1. | Controleer het brandstofniveau. Voeg brandstof toe, indien nodig. | |
2. | Zet de spiegels in de juiste stand. | |
3. | Controleer het motoroliepeil. Voeg, indien nodig, olie toe. | |
4. | Controleer of de bedieningselementen naar behoren werken. Bedien de voorste en achterste remmen, de gasklep, de koppeling en het schakelpedaal. Alle bedieningselementen moeten soepel kunnen worden gebruikt, ze mogen niet vastlopen. | |
5. | Controleer of de stuurinrichting goed werkt door het stuur van aanslag tot aanslag te draaien. Het stuur moet soepel draaien zonder vast te lopen. | |
WAARSCHUWING Controleer de bandenspanning, ga na of de wielen goed uitgebalanceerd en onbeschadigd zijn en controleer of het bandenprofiel in orde is. Inspecteer de banden regelmatig en ga voor vervanging naar een Harley-Davidson-dealer. Rijden met overmatig versleten, ongebalanceerde, overbelaste of beschadigde banden of met een onjuiste bandenspanning, kan leiden tot defecte banden en kan de stabiliteit en wegligging nadelig beïnvloeden, met mogelijk ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00014b) | ||
6. | Controleer de conditie en de spanning van de banden en de belasting van de motorfiets. Incorrecte bandenspanning en excessieve belasting kunnen defecten aan banden of wielen tot gevolg hebben en de wegligging en stabiliteit negatief beïnvloeden. Zie Specificaties → Specificaties → Voorgeschreven banden voor de juiste bandenspanning. | |
WAARSCHUWING Controleer voordat u gaat rijden of de koplamp, het achter- en remlicht en de richtingaanwijzers naar behoren werken. Als de bestuurder slecht zichtbaar is voor andere weggebruikers, kan dit ernstig of dodelijk letsel tot gevolg hebben. (00478b) | ||
7. | Controleer of alle schakelaars en lichten goed werken. | |
8. | Controleer op lekkages van brandstof, olie of hydraulische vloeistof. Controleer de betreffende voertuigen op lekkage van koelvloeistof. | |
9. | Controleer de aandrijfriem op slijtage of beschadigingen. | |
10. | Voer de benodigde servicewerkzaamheden uit. |