WAARSCHUWING
Het automatisch inschakelen van de koplamp zorgt ervoor dat de bestuurder beter zichtbaar is voor andere weggebruikers. Let erop dat de koplamp altijd is ingeschakeld. Als de bestuurder slecht zichtbaar is voor andere weggebruikers, kan dit ernstig of dodelijk letsel tot gevolg hebben. (00030b)
Raadpleeg het hoofdstuk UW GEBRUIKERSHANDLEIDING. Noteer alle sleutelnummers in de hiervoor bestemde ruimte vooraan in deze handleiding.
Zie Afbeelding 1. Met het contactslot worden de elektrische functies van de motor bediend.
WAARSCHUWING
Rijd niet met een vergrendelde voorvork. Wanneer de voorvork is vergrendeld, kan er niet goed worden gemanoeuvreerd, met mogelijk ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00035a)
MEDEDELING
Bescherm uw motorfiets tegen diefstal. Indien u de motor na het parkeren niet vergrendelt, kan deze worden gestolen en/of beschadigd raken. (00151b)
MEDEDELING
Smeer de slotcilinders niet met grafiet of met op petroleum gebaseerde smeermiddelen. Hierdoor kan het zijn dat de sloten niet meer werken. (00152a)
OPMERKING
Tabel 1. Positie van contactschakelaar
MODEL
FUNCTIE
STICKER
BEDIENING
Zonder kuip
Schakelaar*
OFF (UIT)
De ontsteking, de lampen en de accessoires zijn uitgeschakeld.
ACCESSORY (accessoires)
De accessoires zijn ingeschakeld. De alarmknipperlichten kunnen ingeschakeld blijven. De instrumentenlampjes branden. Het remlicht en de claxon kunnen worden geactiveerd.*
IGNITION (ontsteking)
De ontsteking, de lampen en de accessoires zijn ingeschakeld.**
Met kuip
Sleutelslot
LOCK (vergrendelen)
Vergrendelt de schakelaar in de stand FORK LOCK (stuurslot) of ACCESSORY (accessoires). Verwijder de sleutel om veiligheidsredenen.
UNLOCK (ontgrendelen)
Ontgrendelt de schakelaar. In ontgrendelde stand kan de schakelaar in een van de vier standen worden gedraaid. Verwijder de sleutel om te voorkomen dat u deze tijdens het rijden verliest.
Schakelaar
STUURSLOT
Vergrendelt de voorvork in de linkerstand om onbevoegd gebruik van het geparkeerde voertuig te voorkomen. Zie Bediening → Stuurslot voor bedieningsprocedures.
OFF (UIT)
Wanneer de sleutel in de stand OFF (uit) staat, zijn de ontsteking, de lampen en de accessoires uitgeschakeld.
IGNITION (ontsteking)
Wanneer de sleutel in de stand IGNITION (ontsteking) staat, kan de motor worden gestart en alle lampen en accessoires zullen werken.
ACCESSORY (accessoires)
In de stand ACCESSORY (accessoires) werken de instrumentenlampjes en accessoires, maar kan de motor niet worden gestart. Het remlicht en de claxon kunnen worden geactiveerd. De alarmknipperlichten zijn in werking. De schakelaar kan in de stand ACCESSORY (accessoires) worden vergrendeld.
De schakelaarvergrendeling bevindt zich onder de schakelaarafdekking. Steek de sleutel in en draai linksom om te vergrendelen, rechtsom om te ontgrendelen. De sleutel kan in iedere stand worden verwijderd.
**Internationale modellen: Het parkeerlicht en het achterlicht zijn ook ingeschakeld.
1Contactslot: Zonder kuip
2Contactslot: Met kuip
3Vergrendelen
4Ontgrendelen
5Ontsteking
6Uit
7ACC (accessoire)
8Stuurslot
Afbeelding 1. Contactslot