FUNCTIE | STICKER | BEDIENING |
---|---|---|
Sleutelslot | LOCK (vergrendelen) | Vergrendelt de schakelaar in de stand FORK LOCK (stuurslot) of ACCESSORY
(accessoires). Verwijder de sleutel om veiligheidsredenen. |
UNLOCK (ontgrendelen) | Ontgrendelt de schakelaar. In ontgrendelde stand kan de schakelaar in een van
de vier standen worden gedraaid. Verwijder de sleutel om te voorkomen dat u deze
tijdens het rijden verliest. | |
Schakelaar | FORK LOCK (stuurslot) | Vergrendelt de voorvork in de linkerstand om onbevoegd gebruik van het
geparkeerde voertuig te voorkomen. Zie Bedieningselementen en controlelampen → Stuurslot voor
bedieningsprocedures. |
OFF (uit) | Wanneer de sleutel in de stand OFF (uit) staat, zijn de ontsteking, de lampen
en de accessoires uitgeschakeld. | |
IGNITION (ontsteking) | Wanneer de sleutel in de stand IGNITION (ontsteking) staat, kan de motor
worden gestart en alle lampen en accessoires zullen werken. | |
ACCESSORY (accessoires) | Wanneer de sleutel in de stand ACCESSORY (accessoires) staat, zullen de
instrumentenlampjes en accessoires werken, maar kan de motor niet worden gestart.
Het remlicht en de claxon kunnen worden geactiveerd. In de stand ACCESSORY
(accessoires) kan de schakelaar worden vergrendeld. |
1 | Stuurslot |
2 | Uit |
3 | Ontsteking |
4 | Accessoire (ACCY) |
5 | Ontgrendelen |
6 | Vergrendelen |