Gebruik altijd de RIEMSPANNINGSMETER (Onderdeelnummer:HD-35381-A) om de riemdoorbuiging te meten. Vertrouw niet op uw 'gevoel' omdat dit kan leiden tot onvoldoende gespannen riemen. Losse riemen werken niet goed vanwege het 'ratelen' (overspringen van een tand).
Controleer doorbuiging:
Op elk geplande service-interval.
Met de versnellingsbak in neutraal.
Op de plaats waar de riemspanning het laagst is.
Met de motorfiets op kamertemperatuur.
Met de motorfiets rechtop en het achterwiel van de grond of op de zijstandaard zonder bestuurder of bagage (onbelast).
Verwijder de zadeltas aan de linkerkant.
Schuif de O-ring op de meter naar de 0 kg (0 lb) markering.
Zie Afbeelding 1. Zet het draagframe tegen de onderkant van de riem in het midden tussen het tandwiel van de versnellingsbak en het achterste tandwiel.
Duw de knop omhoog, totdat de O-ring naar de 4,5 kg (10 lb) markering op het gereedschap schuift en vergelijk de riemdoorbuiging met de schuif op de steenslaggeleider.
OPMERKING
Elke graadverdeling op de schaal komt overeen met 3,2 mm (⅛ in) riemdoorbuiging.
Meet de doorbuiging op diverse plaatsen op de riem. Kies de plaats waar de doorbuiging het grootst is en vergelijk dit met de specificaties in Tabel 1. De riem moet worden afgesteld als de doorbuiging buiten de specificaties valt.