Sets | Voorgestelde Tools | Vaardigheidsniveau(1) |
---|---|---|
55801469, 55801471, 55801473, 55801475, 55801477,55801479, 55801486, 55801491, 55801492, 55801493, 55801494, 55801499, 55801500, 55801501, 55801502 | Veiligheidsbrillen, momentsleutel |
Controleer of alle inhoud aanwezig is in de kit voordat u onderdelen van het voertuig installeert of verwijdert. | |||||
---|---|---|---|---|---|
Onderdeel | Aantal | Beschrijving | Onderdeelnr. | Opmerkingen | |
1 | 1 | Stuur | Niet afzonderlijk verkrijgbaar | ||
Items genoemd in de tekst | |||||
A | 1 | Geribbeld patroon |
1. | Verwijder de brandstoftank of maak deze los. Zie de servicehandleiding. |
2. | Verwijder de binnen- en buitenkuip. Zie de servicehandleiding. a. Let op dat u afgewerkte oppervlakken niet beschadigd. | |
3. | Laat de remvloeistof uit het voorremreservoir en de remleidingen lopen. Zie de servicehandleiding. |
1. | Verwijder het Standaard (OE) stuur. |
2. | Let op het verloop van de voorremleiding en de stand van de banjofittings. a. Maak de remleiding los en verwijder deze. Zie de servicehandleiding. b. Bewaar de banjobouten, maar gooi de pakkingen weg. | |
3. | Koppel de koppelingskabel los van de koppelingshendel. Zie de servicehandleiding. a. Maak de koppelingskabel los van het zijpaneel. b. Verwijder de kabel van het motorvoertuig. OPMERKING Maak een notitie van het verloop van de bedrading en de locaties van de kabelbinders voordat u deze verwijdert. | |
4. | Verwijder de kunststof borgklemmen en kabelbinders waarmee de bedrading van de stuurschakelaars en de richtingaanwijzers bevestigd is vanaf het stuur tot aan de verbindingsstekkers en gooi deze weg. a. Koppel de bedrading van het stuur los. Zie de servicehandleiding. OPMERKING
| |
5. | Bind de draadklemuiteinden van elke afzonderlijke kabelboom met tape vast om aparte bundels te maken. a. Wikkel ze strak genoeg om in het gat te komen. | |
6. | Verwijder de hoofdcilinder van de voorrem en de koppelingshendel van het stuur. a. Verwijder, indien nodig, de aangesloten richtingaanwijzers en spiegels. | |
7. | Verwijder de kabelboom van het stuur. a. Maak de stuurbedieningassemblages vrij. | |
8. | Verwijder de assemblage van de linker schakelaarbehuizing en de kabelboom. Zie de servicehandleiding. | |
9. | Verwijder de handgreep en leg deze weg om later aan hetnieuwe stuur te bevestigen, tenzij deze wordt vervangen. | |
10. | Verwijder het standaard stuur van de stuurverhogers. Zie de servicehandleiding. a. Bewaar de bevestigingsmaterialen en de onderdelen van de stuurverhogers voor latere montage. |
1. | Verschuif connectoren zodat ze zich niet op dezelfde locaties langs de kabelboom bevinden (2). a. Afbeelding 2 Rijg een geschikt koord (1) door het stuur. b. Koppel de kabel aan de draadboom. c. Wikkel tape (2) om de kabelboom. d. De tape dient flexibel te zijn en een spits toelopend uiteinde te hebben (3) zodat het gemakkelijk door het stuur kan worden getrokken. e. Trek het koord door het stuur om de kabelbundel naar de juiste opening te trekken. | |
2. | Breng een beetje vloeibare zeep, ruitenreiniger of multifunctioneel smeermiddel aan op kabelbundel van de rechterschakelaar. | |
3. | Afbeelding 3 Met het stuur geplaatst op een glad, zacht oppervlak, handgreep omhoog geplaatst, doe voorzichtig de draadbundel van de rechter schakelaardraad in de grote opening aan de onderkant van hetnieuwestuur en in de richting van de grote opening in het midden van het stuur. |
4. | Trek getapete uiteinden van de kabelbundel door de uitgangsopening in het midden van het stuur. a. Breng de schakelaarbehuizing ongeveer in de eindpositie. b.
