Stationair draaien bij hoge temperatuur – Twin Cam met inspuiting
Twin Cam-motoren met brandstofinspuiting maken gebruik van een vierfasig hittebeheersysteem om de motortemperatuur bij extreme omstandigheden te reduceren. Een bestuurder op een motorfiets met een zeer hete motor kan de effecten van dit vierfasig hittebeheersysteem opmerken en onterecht aannemen dat er een probleem bestaat met het stationair draaien.
Fase 1: Wanneer de motortemperatuursensor aangeeft dat de cilinderkop een temperatuur van circa 130 °C (266 °F) heeft bereikt, dan zal de ECM het stationair toerental geleidelijk verlagen tot de motortemperatuur daalt of het motortoerental 900 omw/min bereikt.
Fase 2: Als de motortemperatuur 145 °C (293 °F) bereikt, zal de ECM het stationair toerental geleidelijk terugbrengen totdat de motortemperatuur daalt of de motor een toerental van 800 omw/min bereikt.
Fase 3: Als de motortemperatuur 161 °C (322 °F) bereikt, wordt het lucht/brandstofmengsel door de ECM verrijkt voor het verkrijgen van extra koeling en wordt het ontstekingstijdstip met 10° vervroegd.
Fase 4: Als de motortemperatuur 166 °C (331 °F) bereikt, worden de impulsen van de brandstofinjector (2 van 8) willekeurig onderbroken. De lucht die wordt ingezogen en uitgestoten helpt bij het verder afkoelen van de motor. Aangezien er geen verbranding plaats vindt, kan dit als overslaan worden aangezien. Deze vierde fase treedt alleen op wanneer de motorfiets stilstaat.
Indien nodig, zal het stationair motortoerental gedurende alle fasen verhoogd worden voor het handhaven van de juiste accuspanning.