Algemeen
Zie . Het dashboardpaneel bevat zes indicatorlampen.
De groene indicatorlamp van de richtingaanwijzers (1) knippert wanneer de richtingaanwijzers worden ingeschakeld.
De groene neutraalindicatorlamp (2) geeft aan dat de versnellingsbak in neutraal staat.
De blauwe grootlichtindicatorlamp (3) gaat branden als het grootlicht voor de koplampen wordt gebruikt.
Wanneer de rode olie-indicatorlamp (6) brandt, geeft dit aan dat er geen olie door de motor circuleert.
OPMERKING
De olie-indicatorlamp brandt wanneer de contactsleutel wordt omgedraaid voordat de motor wordt gestart. Wanneer de motor draait en het toerental hoger is dan het stationaire toerental, hoort de olie-indicatorlamp uit te zijn.
Werking van de oliedruklamp
Omstandigheden waaronder de rode indicatorlamp voor de oliedruk kan gaan branden, zijn onder andere:
Lege olietank, verkeerd oliepeil of verdunde olie (bij toerental boven stationair).
Olietoevoerleiding verstopt met ijs en sludge (in vriesweer), waardoor er geen olie kan circuleren.
Schakelaardraad voor het oliesignaal die tegen massa ligt.
Defecte oliedrukschakelaar.
Beschadigde of onjuist geïnstalleerde retourklep.
MEDEDELING
Als het controlelampje voor de oliedruk blijft branden, controleer dan altijd eerst het oliepeil. Indien er voldoende olie is, maar de lamp blijft branden, zet de motor dan onmiddellijk af en rijd pas weer verder wanneer het probleem is gevonden en de benodigde reparaties zijn uitgevoerd. Indien u dit niet doet, kan de motor beschadigd raken. (00157a)
Slechte werking van de oliepomp.
Als de indicatorlamp voor de oliedruk tijdens het rijden gaat branden:
Als de indicatorlamp voor de oliedruk tijdens het rijden gaat branden hoewel het oliepeil juist is: