Motorcontrolelamp
Het motorcontrolelampje gaat gewoonlijk branden wanneer de motorfiets wordt gestart. Gedurende deze tijd voert het motormanagementsysteem een reeks zelfdiagnoses uit.
Indien het motorlampje niet uit gaat nadat de motor is gestart, of op een ander tijdstip gaat branden, neem dan contact op met een Harley-Davidson-dealer.
Laagbrandstofniveaulamp
Knipperend: Als het laagbrandstofniveaulampje na het (bij)tanken blijft knipperen, moet u contact opnemen met een Harley-Davidson-dealer.
Alarmlamp
Knipperend: Het alarmsysteem is geactiveerd.
Brandt continu (alarmsysteem is ingeschakeld): Het alarm is geactiveerd.
Brandt continu (alarmsysteem is uitgeschakeld): Als de lamp blijft branden bestaat er een diagnostische storingscode. Neem contact op met een Harley-Davidson-dealer.
Richtingaanwijzerlampen
Snel knipperend: Een van de richtingaanwijzers werkt niet. Wees voorzichtig en gebruik handsignalen. Vervang de onderdelen die niet werken zo snel mogelijk.
Cruise-controllampje
Oranje: Cruise-control is ingeschakeld. De cruisesnelheid is niet ingesteld of uitgezet.
Groen: Rijsnelheid is ingesteld. Voertuigsnelheid wordt vastgezet door het cruise-controlsysteem.
Controlelampje extra-/mistlamp
Controlelampje versnelling
Zie
Bedieningselementen en controlelampen → Instrumenten → Instrumenten. De huidige ingeschakelde versnelling (1-6) wordt weergegeven in het kilometertellerscherm. Het controlelampje versnelling wordt berekend aan de hand van de rijsnelheid en het motortoerental. Het controlelampje versnelling blijft uit wanneer de versnellingsbak in neutraal staat, de koppelingshendel is ingeknepen of de motorfiets niet rijdt.
Het controlelampje versnelling kan gedurende korte tijd onjuist zijn afhankelijk van de manier waarop de rijder de versnelling gebruikt en de slijtage van de koppeling. Dit kan voorkomen als de koppeling kan slippen vanwege overmatige slijtage, slecht afgestelde koppeling of als de rijder op de koppeling rijdt.
ABS-lampje
WAARSCHUWING
Als het ABS-lampje bij snelheden van meer dan 5 km/h (3 mph) blijft knipperen of constant blijft branden, werkt de ABS niet. Het standaard remsysteem blijft in werking, maar het blokkeren van de wielen is mogelijk. Neem voor reparatie van het ABS contact op met een Harley-Davidson-dealer. Wanneer een wiel blokkeert, kunt u de controle over de motor verliezen, met mogelijk ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00361b)
Knipperend: Zie
Bedieningselementen en controlelampen → Instrumenten → Instrumenten. Het ABS-lampje begint te knipperen als het voertuig wordt ingeschakeld. Het knipperende lampje geeft aan dat het systeem zichzelf controleert. Het lampje blijft knipperen, totdat de rijsnelheid hoger is dan 5 km/h (3 mph). ABS is pas in bedrijf als het lampje uit gaat.
Continu brandend: Als het lampje continu brandt, is de ABS defect. ABS is uitgeschakeld en de remmen werken als remmen zonder ABS. Ga naar een Harley-Davidson-dealer voor servicewerkzaamheden.
Lamp voor de koelvloeistoftemperatuur
WAARSCHUWING
Maak de drukdop van het koelsysteem niet los en verwijder deze niet als het koelsysteem heet is. Het koelsysteem staat onder druk en er kunnen heet koelmiddel en stoom onder de dop door ontsnappen. Deze kunnen ernstige brandwonden veroorzaken. Laat de motor afkoelen alvorens aan het koelsysteem te werken. (00091c)
MEDEDELING
Controleer altijd het koelvloeistofpeil indien de controlelamp voor de temperatuur van de koelvloeistof blijft branden. Indien er voldoende koelvloeistof is, maar de lamp blijft branden, zet de motor dan onmiddellijk af en rij pas weer verder wanneer het probleem is gevonden en de benodigde reparaties zijn uitgevoerd. Indien u dit niet doet, kan de motor beschadigd raken. (00158a)
Als het koelvloeistofniveau voldoende is en het lampje blijft branden, moet de motor onmiddellijk worden gestopt. Ga naar een Harley-Davidson-dealer voor servicewerkzaamheden.
Oliedruklamp
MEDEDELING
Als het controlelampje voor de oliedruk blijft branden, controleer dan altijd eerst het oliepeil. Indien er voldoende olie is, maar de lamp blijft branden, zet de motor dan onmiddellijk af en rijd pas weer verder wanneer het probleem is gevonden en de benodigde reparaties zijn uitgevoerd. Indien u dit niet doet, kan de motor beschadigd raken. (00157a)
Als het lampje brandt terwijl de motor draait, circuleert er onvoldoende olie door de motor.
Als het motoroliepeil voldoende is en het lampje blijft branden, moet de motor onmiddellijk worden gestopt. Ga naar een Harley-Davidson-dealer voor servicewerkzaamheden.
Lage bandenspanning/TPMS defecte lamp
WAARSCHUWING
Controleer de bandenspanning, ga na of de wielen goed uitgebalanceerd en onbeschadigd zijn en controleer of het bandenprofiel in orde is. Inspecteer de banden regelmatig en ga voor vervanging naar een Harley-Davidson-dealer. Rijden met overmatig versleten, ongebalanceerde, overbelaste of beschadigde banden of met een onjuiste bandenspanning, kan leiden tot defecte banden en kan de stabiliteit en wegligging nadelig beïnvloeden, met mogelijk ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00014b)
Knipperend (60 seconden, gevolgd door continu branden): TMPS-storing gedetecteerd. Het veiligheidslampje gaat ook branden om aan te geven dat er een diagnostische storingscode bestaat. Dit kan verschillende redenen hebben, zoals het uitvallen van sensorsignalen of een sensoraccustoring. Zolang het lampje brandt, zijn bandenspanningsgegevens niet beschikbaar. Ga naar een Harley-Davidson-dealer voor servicewerkzaamheden.
Continu brandend: Het systeem heeft gedetecteerd dat één of meer banden lage bandenspanning hebben. De radio zal ook details geven voor deze conditie. Breng het voertuig veilig tot stilstand en controleer met een bandenspanningmeter de spanning van elke band. Pomp de banden op volgens de specificaties in
Specificaties → Specificaties → Voorgeschreven banden of zoals aangegeven op het label op het frame. De lamp zal uit gaan wanneer u met de motorfiets begint te rijden met de correcte bandenspanning. Zie ook
Specificaties → Bandgegevens → Aanpassen bandenspanning voor het compenseren van de bandendruk van banden waar recent mee is gereden. Als de bandenspanning volgens
Specificaties → Bandgegevens → Aanpassen bandenspanning wordt ingesteld, moet deze volgens de aanbevelingen voor koude banden bij de eerstvolgende mogelijkheid worden ingesteld.
OPMERKING
Gebruik het TPMS-systeem niet als een drukmeter wanneer u een band oppompt of leeg laat lopen. De sensorgegevens worden op verschillende intervallen naar het TPMS verzonden (afhankelijk van of het voertuig beweegt, is geparkeerd op de standaard en of er een grote wijziging in bandenspanning is opgetreden). De gegevens over de bandenspanning worden niet direct vernieuwd wanneer u de band oppompt of laat leeg lopen. Een te hoge of te lage bandenspanning kan het gevolg zijn.