelding 2. Voer een geschikte kabel (1) door het stuur. Bevestig de kabel aan de kabelboom. Wikkel tape (2) om de kabelboom en de pennen. De tape dient flexibel te zijn en een spits toelopend uiteinde te hebben (3) zodat het gemakkelijk door het stuur kan worden getrokken. Trek de hulpdraad door het stuur om de draadbundel naar de juiste opening te trekken. |
Afbeelding 1. Pennen en kabelboom
Afbeelding 2. Trekkabel en kabelboom | ||||||||||||
5. | Breng een beetje vloeibare zeep of multifunctioneel smeermiddel aan op de rechter schakelaar en de draadbundel. | |||||||||||||
6. | Raadpleeg Afbeelding 3. Leg het stuur op een vlakke, zachte ondergrond, met de uiteinden omhoog en voer de draadbundel voor de rechter richtingaanwijzer via de opening aan de onderzijde van het nieuwe stuur naar de grote opening in het midden van het stuur. | |||||||||||||
WAARSCHUWING Trek de draden voorzichtig door het gat in het stuur om te voorkomen dat de draden worden gestript. Gestripte draden kunnen kortsluiting veroorzaken en elektrische onderdelen van de motorfiets beschadigen, waardoor u de controle over de motorfiets kunt verliezen, met ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00418b) | ||||||||||||||
7. | Trek de met tape omwikkelde uiteinden van de draadbundel door de uitgang in het midden van het stuur. Breng de schakelaarbehuizing ongeveer in de eindpositie. Bevestig daarbij de schakelaarbehuizing NOG NIET aan het stuur. | |||||||||||||
8. | Herhaal indien nodig stap 4 tot 6 met de linker draadbundel en beide richtingaanwijzers. |
Afbeelding 3. Routing bedrading schakelaarbehuizing | ||||||||||||
9. | Verwijder de tape van de uiteinden van de draadbundels. | |||||||||||||
10. | Controleer of er stroom loopt tussen het stuur en elke draad in de draadbundels. Is dit het geval, dan kan er sprake zijn van kortsluiting. De draden en de routing in de schakelaarbehuizing moeten dan worden gecontroleerd. |
1. | Raadpleeg Afbeelding 4. Plaats het stuur (1) op de stuurverhogingsvoet en leid de draadbundels naar beneden door de bovenste balhoofdplaat. | |
2. | Plaats het stuur met het geribbelde gedeelte (A) gecentreerd op de stuurverhogingsvoet. Installeer de stuurverhogerklem en de klembouten, maar zet deze nog niet helemaal vast. | |
3. | Stel de hoek van het stuur af. De verticale stangen van het stuur lopen ongeveer evenwijdig aan de voorvorkpoten. OPMERKING Haal eerst het voorste paar bouten van de stuurverhoger aan en vervolgens het achterste paar bouten van de stuurverhoger. | |
4. | Wanneer het stuur zich in de juiste stand bevindt, haalt u de stuurverhogerbouten aan. Aangehaald. Koppel: 16,3–21,7 N·m (12–16 ft-lbs) |
1. | Raadpleeg de servicehandleiding. Monteer de nieuwe (afzonderlijk verkrijgbare) gaskabels en een nieuwe (afzonderlijk verkrijgbare) of standaard rechter handgreep/gashendelmof. | |
2. | Pas de stand van de schakelaarbehuizing en de remhendel op het stuur aan voor het comfort van de rijder. De hoofdremcilinder dient, als de motorfiets op de zijstandaard staat, voor het ontluchten horizontaal te staan. | |
3. | Haal eerst de bovenste aan. Haal vervolgens de onderste remhendelklembouten aan Aangehaald. Koppel: 6,7–9 N·m (60–80 in-lbs) | |
4. | Haal eerst de onderste aan. Haal vervolgens de bovenste bouten van de schakelaarbehuizing aan. Daardoor zal een eventuele spleet in de schakelaarbehuizing aan de voorzijde ontstaan, wat het mooiste resultaat oplevert. Aangehaald. Koppel: 4–5,1 N·m (35–45 in-lbs) | |
5. | Controleer of de rechter handgreep/gashendelmof ronddraait en automatisch terugkeert en niet aan het stuur of de schakelaarbehuizing blijft vastzitten. OPMERKING Als de stuurhandgrepen van een patroon zijn voorzien, lijn dan het patroon op de linker handgreep uit met het patroon op de rechter handgreep, waarbij de gashendel zich in de volledig gesloten stand moet bevinden. | |
6. | Installeer een nieuwe (afzonderlijk verkrijgbaar) of standaard (OE) handgreep aan het linker uiteinde van het nieuwe stuur volgens het instructieblad van de handgreep of raadpleeg de servicehandleiding. | |
7. | Raadpleeg de servicehandleiding. Pas de stand van de schakelaarbehuizing en de koppelingshendel op het stuur aan voor het comfort van de rijder. | |
8. | Haal eerst de bovenste aan. Haal vervolgens de onderste koppelingshendelklembouten vast aan. Aangehaald. Koppel: 6,7–9 N·m (60–80 in-lbs) | |
9. | Haal eerst de onderste aan. Haal vervolgens de bovenste bouten van de schakelaarbehuizing aan. Aangehaald. Koppel: 4–5,1 N·m (35–45 in-lbs) | |
10. | Zie de servicehandleiding en volg de instructies om een koppelingskabel van de juiste lengte (afzonderlijk aan te schaffen) te monteren. | |
11. | Controleer de nieuwe remleidingen (afzonderlijk verkrijgbaar) zorgvuldig op beschadiging of defecten en vervang de remleiding als deze is beschadigd. Monteer de remleiding volgens de instructies in de servicehandleiding of de instructies bijgesloten bij de remleidingen. | |
12. | Ontlucht de remmen volgens de instructies in de servicehandleiding. |
1. | Raadpleeg de servicehandleiding. Monteer de hoofdzekering. | |
WAARSCHUWING Controleer of alle lampen en schakelaars goed werken voordat u de motorfiets gebruikt. Indien de bestuurder slecht zichtbaar is, kan dit ernstig of dodelijk letsel tot gevolg hebben. (00316a) | ||
2. | Zet het contactslot in de stand IGNITION (ontsteking), maar start de motor niet. Controleer of alle schakelaars en lichten goed werken. | |
3. | Draai het stuur naar de linker en rechter stuuraanslagen, om te controleren of het stuur bij elke aanslag goed functioneert. | |
4. | Knijp de voorremhendel meerdere malen in om de werking van het remlicht te controleren. |
Set | Item | Beschrijving (aantal) | Onderdeelnummer |
---|---|---|---|
55800712 | 1 | Stuur, bereik van 1,25 inch, verchroomd | Niet afzonderlijk verkrijgbaar |
55800714 | 1 | Stuur, bereik van 1,25 inch, zwart | Niet afzonderlijk verkrijgbaar |
55800715 | 1 | Stuur, bereik van 1 inch, verchroomd | Niet afzonderlijk verkrijgbaar |
55800717 | 1 | Stuur, bereik van 1 inch, zwartglanzend | Niet afzonderlijk verkrijgbaar |
55800719 | 1 | Stuur, tallboy 1 inch, verchroomd | Niet afzonderlijk verkrijgbaar |
55800721 | 1 | Stuur, tallboy 1 inch, zwartglanzend | Niet afzonderlijk verkrijgbaar |
Items genoemd in de tekst. | |||
A | Geribbeld patroon |