Motorcontrolelamp
Zie Bediening → Instrumenten → Controlelampen . Het motorcontrolelampje geeft de toestand van de motor/het motorbeheersysteem aan.
Het motorcontrolelampje gaat gewoonlijk branden wanneer de motorfiets wordt gestart. Gedurende deze tijd voert het motormanagementsysteem een reeks zelfdiagnoses uit.
Indien het motorlampje niet uit gaat nadat de motor is gestart, of op een ander tijdstip gaat branden, neem dan contact op met een Harley-Davidson-dealer.
Laagbrandstofniveaulamp
Brandt continu: Zie Bediening → Instrumenten → Controlelampen . Het laagbrandstofniveaulampje geeft aan wanneer de benzine in de tank het lage brandstofniveau bereikt (ongeveer). Zie Specificaties → Specificaties voor het lage brandstofpeil. Zie Bediening → Kilometertellerschermdisplays voor brandstofbereikgegevens.
Knipperend: Als het laagbrandstofniveaulampje na het (bij)tanken blijft knipperen, moet u contact opnemen met een Harley-Davidson-dealer.
Accuontladingslamp
Zie Bediening → Instrumenten → Controlelampen . De accuontladingslamp geeft aan of de accu te vol of te leeg is. Zie Onderhoudsprocedures → Accuonderhoud .
Controlelampje veiligheidssysteem/storing
Zie Bediening → Instrumenten → Controlelampen . Het lampje van het alarmsysteem geeft de status van het alarmsysteem en de elektrische zelfdiagnoses van de motorfiets weer. Zie ALARMSYSTEEM → Alarmsysteem voor de bediening van het alarmsysteem.
Knipperend: Het alarmsysteem is geactiveerd.
Brandt continu (alarmsysteem is ingeschakeld): Het alarm is geactiveerd.
Brandt continu (alarmsysteem is uitgeschakeld): Als de lamp blijft branden bestaat er een diagnostische storingscode. Neem contact op met een Harley-Davidson-dealer.
Richtingaanwijzerlampen
Knipperend: Zie Bediening → Instrumenten → Controlelampen . Er is een richtingaanwijzer geactiveerd. Wanneer de alarmknipperlichten in werking zijn, knipperen beide richtingaanwijzers tegelijkertijd.
Snel knipperend: Een van de richtingaanwijzers werkt niet. Wees voorzichtig en gebruik handsignalen. Vervang de onderdelen die niet werken zo snel mogelijk.
Grootlichtlamp
Zie Bediening → Instrumenten → Controlelampen . De grootlichtlamp brandt als de grootlicht- of passeerlichtschakelaar is geactiveerd.
Neutraallamp
Zie Bediening → Instrumenten → Controlelampen . De neutraallamp brandt wanneer de versnelling in vrij (neutraal) staat.
Cruise-controllampje
Uit: Zie Bediening → Instrumenten → Controlelampen . Cruise-control is niet ingeschakeld.
Oranje: Cruise-control is ingeschakeld. De cruisesnelheid is niet ingesteld of uitgezet.
Groen: Rijsnelheid is ingesteld. Voertuigsnelheid wordt vastgezet door het cruise-controlsysteem.
Controlelampje versnelling
Zie Bediening → Instrumenten → Controlelampen . De huidige ingeschakelde versnelling (1-6) wordt weergegeven in het kilometertellerscherm. Het controlelampje versnelling wordt berekend aan de hand van de rijsnelheid en het motortoerental. Het controlelampje versnelling blijft uit wanneer de versnellingsbak in neutraal staat, de koppelingshendel is ingeknepen of de motorfiets niet rijdt.
Het controlelampje versnelling kan gedurende korte tijd onjuist zijn afhankelijk van de manier waarop de rijder de versnelling gebruikt en de slijtage van de koppeling. Dit kan voorkomen als de koppeling kan slippen vanwege overmatige slijtage, slecht afgestelde koppeling of als de rijder op de koppeling rijdt.
ABS-lampje
WAARSCHUWING
Als het ABS-lampje bij snelheden van meer dan 5 km/h (3 mph) blijft knipperen of constant blijft branden, werkt de ABS niet. Het standaard remsysteem blijft in werking, maar het blokkeren van de wielen is mogelijk. Neem voor reparatie van het ABS contact op met een Harley-Davidson-dealer. Wanneer een wiel blokkeert, kunt u de controle over de motor verliezen, met mogelijk ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00361b)
Knipperen: De ABS lamp begint de knipperen als het voertuig wordt ingeschakeld. Het knipperende lampje geeft aan dat het systeem zichzelf controleert. Het lampje blijft knipperen, totdat de rijsnelheid hoger is dan 5 km/h (3 mph) . ABS is pas in bedrijf als het lampje uit gaat.
WAARSCHUWING
Als het ABS-lampje snel knippert en het rode controlelampje brandt wijst dit op een potentieel defect aan het remsysteem. Haal de motorfiets uit het verkeer door zowel de voor- als achterrem te gebruiken om de snelheid te verminderen en zet de motorfiets op een veilige locatie stil. Neem contact op met een Harley-Davidson-dealer voor reparatie van het remsysteem. Het gebruiken van een motorfiets met een onjuist werkend remsysteem kan de werking van de remmen negatief beïnvloeden, met mogelijk ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (08904a)
Snel knipperend met continu brandend controlelampje veiligheidssysteem/storing: dit duidt op een mogelijk defect aan het remsysteem. Gebruik zowel de voor- als achterrem om snelheid te verminderen en de motorfiets te stoppen. De rem kan stijf aanvoelen tijdens gebruik. Leid als dit gebeurt de motorfiets naar een veilige plek om te stoppen. Onderhoud is vereist om het defect op te lossen voordat u verder rijdt. Ga naar een Harley-Davidson-dealer voor servicewerkzaamheden.
Continu brandend: Als het lampje continu brandt, is de ABS defect. ABS is uitgeschakeld en de remmen werken als remmen zonder ABS. Ga naar een Harley-Davidson-dealer voor servicewerkzaamheden.
Tabel 1. Status ABS-lampje
ABS-LAMPJE
STATUS
ABS lamp knippert
OPSTARTEN: Contole ABS-lampje.
ABS-lampje UIT
NORMALE WERKING: Bij voertuigsnelheid > 5 km/h (3 mph) .
Het ABS-lampje brandt constant
ABS werkt niet.
ABS-lampje knippert snel en controlelampje veiligheidssysteem/storing brandt continu rood
Defect aan remsysteem, niet rijden.
Oliedruklamp
MEDEDELING
Als het controlelampje voor de oliedruk blijft branden, controleer dan altijd eerst het oliepeil. Indien er voldoende olie is, maar de lamp blijft branden, zet de motor dan onmiddellijk af en rijd pas weer verder wanneer het probleem is gevonden en de benodigde reparaties zijn uitgevoerd. Indien u dit niet doet, kan de motor beschadigd raken. (00157a)
Zie Bediening → Instrumenten → Controlelampen . Het oliedruklampje gaat branden wanneer het contact wordt aangezet. Het lampje blijft branden totdat de motor wordt gestart.
Als het lampje brandt terwijl de motor draait, circuleert er onvoldoende olie door de motor.
Controleer de motorolie. Voeg olie toe indien nodig. Zie Onderhoud en smering → Het motoroliepeil controleren . Zie Storingen oplossen → Motor voor andere mogelijke oorzaken.
Als het motoroliepeil voldoende is en het lampje blijft branden, moet de motor onmiddellijk worden gestopt. Ga naar een Harley-Davidson-dealer voor servicewerkzaamheden.
Lage bandenspanning/TPMS foutlamp
WAARSCHUWING
Controleer de bandenspanning, ga na of de wielen goed uitgebalanceerd en onbeschadigd zijn en controleer of het bandenprofiel in orde is. Inspecteer de banden regelmatig en ga voor vervanging naar een Harley-Davidson-dealer. Rijden met overmatig versleten, ongebalanceerde, overbelaste of beschadigde banden of met een onjuiste bandenspanning, kan leiden tot defecte banden en kan de stabiliteit en wegligging nadelig beïnvloeden, met mogelijk ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00014b)
Zie Bediening → Instrumenten → Controlelampen . De lamp voor lage bandenspanning/TMPS-storing geeft aan wanneer een lage bandenspanning of TPMS-storing zich voordoet.
