Rijd met een snelheid die geschikt is voor het wegdek en de omstandigheden en rijd nooit sneller dan de aangegeven maximaal toegestane snelheid. Wanneer u te snel rijdt, kunt u de controle over de motor verliezen, met mogelijk ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. (00008a)
Zie Afbeelding 1. De snelheidsmeter (11) geeft de voorwaartse snelheid in mijl per uur (mph) en kilometer per uur (km/u) aan.
Kilometerteller, dagteller en kilometerteller voor reservebrandstof (F-trip)
MEDEDELING
Probeer nooit te knoeien met de kilometerteller of deze te wijzigen. Dit is verboden. Indien u een kilometerteller wijzigt of er anderszins mee knoeit, kan dit schade aan de apparatuur veroorzaken. (00160a)
Zie Afbeelding 1. Het kilometertellerdisplay (9) in de snelheidsmeter heeft vijf displays. Het standaarddisplay is de kilometerteller. Het geeft aan hoeveel kilometers/mijlen de motor heeft afgelegd.
Twee afzonderlijke dagtellers houden de afgelegde afstand bij totdat ze op nul teruggezet worden. U kunt de dagtellers gebruiken om de afstand tussen twee punten te bepalen of te zien hoeveel benzine u verbruikt tussen bezoeken aan het benzinestation.
Zie Specificaties → Specificaties → Inhouden: 2010 XB12Ss, XB12X, XB12XT,
XB12XP en Specificaties → Specificaties → Inhouden: 2010 XB9SX, XB12SX, XB12R,
XB12Scg. De reservebrandstofkilometerteller (F-trip) wordt automatisch geactiveerd wanneer het brandstofniveau in de tank onder het laagbrandstofniveau komt dat in de tabellen wordt aangegeven. De F-trip gaat verder met het tellen van de kilometers, omdat de laagbrandstofniveaulamp brandt. De F-trip wordt na een periode van 3 minuten op nul teruggezet als er voldoende wordt bijgetankt om het brandstofniveau tot boven het laagbrandstofniveau te brengen.
Draai de contactsleutel naar ON (aan).
Zie Afbeelding 1. Druk op de modusknop (M; 8) om heen en weer te schakelen tussen de kilometerteller, dagtellers en klok. Voor de dagtellers wordt op het displayvenster TRIP aangegeven. Het eerste cijfer in het venster geeft TRIP 1 of 2 aan.
Zet de dagtellers als volgt op nul. Activeer de dagteller. Druk op de resetknop (R; 7) en houd hem 2-3 seconden ingedrukt om de dagteller op nul terug te zetten.
Klok instellen
Draai de contactsleutel naar ON (aan).
Zie Afbeelding 1. Druk op de modusknop (M; 8) om naar het klokdisplay te gaan.
Druk knoppen (M) en (R) gelijktijdig 2 seconden in of totdat het klokdisplay knippert.
Druk op knop (M) om de uren in te stellen en op knop (R) om de minuten in te stellen.
Nadat de tijd is ingesteld, drukt u gelijktijdig op knoppen (M) en (R) om de instelmodus af te sluiten en de klok te starten.
Toerenteller
MEDEDELING
Zie AANBEVELINGEN VOOR BEDIENING. Laat de motor niet met een hoger toerental draaien dan staat aangegeven onder BEDIENING (rood gebied op toerenteller). Laat het toerental dalen door naar een hogere versnelling te schakelen of gas te verminderen. Indien het toerental niet wordt verlaagd, kan de motor beschadigd raken. (00159a)
Zie Afbeelding 1. De toerenteller (10) geeft het aantal omwentelingen per minuut van de motor aan (omw/min).