Algemeen
Het achterrempedaal bedient de achterwielrem en bevindt zich aan de rechterkant van de motor. Bedien het achterrempedaal met de rechtervoet.
De voorremhendel bedient de voorwielrem en bevindt zich op de rechter stuurhelft. Bedien deze hendel met de vingers van de rechterhand.
WAARSCHUWING
Houd uw vingers niet tussen de handhendel en de handgreep. Indien u uw hand verkeerd plaatst, dan kan het zijn dat u de hendel niet goed kunt bedienen. Dit betekent dat u de controle over de motor kunt verliezen, met mogelijk ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00032a)
Sommige modellen zijn uitgerust met een antiblokkeersysteem (ABS).
Non-ABS-remsysteem
De remmen moeten gelijkmatig worden bediend om te voorkomen dat de wielen blokkeren. Gebruik de voor- en achterrem gelijkmatig voor de beste resultaten.
WAARSCHUWING
Bedien de remmen niet zo hard dat het wiel blokkeert. Wanneer een wiel blokkeert, kunt u de controle over de motor verliezen, met mogelijk ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00053a)
Antiblokkeersysteem (ABS)
Het antiblokkeersysteem van Harley-Davidson helpt de bestuurder de macht over de motorfiets te behouden bij het remmen in een rechte lijn in een noodsituatie. Het ABS werkt onafhankelijk op de voor- en achterremmen en zorgt dat de wielen blijven draaien om ongecontroleerd blokkeren van de wielen te voorkomen op een droog wegdek of op gladde oppervlakken, zoals steenslag en bladeren of tijdens het rijden onder natte omstandigheden.
ABS: Werking
Het ABS monitort sensoren op het voor- en achterwiel om de draaisnelheid van de wielen te bepalen. Als het systeem constateert dat een of beide wielen te abrupt snelheid minderen (een indicatie dat ze op het punt staan te blokkeren) of als de deceleratie niet overeenkomt met de opgeslagen criteria in het geheugen, grijpt het ABS in. Het systeem opent en sluit kleppen snel om de remklauwdruk te moduleren waarbij de bestuurder alleen de remhendel-/​pedaaldruk gebruikt. Tijdens het activeren van het ABS verricht het systeem het elektronische equivalent van handmatig pompen met de remmen en kan het tot maximaal zeven keer per seconde cycleren.
De bestuurder merkt dat het ABS geactiveerd wordt via een licht pulserend gevoel in de remhendel of het achterrempedaal. Het pulserende gevoel gaat soms vergezeld van een klikkend geluid uit de ABS-module. Beide zijn het gevolg van normale werking. Zie Tabel 1.
ABS: Gebruik
Hoewel ABS een voordeel biedt in noodstopsituaties, is het geen vervanging voor veilig rijden. De veiligste manier om een motorfiets te stoppen, is rechtop met beide wielen rechtuit.
Het ABS van Harley-Davidson is een handbediend systeem. Wanneer u een noodstop moet maken, blijf dan druk op de remmen houden tijdens de werking van het ABS. De rembedieningselementen niet moduleren of 'pompen'. De wielen komen pas tot stilstand aan het einde van de stop, wanneer de motorfietssnelheid ongeveer 6 km/h (4 mph) bedraagt en het ABS niet langer nodig is.
WAARSCHUWING
Het ABS kan blokkering van het achterwiel niet voorkomen wanneer dit veroorzaakt wordt door afremmen op de motor. Het ABS zal niet helpen bij het maken van bochten of op een los/oneffen wegdek. Wanneer een wiel blokkeert, kunt u de controle over de motor verliezen, met mogelijk ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00362a)
Meer informatie is verkrijgbaar op www.harley-davidson.com/abs.
ABS: Banden en wielen
Voor motoren met ABS moeten altijd door Harley-Davidson voorgeschreven banden en wielen worden gebruikt. Het ABS monitort de draaisnelheid van de wielen via afzonderlijke wielsnelheidsensors. Veranderen naar wielen met een andere diameter of monteren van een andere maat banden kan de draaisnelheid wijzigen. Dit kan de kalibratie van het ABS uit balans brengen en een negatief effect hebben op de capaciteit om ongecontroleerd blokkeren van de wielen op te sporen en te voorkomen. Rijden met andere bandenspanningen dan de spanningen die worden aangegeven in Specificaties → Specificaties → Voorgeschreven banden, kan de ABS-remprestaties verminderen.
Tabel 1. Symptomen en toestanden van ABS
SYMPTOOM
TOESTAND
Trilling in de remhendel of rempedaal tijdens de werking van het ABS
Normale toestand.
Klikkend geluid tijdens de werking van het ABS
Normale toestand.
Knipperend ABS-lampje
Normale toestand – de motor is aan – rijsnelheid onder 5 km/h (3 mph).
Gevoel van 'stijging' tijdens het remmen
Normale toestand – meest merkbaar bij remmen met één rem (alleen voor of alleen achter). Resultaat van een afname in deceleratie dat veroorzaakt kan worden door barsten of bulten in het wegdek, remmen op de motor (hoog motortoerental doet het achterwiel vertragen), hard remmen bij lage rijsnelheden en andere omstandigheden. Dit wordt veroorzaakt door de modulerende remklauwdruk van het ABS om ongecontroleerd blokkeren van de wielen te voorkomen.
Tijdelijk stroef achterrempedaal
Normale toestand – remmen op de motor (hoog motortoerental doet het achterwiel vertragen) of terugschakelen kan het ABS activeren. Als u op hetzelfde moment of direct hierna de achterrem gebruikt, zal het ABS mogelijk een klep sluiten om druk op de achterrem te voorkomen. Dit wordt veroorzaakt door de modulerende remklauwdruk van het ABS om ongecontroleerd blokkeren van de wielen te voorkomen.
Piepen van de banden
Normale toestand – afhankelijk van het wegdek zullen de banden soms piepen zonder dat het wiel stilstaat.
Remspoor op het wegdek
Normale toestand – afhankelijk van het wegdek kan de band soms sporen maken zonder dat het wiel stilstaat.
Stoppen van wielen bij lage rijsnelheid
Normale toestand – het ABS wordt voor het voorwiel niet geactiveerd bij een rijsnelheid onder 5 km/h (3 mph) en voor het achterwiel niet onder 8 km/h (5 mph).