Richtingaanwijzerlampen
Wanneer de richtingaanwijzer aan wordt gezet, dan knipperen de richtingaanwijzers. Wanneer de alarmknipperlichten in werking zijn, dan knipperen beide richtingaanwijzers tegelijkertijd.
Oliedrukcontrolelamp
Wanneer de controlelamp voor de oliedruk brandt, geeft dit aan dat de olie niet door de motor circuleert.
De lamp brandt wanneer de ontsteking aan staat voordat u de motor start. Wanneer de motor draait en het toerental hoger is dan het stationaire toerental, dan moet de lamp uit zijn.
Omstandigheden waaronder de oliecontrolelamp kan gaan branden:
Laag oliepeil. Zet de motor onmiddellijk uit. Voeg olie toe.
Verdunde olie. Vervang olie zo snel mogelijk.
Onjuiste olie voor de bedrijfstemperatuur. Vervang olie zo snel mogelijk.
Zie
Storingen oplossen voor verdere informatie.
MEDEDELING
Als het controlelampje voor de oliedruk blijft branden, controleer dan altijd eerst het oliepeil. Indien er voldoende olie is, maar de lamp blijft branden, zet de motor dan onmiddellijk af en rijd pas weer verder wanneer het probleem is gevonden en de benodigde reparaties zijn uitgevoerd. Indien u dit niet doet, kan de motor beschadigd raken. (00157a)
Afbeelding 1. Controlelampen (standaard)