1. | Controleer of de rubber pakkingen zijn aangebracht in de klemzadels. | |
2. | Draai de klemmen open en dicht om de werking te controleren. OPMERKING Maak geen krassen op het koplamphuis, het voorspatbord of de brandstoftank. | |
3. | Plaats het voorspatbord. Houd het windscherm met beide handen vast. Plaats de klemmen op de buizen van de onderste voorvorkpoot tussen de bovenste en onderste balhoofdplaten. | |
4. | Lijn het windscherm uit: a. Centreer het windscherm op de voorvorkpoten, koplamp en snelheidsmeter. b. Lijn de hoogte uit om de richtingaanwijzers niet te blokkeren en de bedrading van de richtingaanwijzers of de koppelingskabel niet te beknellen. OPMERKING Draai de borstbouten van de klem indien nodig aan met 5,4–8,1 N·m (48–72 in-lbs). | |
5. | Vergrendel de klemmen met de hendels. | |
6. | Controleer of alle vier de klemmen vergrendeld zijn en dat het windscherm goed vastzit op de motorfiets. |