VOORZICHTIG
Langdurig of herhaaldelijk contact met gebruikte motorolie is schadelijk voor de huid en kan huidkanker veroorzaken. Blootgestelde plaatsen met water en zeep wassen. (00358b)
MEDEDELING
Giet er niet te veel olie in. Gebeurt dat wel, dan kan de olie in het luchtfilter terecht komen met beschadigingen aan de uitrusting en/of storingen tot gevolg. (00190b)
OPMERKING
De oliepeilmarkeringen voor het controleren van het oliepeil, waarbij de motorfiets rechtop of op de zijstandaard staat, bevinden zich aan dezelfde kant van de peilstok. Lees de peilstok nauwkeurig af wanneer u het oliepeil controleert.
Controleer het motoroliepeil iedere keer wanneer u de brandstoftank volledig vult.
Oliepeilcontrole bij een koude motor
  1. Plaats de motorfiets voor een inspectie voorafgaand aan het rijden op een vlakke ondergrond en laat de motorfiets op de zijstandaard rusten.
  2. Zie Afbeelding 1. Verwijder de vuldop/peilstok. Veeg de peilstok schoon. Steek de peilstok erin en maak deze goed vast in de vulnek.
  3. OPMERKING
    Bij een koude motor mag het oliepeil nooit hoger staan dan halverwege de merktekens.
  4. Zie Afbeelding 2. Verwijder de vuldop/peilstok en controleer het oliepeil. Het juiste oliepeil is halverwege (2) de merktekens ADD QT (bijvullen) (1) en FULL HOT (vol bij warme motor) (3) op de peilstok.
OPMERKING
Als het oliepeil lager is dan het merkteken ADD QT (bijvullen), moet u zoveel olie bijvullen dat het oliepeil halverwege (2) de merktekens ADD QT (bijvullen) en FULL HOT (vol bij warme motor) komt. Het oliepeil mag bij koude motor nooit boven het merkteken FULL HOT (vol bij warme motor) staan.
Oliepeilcontrole bij een warme motor
MEDEDELING
Zorg dat het hete-oliepeil niet onder Add-/Fill-markering (toevoegen/bijvullen) op de peilstok staat. Gebeurt dit wel, dan kan de uitrusting beschadigd raken en/of kunnen er zich storingen voordoen. (00189a)
OPMERKING
Als u het motoroliepeil bij een warme motor controleert, moet de motorolie op de normale bedrijfstemperatuur zijn.
  1. Rijd tot de motorolie de normale bedrijfstemperatuur (93 °C (200 °F) of hoger) heeft bereikt.
  2. Laat de motor 1 tot 2 minuten stationair draaien. Zet de motor af.
  3. Zie Afbeelding 1. Verwijder de vuldop/peilstok. Veeg de peilstok schoon. Steek de peilstok erin en maak deze goed vast in de vulnek.
  4. Zie Afbeelding 2. Verwijder de vuldop/peilstok en controleer het oliepeil. Het oliepeil moet tussen de merktekens ADD QT (bijvullen) (1) en FULL HOT (vol bij warme motor) (3) staan. Als het oliepeil onder het merkteken ADD QT (bijvullen) staat, moet u zoveel olie bijvullen tot het oliepeil op het merkteken FULL HOT (vol bij warme motor) staat. Vul niet te veel olie bij.
  5. OPMERKING
    Gebruik alleen de aanbevolen olie. Zie Onderhoud en smering → Motorsmering.
Afbeelding 1. Motorolievuldop
1ADD (bijvullen; onderste markering)
2Peil bij koude motor
3FULL (vol; peil bij warme motor)
Afbeelding 2. Motoroliepeilstok