1. | Controleer of de motorfiets in de neutrale stand staat. | |
2. | Zet de motorschakelaar in de stand RUN (lopen). | |
3. | Zet de contactschakelaar in de stand IGNITION (ontsteking). Draai niet aan de gashendel. OPMERKING De motorlamp licht circa 4 seconden op en u hoort de brandstofpomp circa 2 seconden draaien. | |
4. | Knijp de koppelingshendel tot aan het stuur in. | |
5. | Druk op de startknopschakelaar. OPMERKING Controleer als de motor niet start of de motorschakelaar in de stand RUN (lopen) staat. | |
MEDEDELING De motor moet 30 - 60 seconden op een laag toerental draaien. Op deze manier kan de motor opwarmen en circuleert de olie naar alle oppervlakken die moeten worden gesmeerd. Indien deze instructie niet wordt opgevolgd, kan dat motorschade tot gevolg hebben. (00181b) | ||
6. | Klap de zijstandaard in voordat u wegrijdt. |