WAARSCHUWING
Het automatisch inschakelen van de koplamp zorgt ervoor dat de bestuurder beter zichtbaar is voor andere weggebruikers. Let erop dat de koplamp altijd is ingeschakeld. Als de bestuurder slecht zichtbaar is voor andere weggebruikers, kan dit ernstig of dodelijk letsel tot gevolg hebben. (00030b)
WAARSCHUWING
Rijd niet met een vergrendelde voorvork. Wanneer de voorvork is vergrendeld, kan er niet goed worden gemanoeuvreerd, met mogelijk ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00035a)
De motorfiets heeft een ontsteking zonder contactsleutel. Er is geen sleutel vereist om de motorfiets te gebruiken. In plaats daarvan moet een toegewezen afstandsbediening aanwezig zijn of moet de PIN worden gebruikt voordat de motorfiets kan worden gestart.
Ontstekingsstand
Zie Bediening → Rechter bedieningselementen → Rechter stuurschakelaarmodule. Met de afstandsbediening aanwezig en het stuurslot volledig in de ontgrendelde stand gedraaid, zet u de OFF/RUN-schakelaar op RUN. De verlichting en de instrumenten worden ingeschakeld, en de motor kan gestart worden. Zie ALARMSYSTEEM → In- en uitschakelen voor meer informatie over het deactiveren van het alarmsysteem met de PIN.
De elektrische systemen van de motorfiets blijven ingeschakeld (of de motor blijft draaien) totdat de motorschakelaar in de stand OFF (uit) wordt gezet. Als de afstandsbediening van de motorfiets verwijderd wordt tot buiten het bereik van de afstandsbediening, worden de motor en de systemen niet uitgeschakeld als ze eenmaal ingeschakeld zijn. Op de snelheidsmeter verschijnt echter de melding NO FOB als er met de motorfiets wordt gereden zonder dat de afstandsbediening aanwezig is.
Zet na het parkeren de motorschakelaar in de stand OFF (uit) en neem de afstandsbediening mee tot buiten het bereik om onbevoegd starten van de motorfiets te voorkomen. Als de motor uit staat en de afstandsbediening zich buiten bereik bevindt, zullen de startmotor, het ontstekingssysteem en de motorschakelaar uitgeschakeld blijven, zodat er niet met de motorfiets gereden kan worden.
Accessoirestand
Zie Bediening → Linker bedieningselementen → Linker stuurschakelaarmodule (standaard). Met de afstandsbediening aanwezig, houdt u de actieschakelaar ingedrukt. De instrumenten en het accessoirecircuit zijn ingeschakeld. De koplamp en de richtingaanwijzers blijven uitgeschakeld. In de accessoirestand geven de instrumenten de functies van de brandstofmeter en de kilometerteller aan. De koplamp kan worden geactiveerd door de passeerlichtschakelaar in te drukken.
Druk op de actieschakelaar en houd deze ingedrukt om de motorfiets opnieuw uit te schakelen.
Laat het contact niet gedurende langere tijd in de accessoirestand staan. Hierdoor kan de accu leegraken. Als de accessoirestand langer dan twee uur is ingeschakeld, schakelt deze automatisch uit om te voorkomen dat de accu te ver ontladen raakt. Druk de actieschakelaar opnieuw in en houd deze ingedrukt om de accessoirestand opnieuw in te schakelen.