Zie Afbeelding 1. Controlelampen bevinden zich aan de onderkant van het instrumentenpaneel.
Richtingaanwijzerlampen
De richtingaanwijzerlampen knipperen wanneer de richtingaanwijzers of de viervoudige alarmknipperlichten worden geactiveerd.
Koplamp-/grootlichtcontrolelamp
De controlelamp van het grootlicht voor brandt wanneer de grootlichtschakelaar is geactiveerd.
Neutraalcontrolelamp
De neutraalcontrolelamp brandt wanneer de versnelling in vrij (neutraal) staat.
Controlelamp voor de koelvloeistoftemperatuur
MEDEDELING
Controleer altijd het koelvloeistofpeil indien de controlelamp voor de temperatuur van de koelvloeistof blijft branden. Indien er voldoende koelvloeistof is, maar de lamp blijft branden, zet de motor dan onmiddellijk af en rij pas weer verder wanneer het probleem is gevonden en de benodigde reparaties zijn uitgevoerd. Indien u dit niet doet, kan de motor beschadigd raken. (00158a)
WAARSCHUWING
Maak de drukdop van het koelsysteem niet los en verwijder deze niet als het koelsysteem heet is. Het koelsysteem staat onder druk en er kunnen heet koelmiddel en stoom onder de dop door ontsnappen. Deze kunnen ernstige brandwonden veroorzaken. Laat de motor afkoelen alvorens aan het koelsysteem te werken. (00091c)
Indien de controlelamp voor de temperatuur van de koelvloeistof brandt, betekent dit dat de temperatuur van de koelvloeistof hoger dan 117 °C (243 °F) is.
Zie Onderhoud en smering → Koelvloeistofpeil om dit te controleren en om indien nodig de koelvloeistof bij te vullen. Zie Storingen oplossen → Koelsysteem voor andere mogelijke oorzaken. Als het koelvloeistofniveau voldoende is en de lamp blijft branden, moet de motor onmiddellijk worden gestopt. Ga naar een Harley-Davidson-dealer voor de juiste servicewerkzaamheden.
Oliedrukcontrolelamp
MEDEDELING
Als het controlelampje voor de oliedruk blijft branden, controleer dan altijd eerst het oliepeil. Indien er voldoende olie is, maar de lamp blijft branden, zet de motor dan onmiddellijk af en rijd pas weer verder wanneer het probleem is gevonden en de benodigde reparaties zijn uitgevoerd. Indien u dit niet doet, kan de motor beschadigd raken. (00157a)
Wanneer de controlelamp voor de oliedruk brandt, geeft dit aan dat de olie niet door de motor circuleert.
De lamp brandt wanneer het contact wordt ingeschakeld voordat de motor wordt gestart. Wanneer de motor draait en het toerental hoger is dan het stationaire toerental, moet de lamp uit zijn.
Zie Onderhoud en smering → Oliepeil controleren om dit te controleren en om indien nodig de motorolie bij te vullen. Zie Storingen oplossen → Motor voor andere mogelijke oorzaken. Als het oliepeil voldoende is en de lamp blijft branden, moet de motor onmiddellijk worden gestopt. Ga naar een dealer voor service.
1Linksaf
2Grootlicht
3Neutraalstand
4Oliedruk
5Koelvloeistoftemperatuur
6Rechtsaf
7Laag brandstofniveau
8Alarmsysteem
9ABS (tevens wordt km/h ABS-symbool getoond)
10Accuontlading
11Motorcontrole
Afbeelding 1. Controlelampen