Speciale gereedschappen
BeschrijvingOnderdeelnummerAant.
RIEMSPANNINGSMETER
HD-35381-A
1

Algemeen
Op het binnenste tandoppervlak van de secundaire riem is een dunne laag polyethyleensmeermiddel aangebracht. Deze coating slijt af zodra de nieuwe motor gebruikt wordt en geeft het riemmateriaal een glanzend uiterlijk. Dit is normaal en geeft niet aan dat de riem versleten is.
De riemspanning wordt in de fabriek ingesteld en moet na de eerste 1.600 km (1000 mi), tijdens geplande service-intervallen en na een zware rit worden gecontroleerd.
Het meten van de riemdoorbuiging
Controleer de riemdoorbuiging daar waar de riem het meest los aanvoelt, met de versnelling in neutraal en de motorfiets op omgevingstemperatuur.
  1. Plaats op een onbeladen motorfiets die op de zijstandaard rust, de RIEMSPANNINGSMETER (Onderdeelnummer:HD-35381-A) op de riem.
    1. Zie Afbeelding 4. Plaats op het XR 1200-model de RIEMSPANNINGSMETER halverwege het spanwiel en het achterste tandwiel.
    2. Zie Afbeelding 3. Plaats op alle andere modellen de riemspanningsmeter halverwege de versnellingsbak en de achterste tandwielen.
  2. Stel de RIEMSPANNINGSMETER in op 0 kg (0 lb) en noteer vervolgens de huidige riempositie.
    1. Zie Afbeelding 2. Noteer bij het XR 1200-model de riempositie met behulp van de schaalverdeling aan de voorkant van de steenslaggeleider.
    2. Zie Afbeelding 1. Noteer bij alle andere modellen de riempositie met behulp van de schaalverdeling in het riemdoorbuigingsvenster dat zich op de achterste aandrijfriembeschermer bevindt.
  3. Gebruik nu de RIEMSPANNINGSMETER om een kracht van 4,5 kg (10 lb) in het onderste deel van de riem te zetten. Tel het aantal strepen tussen de oorspronkelijke riempositie en die wanneer u de kracht uitoefent. Vermenigvuldig deze waarde met 3,2 mm (⅛ in) om de doorbuiging te berekenen.
  4. Raadpleeg Tabel 1 voor de aanbevolen doorbuiging. Indien de riemspanning moet worden aangepast, neem dan contact op met een Harley-Davidson dealer of volg de instructies in de servicehandleiding.
WAARSCHUWING
Het wiel en de remklauw moeten in lijn staan. Indien u rijdt met een verkeerd uitgelijnd wiel of verkeerd uitgelijnde remklauw, dan kan de remschijf gaan slepen, waardoor u de controle over de motor verliest met mogelijk ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00050a)
OPMERKING
Controleer bij het meten van de doorbuiging, de positie van de achterremklauw op de achterremschijf. De schijf moet correct (niet slingerend) in de remklauw zijn geplaatst.
Tabel 1. Riemdoorbuiging: Sportster-modellen
MODELLEN
INCH
MILLIMETER
XL 883C, XL 883L, XL 1200C, XL 1200L, XL 1200N
1/4-5/16
6,4-7,9
XL 883, XL 883R, XL 1200R
9/16-5/8
14,3-15,9
XR 1200
1/4-3/8
6,4-9,5
1Achterste aandrijfriem
2Doorbuigingsstrepen, op onderlinge afstand van 3,2 mm (1/8 in)
Afbeelding 1. Riemdoorbuigingsvenster (standaard)
1Achterste aandrijfriem
2Doorbuigingsstrepen, op onderlinge afstand van 3,2 mm (1/8 in)
Afbeelding 2. Riemdoorbuiging: XR 1200-model
1Versnellingsbaktandwiel
2Achtertandwiel
3Kracht van 4,5 kg (10 lb)
4Doorbuiging (zie tabel)
Afbeelding 3. Het meten van de riemdoorbuiging: Sportster XL-modellen
1Versnellingsbaktandwiel
2Achtertandwiel
3Kracht van 4,5 kg (10 lb)
4Doorbuiging (zie tabel)
5Spanwiel
Afbeelding 4. Het meten van de riemdoorbuiging: XR 1200-model