Het temperatuurregelsysteem bij stationair draaiende motor (EITMS) biedt een beperkte koeling van de achterste cilinder aan bestuurders die zich vaak langere tijd in druk verkeer bevinden of stilstaan. De bestuurder kan het EITMS in- of uitschakelen als aanvulling op zijn of haar rijstijl.
Bediening
Activeren
OPMERKING
Het EITMS werkt de eerste 30 seconden na het starten van de motor niet.
Het EITMS zal de injector van de achtercilinder uitschakelen wanneer aan alle onderstaande vooraf bepaalde instellingen wordt voldaan:
  • De gaskleppositie is in stationairstand
  • De snelheid van de motorfiets is lager dan 1,2 mph (2 km/u)
  • Het motortoerental is lager dan 1200 omw/min.
  • Meting van de motortemperatuursensor (ET) ligt boven het voorgeprogrammeerd niveau
  • Meting van de omgevingsluchttemperatuursensor (AAT) ligt boven het voorgeprogrammeerd niveau (alleen bij modellen die zijn uitgerust met een radio)
Uitschakelen
Het EITMS wordt gedeactiveerd en de brandstofinjector van de achtercilinder zal het gebruik hervatten als een van de volgende omstandigheden aanwezig is:
  • Meting van de omgevingsluchttemperatuursensor (AAT) ligt boven het voorgeprogrammeerd niveau (alleen bij modellen die zijn uitgerust met een radio)
  • Meting van de motortemperatuursensor (ET) reikt onder het voorgeprogrammeerd niveau
  • De gaskleppositie reikt boven stationairstand (rijder draait de gashendel)
  • De snelheid van de motorfiets is hoger dan 1,9 mph (3 km/u)
  • Het motortoerental is hoger dan 1350 omw/min
  • De koppeling is ontkoppeld met de motorfiets in versnelling
Inschakelen/uitschakelen van de EITMS
OPMERKING
  • Het EITMS kan worden in- of uitgeschakeld met draaiende of uitgeschakelde motor.
  • Bij voertuigen die zijn uitgerust met een radio, kan de activering en in-/uitschakeling van het EITMS worden weergegeven op het informatiescherm.
Ingeschakeld: De EITMS-motorkoelfunctie wordt automatisch geactiveerd als de motorfiets volledig tot stilstand is gekomen en stationair draait bij verhoogde temperaturen. Als de functie beschikbaar is, zal deze mogelijk niet worden geactiveerd als de buitentemperatuur laag is.
Uitgeschakeld: De EITMS-functie zal onder geen enkele omstandigheid geactiveerd worden.
Het EITMS kan door de bestuurder worden in- of uitgeschakeld door middel van de volgende procedure.
  1. Draai de contactsleutel in de stand ON (AAN). Zet de motorschakelaar rechts op het stuur in de stand OFF/RUN (Uit/draaien).
  2. Draai de gashendel naar de roll-offpositie (deactivering) en houd de hendel in die positie vast.
  3. Zie Bediening → Instrumenten → Controlelampen: Met kuip en Bediening → Instrumenten → Controlelampen: Zonder kuip . Na 3 seconden zal de cruise-control-indicator knipperen, waaruit u de EITMS-status kunt afleiden.
    1. Groen knipperen betekent EITMS ingeschakeld.
    2. Amberkleurig knipperen betekent EITMS uitgeschakeld.
  4. Herhaal de procedure om het EITMS in of uit te schakelen.
OPMERKING
  • Een knipperende cruiselamp geeft aan dat het EITMS wordt ingesteld. Een niet-knipperend (continu brandend) lampje geeft aan dat de cruise-control wordt ingesteld.
  • De EITMS-instelling blijft opgeslagen, totdat deze gewijzigd wordt door de rijder of dealer. De EITMS hoeft bij het starten niet telkens opnieuw te worden ingesteld.