Controleer het motoroliepeil iedere keer wanneer u de brandstoftank volledig vult.
MEDEDELING
Zorg dat het hete-oliepeil niet onder Add-/Fill-markering (toevoegen/bijvullen) op de peilstok staat. Gebeurt dit wel, dan kan de uitrusting beschadigd raken en/of kunnen er zich storingen voordoen. (00189a)
MEDEDELING
Het oliepeil kan bij een koude motor niet goed worden gemeten. Tijdens de inspectie voorafgaand aan het rijden, terwijl de motor op een vlakke ondergrond op de zijstandaard leunt, moet de olie bij een koude motor tussen de pijlen op de peilstok staan. Voeg bij een KOUDE motor geen olie toe om het peil tot de FULL-markering (vol) te brengen. (00185a)
MEDEDELING
Giet er niet te veel olie in. Gebeurt dat wel, dan kan de olie in het luchtfilter terecht komen met beschadigingen aan de uitrusting en/of storingen tot gevolg. (00190b)
Oliepeilcontrole bij koude motor
  1. Plaats de motorfiets voor een inspectie voorafgaand aan het rijden op een vlakke ondergrond en laat de motorfiets op de zijstandaard rusten (tenzij er een zijspan aanwezig is).
  2. Zie Afbeelding 1. Verwijder de vuldop/peilstok en weeg de peilstok schoon. Steek de peilstok erin en maak deze goed vast in de vulnek.
  3. OPMERKING
    De oliepeilmarkeringen voor het controleren van het oliepeil, waarbij de motorfiets rechtop of op de zijstandaard staat, bevinden zich aan dezelfde kant van de peilstok. Zorg ervoor dat u het juiste gedeelte van de peilstok gebruikt tijdens het controleren van het oliepeil.
  4. Zie Afbeelding 2. Verwijder de peilstok en kijk welk oliepeil wordt aangegeven. Het oliepeil is correct als deze tussen (2) de markeringen FULL (vol) en ADD (bijvullen) op de peilstok staat.
OPMERKING
Indien het peil bij of onder de ADD-markering (bijvullen) staat, vul dan net genoeg olie bij om het peil tot midden tussen de twee markeringen op de peilstok te brengen.
Oliepeilcontrole bij warme motor
OPMERKING
  • In koud weer is een langere opwarmperiode voor de motor nodig.
  • Voer een oliepeilcontrole bij warme motor alleen uit wanneer de motor op de normale bedrijfstemperatuur is.
  1. Rijd tot de motor op de normale bedrijfstemperatuur is.
  2. Laat de motorfiets op een vlakke ondergrond op de zijstandaard rusten (tenzij er een zijspan aanwezig is). Laat de motor 1 tot 2 minuten stationair draaien. Zet de motor af.
  3. Zie Afbeelding 1. Verwijder de vuldop/peilstok en weeg de peilstok schoon. Steek de peilstok erin en maak deze goed vast in de vulnek.
  4. OPMERKING
    De oliepeilmarkeringen voor het controleren van het oliepeil, waarbij de motorfiets rechtop of op de zijstandaard staat, bevinden zich aan dezelfde kant van de peilstok. Zorg ervoor dat u het juiste gedeelte van de peilstok gebruikt tijdens het controleren van het oliepeil.
  5. Zie Afbeelding 2. Verwijder de peilstok en kijk welk oliepeil wordt aangegeven. Het oliepeil moeten zich tussen de ADD-markering (bijvullen) (1) en FULL-markering (vol) (3) bevinden. Voeg indien nodig voldoende olie toe om het peil tot aan de FULL-markering (vol) op de peilstok te brengen. Vul niet te veel olie bij.
  6. OPMERKING
  7. Start de motor en controleer zorgvuldig op olielekkages rond de aftapplug en het oliefilter.
Afbeelding 1. Motorolievuldop
1ADD (bijvullen; onderste markering)
2Peil bij koude motor
3FULL (vol; peil bij warme motor)
Afbeelding 2. Motoroliepeilstok