Starten
OPMERKING
Start de motor altijd met de versnelling in neutraal. Begin altijd vanuit de eerste versnelling te rijden.
MEDEDELING
De koppeling moet volledig ontkoppeld zijn, voordat er wordt geschakeld. Indien u de koppeling niet volledig laat ontkoppelen, kan de apparatuur beschadigd raken. (00182a)
Het schakelpatroon is als volgt: eerste versnelling naar beneden, de volgende vijf naar boven.
  1. Laat de motor draaien en zet de zijstandaard omhoog, trek vervolgens de koppelingshendel tegen de handgreep om de koppeling volledig te ontkoppelen.
  2. Trap het schakelpedaal zo ver mogelijk omlaag en laat hem los. De eerste versnelling is nu ingeschakeld.
  3. Laat de koppelingshendel langzaam los, zodat de koppeling in kan grijpen, en open tegelijkertijd langzaam de gashendel om vooruit te gaan rijden.
Opschakelen (accelereren)
Zie Tabel 1. Schakel de tweede versnelling in zodra de motor de juiste schakelsnelheid heeft bereikt.
Tabel 1. Rijsnelheden voor opschakelen (accelereren): zes versnellingen
SCHAKELEN
km/u
mph
Eerste naar tweede
25
15
Tweede naar derde
40
25
Derde naar vierde
55
35
Vierde naar vijfde
70
45
Vijfde naar zesde
85
55
  1. Sluit de gashendel.
  2. Laat de koppeling ontkoppelen (knijp de koppelingshendel in).
  3. Zie Afbeelding 1. Til het schakelpedaal zo ver mogelijk omhoog en laat hem los.
  4. Laat de koppeling ingrijpen (laat de koppelingshendel langzaam los) en open de gashendel geleidelijk.
  5. Herhaal de vorige stappen om de derde, vierde, vijfde en zesde versnellingen in te schakelen.
OPMERKING
  • Laat de koppeling volledig ontkoppelen, voordat u overschakelt.
  • Sluit de gasklep gedeeltelijk, zodat de motor niet schokt wanneer de koppeling weer ingrijpt (koppelingshendel los).
Afbeelding 1. Schakelvolgorde: Opschakelen
Terugschakelen (afremmen)
WAARSCHUWING
Schakel niet terug bij hogere dan de aangegeven snelheden. Indien er bij te hoge snelheden wordt teruggeschakeld, kan het achterwiel de grip op de weg verliezen en kan de controle over de motor worden verloren, met mogelijk ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00045b)
Het schakelpatroon is als volgt: eerste versnelling naar beneden, de volgende vijf naar boven. Zie Tabel 2 voor schakelsnelheden.
Tabel 2. Rijsnelheden voor terugschakelen (afremmen): zes versnellingen
SCHAKELEN
km/u
mph
Zesde naar vijfde
80
50
Vijfde naar vierde
65
40
Vierde naar derde
50
30
Derde naar tweede
30
20
Tweede naar eerste
15
10
OPMERKING
De schakelpunten in de tabellen zijn aanbevelingen. Bestuurders kunnen hun eigen schakelpatronen bepalen die geschikt zijn voor hun eigen rijstijl en deze kunnen verschillen van de aangegeven patronen.
Zie Afbeelding 2. Wanneer het motortoerental daalt, zoals bij het oprijden van een heuvel of bij het langzamer rijden, schakel dan een versnelling omlaag en sluit tegelijkertijd de gasklep gedeeltelijk, zodat de motor accelereert zodra de koppelingshendel wordt losgelaten.
OPMERKING
  • Laat de koppeling volledig ontkoppelen, voordat u overschakelt.
  • Sluit de gasklep gedeeltelijk, zodat de motor niet schokt wanneer de koppeling weer ingrijpt (koppelingshendel los).
MEDEDELING
Schakel naar neutraal alvorens de motor af te zetten. Het schakelmechanisme kan worden beschadigd indien er wordt geschakeld terwijl de motor is afgezet. (00183a)
Het schakelmechanisme staat het schakelen van neutraal naar de eerste of tweede versnelling toe.
Afbeelding 2. Schakelvolgorde: Terugschakelen