Het temperatuurregelsysteem bij stationair draaiende motor (EITMS) biedt een beperkte koeling van de achterste cilinder aan bestuurders die zich vaak langere tijd in druk verkeer bevinden of stilstaan.
Bediening
Als de motortemperatuur een vooraf bepaald punt bereikt, schakelt het EITMS de injector van de achterste cilinder uit. De achterste cilinder vormt een 'luchtpomp', waarmee de motor wordt afgekoeld.
Het EITMS wordt ingeschakeld (de achterste cilinder wordt uitgeschakeld) als wordt voldaan aan alle onderstaande voorwaarden:
De omgevingstemperatuur of de motortemperatuur is hoger dan de drempelwaarde.
De gashendel is in stationairstand.
De snelheid van de motorfiets is lager dan 2 km/h (1 mph).
Het motortoerental is lager dan 1200 omw/min.
OPMERKING
Het EITMS wordt niet geactiveerd in de eerste vier minuten nadat de motor is gestart.
Het EITMS wordt uitgeschakeld (achterste cilinder begint weer te ontsteken) als een van de volgende situaties optreedt:
De omgevingstemperatuur of de motortemperatuur is lager dan de drempelwaarde.
De gashendel is in een stand boven stationair.
De snelheid van de motorfiets is hoger dan 3 km/h (2 mph).
Het motortoerental is hoger dan 1350 omw/min.
De koppeling is ontkoppeld met de motorfiets in versnelling.
Als de motor zich in de EITMS-modus bevindt, zult u wellicht een verschil in het stationairgedrag merken. Daarnaast kan het zijn dat u een unieke uitlaatgasgeur ruikt. Dit is normaal.
Inschakelen/uitschakelen van de EITMS
Ingeschakeld: De EITMS-motorkoelfunctie zal automatisch worden geactiveerd als de motorfiets volledig tot stilstand is gekomen en stationair draait bij verhoogde temperaturen. Als de functie beschikbaar is, zal deze mogelijk niet worden geactiveerd als de buitentemperatuur laag is.
Uitgeschakeld: De EITMS-functie zal onder geen enkele omstandigheid geactiveerd worden.
Het EITMS kan door de bestuurder worden in- of uitgeschakeld door middel van de volgende procedure.
Draai de contactsleutel naar de stand ON. Zet de motorschakelaar rechts op het stuur in de stand LOPEN (de motorfiets kan hierbij wel of niet zijn gestart).
Draai de gashendel naar de roll-offpositie (deactivering) en houd de hendel in die positie vast.
Herhaal de procedure zoals nodig om het EITMS in of uit te schakelen.
OPMERKING
Een knipperende cruiselamp geeft aan dat het EITMS wordt ingesteld. Een niet-knipperend (continu brandend) lampje geeft aan dat de cruise-control wordt ingesteld.
De EITMS-instelling blijft opgeslagen, totdat deze gewijzigd wordt door de rijder of dealer. De EITMS hoeft bij het starten niet telkens opnieuw te worden ingesteld.