Bediening
Druk de linker of rechter richtingaanwijzerschakelaar in en laat hem weer los om de desbetreffende richtingaanwijzer te activeren. De lampen knipperen totdat ze automatisch worden uitgeschakeld of handmatig door de bestuurder worden uitgeschakeld.
OPMERKING
Als een richtingaanwijzer snel knippert, betekent dit dat een richtingaanwijzerlamp defect is. Wees voorzichtig. Gebruik handsignalen. Vervang defecte onderdelen onmiddellijk.
Automatisch uitschakelen
De richtingaanwijzerlampen worden automatisch uitgeschakeld nadat een volledige bocht is gedetecteerd (gebaseerd op snelheid, versnelling en voltooien van bocht).
De lampen gaan ook uit als de richtingaanwijzer lang geactiveerd is, terwijl de rijsnelheid hoger is dan 11 km/h (7 mph). Als de motorfiets stopt of langzamer rijdt dan deze snelheid, blijft de richtingaanwijzer knipperen.
Handmatig uitschakelen
Om de richtingaanwijzer uit te schakelen, drukt u nogmaals op de richtingaanwijzerschakelaar en laat u deze weer los.
Om de tegenovergestelde richtingaanwijzer te activeren, drukt u op de richtingaanwijzerschakelaar voor de nieuwe richting en laat deze los. De eerste richtingaanwijzer wordt uitgeschakeld en de richtingaanwijzer voor de andere richting begint te knipperen.