Speciale gereedschappen
BeschrijvingOnderdeelnummerAant.
OLIEFILTERSLEUTEL
HD-42311
1
OLIEFILTERSLEUTEL
HD-44067-A
1

MEDEDELING
Wissel niet steeds van smeermiddelmerk. Sommige smeermiddelen gaan een chemische reactie aan wanneer ze worden gemengd. Indien smeermiddelen van inferieure kwaliteit worden gebruikt, kan de motor beschadigd raken. (00184a)
Zie Onderhoudsschema → Algemene service-intervallen → Algemene service-intervallen: 2009 Sportster-modellen. Tap na het verstrijken van het voorgeschreven service-interval alle oude olie uit de olietank af. Vul de tank opnieuw met verse olie.
OPMERKING
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat er bij het verversen van vloeistof of smeermiddel niets op de banden, wielen of remmen wordt gemorst. De grip op de weg kan hierdoor negatief worden beïnvloed, met mogelijk verlies van controle over de motor en ernstig of dodelijk letsel als gevolg. (00047d)
Olietank aftappen
  1. Laat de motor draaien tot de motorolie de normale bedrijfstemperatuur bereikt heeft.
  2. Verwijder de olievulplug/peilstok. De olie stroomt sneller weg als de vuldop/peilstok uit de olietank verwijderd wordt.
  3. Zie Afbeelding 1. Plaats een geschikte opvangbak precies onder de aftapslang (1), die zich onderaan aan de achterzijde van het carter bevindt. De opvangbak moet een inhoud van circa 2,8 L (3 qt) hebben.
  4. Maak de wormaandrijfklem (2) los en trek de aftapplug (3) uit het uiteinde van de aftapslang. Tap alle motorolie uit het reservoir af. Het carter hoeft niet te worden afgetapt.
  5. Steek de aftapplug weer in het uiteinde van de aftapslang. Haal de wormklem aan.
1Olieaftapslang
2Wormaandrijfklem
3Aftapplug
Afbeelding 1. Olieaftapslang en steun: Sportster-modellen (XL-model afgebeeld)
Verwijderen van het oliefilter
1. Haal de opvangbak weg vanonder het carter.
MEDEDELING
Gebruik de Harley-Davidson oliefiltersleutel om het filter te verwijderen. Door dit gereedschap te gebruiken, kunnen beschadigingen aan de carterpositiesensor en/of de sensorkabel worden voorkomen. (00192b)
2. Zie Afbeelding 2 en Afbeelding 3. Verwijder het oliefilter met de OLIEFILTERSLEUTEL (Onderdeelnummer:HD-42311) of OLIEFILTERSLEUTEL (Onderdeelnummer:HD-44067-A). Draai het oliefilter linksom om de filterbevestiging te verwijderen.
3. Laat het oliefilter in de opvangbak leeglopen. Gooi het oliefilter weg.
4. Verwijder gemorste olie van het carter en frame.
OPMERKING
Gooi de olie en het oliefilter weg in overeenstemming met de plaatselijke bepalingen.
Afbeelding 2. Oliefiltersleutels
1Carter
2Oliefilter
Afbeelding 3. Oliefilter: Sportster-modellen (XL-model afgebeeld)
Installeren van het oliefilter
MEDEDELING
Giet er niet te veel olie in. Gebeurt dat wel, dan kan de olie in het luchtfilter terecht komen met beschadigingen aan de uitrusting en/of storingen tot gevolg. (00190b)
OPMERKING
Vul het oliefilter gedeeltelijk alvorens deze te installeren, om de tijd te minimaliseren die nodig is voor het opbouwen van de oliedruk wanneer de motor voor het eerst wordt gestart.
  1. Giet circa 120 ml (4 fl oz) verse, schone motorolie in het nieuwe oliefilter. Geef het filterelement de tijd de olie op te zuigen.
  2. Zie Afbeelding 4. Veeg het aanraakoppervlak van de filterpakking van de oliefilterbevestiging met een schone doek schoon. Het oppervlak moet glad zijn, zonder afval of resten oud pakkingmateriaal.
  3. Breng een dunne laag olie aan op het raakoppervlak van de pakking op het carter (3), de pakking en het nieuwe oliefilter.
  4. OPMERKING
    Gebruik de oliefiltersleutel niet bij het installeren van het nieuwe oliefilter.
  5. Installeer het nieuwe oliefilter. Schroef het filter rechtsom in de adapter tot de pakking het plaatoppervlak raakt. Haal het oliefilter daarna met de hand een extra 1/2 tot 3/4 slag aan om het oliefilter te bevestigen.
1ALLEEN een dunne oliefilm
2Oliefilter
3Bevestigingsplaat
Afbeelding 4. Een dunne laag olie aanbrengen
Opnieuw vullen van de olietank
MEDEDELING
Maak de klem los en trek de plug uit het uiteinde van de olieaftapslang. Laat een kleine hoeveelheid olie uit de slang stromen alvorens de slang weer aan te sluiten. Op deze manier wordt de lucht uit de aftapslang verdreven en wordt de kans op holtevorming in de oliepomp verkleind. (00560b)
  1. Zie Onderhoud en smering → Motorsmering → Aanbevolen motoroliën. Giet 2,65 L (2.80 qt) in de motorolietank, met aftrek van de 120 ml (4 fl oz) die u al eerder in het oliefilter had toegevoegd. Gebruik altijd de juiste olie-grade voor de laagste luchttemperatuur die wordt verwacht voordat de olie volgens het schema weer moet worden ververst.
  2. Plaats de vuldop/peilstok in het oliereservoir. Controleer of de dop correct is aangebracht.
  3. Start de motor. Controleer of de oliedrukcontrolelamp dooft wanneer het motortoerental 1000 omw/min of hoger is. Zet de motor af.
  4. Controleer bij het oliefilter en de aftapslang van het oliereservoir op olielekkages. Voer de oliepeilcontrole bij warme motor uit.