MEDEDELING
Als het controlelampje voor de oliedruk blijft branden, controleer dan altijd eerst het oliepeil. Indien er voldoende olie is, maar de lamp blijft branden, zet de motor dan onmiddellijk af en rijd pas weer verder wanneer het probleem is gevonden en de benodigde reparaties zijn uitgevoerd. Indien u dit niet doet, kan de motor beschadigd raken. (00157a)
Oliepeilcontrole bij een koude motor
  1. Zie Afbeelding 1. Verwijder de peilstok (1) en veeg hem af.
  2. Steek de peilstok erin en draai hem vast.
  3. Trek de peilstok uit. Controleer of er olie op de peilstok zit.
  4. Als er u geen olie ziet, voegt u wat olie toe tot het peil aan de onderkant van de peilstok zichtbaar is. Zie Onderhoudsprocedures → Smering.
Oliepeilcontrole bij een warme motor
MEDEDELING
Zorg dat het hete-oliepeil niet onder Add-/Fill-markering (toevoegen/bijvullen) op de peilstok staat. Gebeurt dit wel, dan kan de uitrusting beschadigd raken en/of kunnen er zich storingen voordoen. (00189a)
MEDEDELING
Giet er niet te veel olie in. Gebeurt dat wel, dan kan de olie in het luchtfilter terecht komen met beschadigingen aan de uitrusting en/of storingen tot gevolg. (00190b)
  1. Laat de motorfiets draaien totdat de motor de normale bedrijfstemperatuur heeft bereikt.
  2. Zet het voertuig rechtop.
  3. Zie Afbeelding 1. Verwijder de peilstok (1) en veeg hem af.
  4. Steek de peilstok erin en draai hem vast.
  5. Trek de peilstok uit. Controleer of het oliepeil binnen de X-merktekens op de peilstok staat.
  6. Als het oliepeil onder het X-merkteken staat, voegt u zoveel olie toe tot het peil het X-merkteken heeft bereikt. Zie Onderhoudsprocedures → Smering.
1Peilstok
2Volledig
3Toevoegen
Afbeelding 1. Motoroliepeil