Knipperend (60 seconden, gevolgd door continu branden): TMPS-storing gedetecteerd. Het veiligheidslampje gaat ook branden om aan te geven dat er een diagnostische storingscode bestaat. Dit kan verschillende redenen hebben, zoals het uitvallen van sensorsignalen of een sensoraccustoring. Zolang het lampje brandt, zijn bandenspanningsgegevens niet beschikbaar. Ga naar een Harley-Davidson-dealer voor servicewerkzaamheden.
Continu brandend: Het systeem heeft gedetecteerd dat één of meer banden lage bandenspanning hebben. De radio zal ook details geven voor deze conditie. Breng het voertuig veilig tot stilstand en controleer met een bandenspanningmeter de spanning van elke band. Pomp de banden op volgens de specificaties in Voor het rijden → Bandenspanning controleren en banden inspecteren of zoals aangegeven op het label op het frame. De lamp zal uit gaan wanneer u met de motorfiets begint te rijden met de correcte bandenspanning. Zie ook Voor het rijden → Bandenspanning controleren en banden inspecteren voor het compenseren van de bandendruk van banden waar recent mee is gereden. Als de bandenspanning volgens Voor het rijden → Bandenspanning controleren en banden inspecteren is ingesteld, moet deze volgens de bandaanbevelingen bij de eerstvolgende mogelijkheid opnieuw worden ingesteld.
OPMERKING
Gebruik het TPMS-systeem niet als een drukmeter wanneer u een band oppompt of leeg laat lopen. De sensorgegevens worden op verschillende intervallen naar het TPMS verzonden (afhankelijk van of het voertuig beweegt, is geparkeerd op de standaard en of er een grote wijziging in bandenspanning is opgetreden). De gegevens over de bandenspanning worden niet direct vernieuwd wanneer u de band oppompt of laat leeg lopen. Een te hoge of te lage bandenspanning kan het gevolg zijn.
Zie Bediening → Kilometertellerschermdisplays voor de bandenspanningsgegevens die in de snelheidsmeter worden weergegeven.
Zie Bediening → Boom! Box Voertuigstatus en de BOOM! BOX GEBRUIKERSHANDLEIDING voor TPMS-functies in de radio.
Tractiecontrole lampje
Blijft branden: Tractiecontrole is uitgeschakeld.
Langzaam knipperend: het tractiecontrolelampje begint de knipperen als het voertuig wordt ingeschakeld. Het knipperende lampje geeft aan dat het systeem zichzelf controleert. Het lampje blijft knipperen, totdat de rijsnelheid hoger is dan 5 km/u (3 mph). Tractiecontrole werkt pas als het lampje uit gaat.
Snel knipperend: Actieve interventie van tractiecontrolesysteem.
Uitgeschakeld: Tractiecontrolesysteem is ingeschakeld.
Overeenkomstig met beveiliging/foutindicator lampje op: duidt op een tractiecontrole fout. Tractiecontrole is uitgeschakeld. De motorfiets is in bedrijf met uitgeschakelde tractiecontrole. Ga naar een Harley-Davidson-dealer voor servicewerkzaamheden.
Regenmodus verlichting
Regen modus lampje duidt aan wanneer tractiecontrole zich in de regen-modus bevindt.
Aan: tractiecontrole is in de regenmodus.
Uit: tractiecontrole is in de normale modus.
Voertuigcontrole (VHC) lamp
Aan: voertuigcontrole staat aan en zorgt voor remdruk.
Langzaam Knipperend: geeft aan dat de remdruk wordt verminderd, of automatisch wordt losgelaten. De bestuurder moet voorbereid zijn om handmatig te remmen of weg te rijden