De richtingaanwijzerschakelaars worden door de richtingaanwijzermodule gebruikt om de werking van de knipperlichtsignalen aan te sturen op basis van de motorsnelheid, de motoracceleratie en of de bocht is voltooid.
Druk de gewenste knipperlichtsignaalschakelaar even in. De richtingaanwijzerlampen gaan nu knipperen en blijven dat doen tot ze automatisch of handmatig worden uitgeschakeld. Zo lang de motor stationair is, blijven lampen knipperen.
OPMERKING
Als u wilt dat de richtingaanwijzers langer ingeschakeld blijven, houd de schakelaar dan ingedrukt. De richtingaanwijzers beginnen onmiddelijk te knipperen, maar de microprocessor begint pas met het berekenen van de afstand wanneer u de schakelaar loslaat.
Indien de richtingaanwijzer voor een van de richtingen knippert en u de schakelaar voor de andere kant indrukt, dan wordt het eerste signaal geannuleerd en beginnen de lampen aan de andere zijde te knipperen.
Indien u de richtingaanwijzers uit wilt schakelen, druk de schakelaar dan opnieuw in. De richtingaanwijzers houden op met knipperen.