Bevestig daarbij de schakelaarbehuizing NOG NIET aan het stuur. | |
5. | Herhaal, indien nodig, de stappen 3 tot en met 5 met de draadbundel van de linker schakelaar en beide richtingaanwijzers. | |
6. | Verwijder de tape van de uiteinden van de kabelbundels. | |
7. | Controleer of er elektrische continuïteit tussen het stuur en elke draad in de kabelbomen is. a. Continuïteit duidt op kortsluiting, hetgeen controle van de kabels en routering in de schakelbehuizing vereist. | |
8. | Als een verlenging nodig is, installeer het dan na het routeren van de kabels door het stuur. |
1 | Trekkabel |
2 | Getapete kabelboom |
3 | Taps toelopend uiteinde |
1 | Bout van de bovenste schakelaarbehuizing |
2 | Houd draden verwijderd van de knelpunten nabij de schroefdraadpen |
3 | Draad |
4 | Opening in stuur |
5 | Middelste draadgat |
1. | Afbeelding 4 Stuur (1) op de basis van de verhoger monteren. a. Leid de kabelbundels naar beneden door de bovenste vorkbeugel. | |
2. | Plaats het stuur met het geribbelde gedeelte gecentreerd op de basis van de stuurverhoger. a. Installeer klem en klembouten van de verhoger, maar draai deze nog niet volledig vast. b. Modellen with Batwing-kuipen: Afbeelding 5 Verwijder de beugel van de bovenste klemschroef van de stuurverhoger (1) voordat u het accessoire van het stuur monteert. | |
3. | Stel de hoek van het stuur af. a. De staanders van het stuur lopen ongeveer parallel aan de voorvorken. OPMERKING Draai de voorste set schroeven van de stuurverhoger als eerste aan. Draai vervolgens de achterste set schroeven van de stuurverhoger aan. | |
4. | Wanneer het stuur zich in de juiste stand bevindt, haalt u de stuurverhogerbouten aan. Haal de bouten aan. Koppel: 21,7–24,2 N·m (16–18 ft-lbs) |
1. | Installeer de nieuwe (apart aangeschafte) gashendelkabels en een nieuwe (apart aangeschafte) of Standaard (OE) juiste doorvoerbuis voor handgreep/gashendel. Zie de servicehandleiding. | |
2. | Pas de stand van de schakelaarbehuizing en de remhendel op het stuur aan voor het comfort van de rijder. a. Stuur zonder lasnaad: Afbeelding 4 Installeer klem tegen stippen op het stuur, waarbij de klemsleuf tussen de twee stippen (2) of lijn (1) blijft. b. Sturen met lasnaad: Afbeelding 4 Installeer klem tegen lasnaad, waarbij de klemsleuf tussen de twee stippen (2) of lijn (1) blijft. c. De hoofdremcilinder moet horizontaal waterpas staan terwijl het voertuig op de zijstandaard staat, voor het ontluchten van de rem. Zie de servicehandleiding. | |
3. | Aanhalen klembouten van de remhendel. a. Draai eerst de bovenste klembouten van de remhendel aan. b. Haal vervolgens de onderste klembouten van de remhendel aan. c. Haal de bouten aan. Koppel: 10–11 N·m (89–97 in-lbs) | |
4. | Draai de bouten van de schakelaar behuizing aan. Koppel: 4–5,1 N·m (35–45 in-lbs) | |
5. | Controleer of de rechter handgreep/gashendelmof ronddraait en automatisch terugkeert en niet op het stuur of de schakelaarbehuizing klemt. OPMERKING Als de stuurhandgrepen van een patroon zijn voorzien, lijn dan het patroon op de linker handgreep uit met het patroon op de rechter handgreep, waarbij de gashendel zich in de volledig gesloten stand moet bevinden. | |
6. | Monteer een Standaard (OE)nieuwe (apart aangeschafte) of handgreep op het linkeruiteinde van het nieuwe stuur volgens het instructieblad van de handgrepen of de servicehandleiding. | |
7. | Pas de stand van de schakelaarbehuizing en de koppelingshendel op het stuur aan voor het comfort van de rijder. Zie de servicehandleiding: | |
8. | Aanhalen klembouten van de koppelingshendel. a. Draai eerst de bovenste klembouten van de koppelingshendel aan. b. Haal vervolgens de onderste klembouten van de koppelingshendel aan. c. Haal de bouten aan. Koppel: 10–11 N·m (89–97 in-lbs) | |
9. | Aanhalen bouten van de schakelaarbehuizing. a. Draai eerst de onderste bouten van de schakelaarbehuizing aan. b. Draai dan de bovenste bouten van de schakelaarbehuizing aan. c. Haal de bouten aan. Koppel: 4–5,1 N·m (35–45 in-lbs) | |
10. | Monteer de juiste lengte van de koppelingskabel (apart verkrijgbaar). Zie de servicehandleiding. |
11. | Inspecteer nieuwe remleidingen (apart verkrijgbaar) zorgvuldig op schade of defecten. Vervang indien beschadigd. | |
12. | De remleiding monteren Zie de servicehandleiding of de instructies bij de remleidingen. | |
13. | Remmen ontluchten. Zie de servicehandleiding. |
1 | Stuurverhoger bovenste klemschroef |
1. | Volg de routering zoals u genoteerd heeft bij de demontage om de bedrading van de stuurschakelaars en de richtingaanwijzers op de kabelboom van de motorfiets aan te sluiten. | |
2. | Monteer eventueel benodigde kabelboomverlengingen (apart verkrijgbaar) voor de handgrepen en/of de kabelbomen van de voorste richtingaanwijzers. | |
3. | Sluit de kabelboomconnectors aan. Zie de servicehandleiding. a. Raadpleeg aantekeingen die tijdens het verwijderen zijn gemaakt. |
1. | Installeer de brandstoftank. Zie de servicehandleiding. |
1. | Monteer de hoofdzekering. Zie de servicehandleiding. |
2. | Zet het contactslot op AAN, maar start de motor nog NIET. a. Controleer of alle schakelaars en lichten goed werken. | |
3. | Draai het stuur naar linker en rechter stuuraanslagen en test de stuurbedieningsfuncties bij elke aanslag. | |
4. | Knijp de voorremhendel meerdere keren in om de werking van het remlicht te controleren. |
5. | Bevestig het zadel. Trek na montage het zadel omhoog om te controleren of het goed vastzit. Zie de servicehandleiding. |