Tractiecontrolesysteem
Hoewel het systeem een voordeel biedt in bepaalde situaties, is het geen vervanging voor veilig rijden.
Het tractiecontrolesysteem voor bochten van Harley-Davidson kan vaststellen of het aangedreven wiel geen tractie meer heeft. Bij natte of gladde omstandigheden, of tijdens abrupte acceleratie, zal het tractiecontrolesysteem het koppel beperken van het aangedreven wiel.
Traction Control System vermindert de bandenslip om de bestuurder te helpen controle te behouden met een maximale accelaratie.
Het voertuig is tevens uitgerust met een slipregelsysteem voor afremkoppel om de voertuigbeheersing te behouden tijdens deceleratie. Als een acceleratie abrupt wordt verminderd of als de aandrijflijn vertraagt op natte of gladde wegen, kan er achterwielslip optreden.
Hoe werkt tractiecontrole?
Het tractiecontrolesysteem voor bochten bewaakt de hellingshoek van de motorfiets continu en past het koppel aan van het aangedreven wiel als het systeem een verlies van tractie vaststelt, of als het nodig is om de voertuigbeheersing in bochten te verbeteren.
Deze instelling is bedoeld om de wielslip te beperken en de bestuurder te helpen bij het vasthouden van de gewenste koers bij het rijden in bochten.
Tijdens opstarten knippert het lampje van de tractiecontrole tegelijk met het ABS-lampje, wat aangeeft dat beide systemen in afwachting zijn van de voltooiing van de controle van een wieltoerentalsensor door het voertuig. Het tractiecontrolesysteem is operationeel na opstarten, zelfs tijdens de controle van de wielsnelheidssensor. Het controlelampje van de tractiecontrole moet uitschakelen als de sensorcontrole is voltooid.
Als het slipregelsysteem voor afremkoppel een achterwielslip vaststelt tijdens vertraging van de aandrijflijn, op een rechte weg of in bochten, kan het systeem mogelijk het afremkoppel verlagen, door de motor- Omwentelingen Per Minuut (rpm) te verhogen voor het beperken van de slip en het behouden van de voertuigbeheersing.
Het tractiecontrolesysteem is ook ontworpen om lift van het voorwiel te voorkomen om de hoogte en duur van lift van het voorwiel te beperken (wheelie). De hoogte en duur van de lift van het voorwiel is gekoppeld aan de door de bestuurder geselecteerde TCS-modus, waarbij regen de meest beperkende en sport de minst beperkende modus is. Beperking van lift van het voorwiel is uitgeschakeld wanneer TCS is uitgeschakeld.
Tractiecontrole gebruiken
OPMERKING
Als het voertuig wordt getest op een rollenbank, wordt aangeraden om de tractiecontrole uit te schakelen om ingrepen als gevolg van verschillen in toerental tussen het voor- en achterwiel te voorkomen.
De tractiecontrole wordt automatisch ingeschakeld bij elke startcyclus. De bestuurder kan de tractiecontrole uitschakelen op elk moment dat het voertuig stil staat en de motor draait, door de schakelaar van de tractiecontrole gedurende een seconde ingedrukt te houden.
De bestuurder kan ervoor kiezen om de tractiecontrole uit te schakelen voor situaties met lage snelheden en lage tractie, zoals rijden in diep zand, helling op rijden op nat gras of vergelijkbaar. Het controlelampje van de tractiecontrole gaat continu branden als de tractiecontrole wordt uitgeschakeld. Als het lampje van de tractiecontrole echter blijft branden tegelijk met het storingslampje, betekent dit dat de tractiecontrole in storing staat. In dit geval dient u contact op te nemen met een erkende Harley-Davidson dealer.
De bestuurder kan de tractiecontrole op elk moment weer inschakelen tijdens het rijden, door de schakelaar van de tractiecontrole kort in te drukken.
Als het controlelampje van de tractiecontrole tijdens het rijden snel gaat knipperen, betekent dit dat het tractiecontrolesysteem ingrijpt.
Het ingrijpen van het slipregelsysteem voor afremkoppel wordt aangegeven doordat het controlelampje van de tractieregeling snel knippert. Het uitschakelen van uw tractiecontrole schakelt echter niet tevens het slipregelsysteem voor afremkoppel uit.