Zie Afbeelding 1. Er bevinden zich vijf waarschuwingslampjes aan de rechterrand van het instrumentenpaneel. De waarschuwingslampjes gaan kort branden als de motorfiets opnieuw wordt gestart. Als de lampjes blijven branden, gaan knipperen of na de begindiagnose uitgaan, betekent dit dat er problemen zijn met de motorfiets die moeten worden verholpen.
Als een waarschuwingslampje brandt, verschijnt op het LCD-scherm het betreffende probleem c.q. storing.
Laagbrandstofniveaulamp
De oranje laagbrandstofniveaulamp (1) gaat branden wanneer er nog zo’n 3 L (0.8 USgal) benzine in de tank is.
Als de laagbrandstofniveaulamp gaat branden, wordt de lage-brandstofmeter (F-trip) geactiveerd en houdt deze de afstand bij die is afgelegd nadat de laagbrandstofniveaulamp is gaan branden. Zie Bedieningselementen en controlelampen → Kilometertellerfuncties voor meer informatie.
Motorcontrolelamp
De oranje motorcontrolelamp (2) geeft aan of het motormanagementsysteem normaal functioneert. Als een motorstoring wordt vastgesteld, verschijnt een controlemotorbericht op het LCD-scherm.
De motorcontrolelamp brandt kort wanneer de contactsleutel van de motor voor het eerst wordt omgedraaid. Nu voert het motormanagementsysteem een reeks zelfdiagnoses uit.
Als de lamp na de begindiagnose blijft branden of op een later tijdstip gaat branden, moet u een Buell-dealer raadplegen. Dit betekent namelijk dat er iets is gebeurd met de juiste werking van het motormanagementsysteem.
Lamp voor te hoge koelvloeistoftemperatuur
De rode lamp voor een te hoge koelvloeistoftemperatuur (3) gaat branden als de koelvloeistoftemperatuur het normale temperatuurbereik overschrijdt. Als er problemen zijn met de temperatuur, zal ook de koelvloeistoftemperatuur knipperen op het LCD-scherm. Zie Bedieningselementen en controlelampen → Koelvloeistoftemperatuur.
Zie Onderhoud en smering → Koelvloeistofpeil: Buell 1125-modellen om het koelvloeistofpeil te controleren. Als het koelvloeistofpeil goed is, maar de te hoge temperatuur blijft bestaan, moet u een Buell-dealer raadplegen voor service.
Oliedruklamp
De rode oliedruklamp (4) gaat branden als olie niet met de juiste druk door de motor circuleert.
OPMERKING
De oliedruklamp brandt kort wanneer het contact wordt aangezet (voordat de motor wordt gestart).
Omstandigheden waaronder de rode oliedrukcontrolelamp kan gaan branden, zijn onder andere:
MEDEDELING
Als het controlelampje voor de oliedruk blijft branden, controleer dan altijd eerst het oliepeil. Indien er voldoende olie is, maar de lamp blijft branden, zet de motor dan onmiddellijk af en rijd pas weer verder wanneer het probleem is gevonden en de benodigde reparaties zijn uitgevoerd. Indien u dit niet doet, kan de motor beschadigd raken. (00157a)
Als de oliedruklamp tijdens het rijden gaat branden:
Als de oliedrukcontrolelamp tijdens het rijden gaat branden hoewel het oliepeil juist is:
Lampje voor lage accuspanning
Het rode lampje voor lage accuspanning (5) gaat branden als de accuspanning daalt tot onder 12 V. Als er problemen zijn met de accu, verschijnt het bericht SYSTEM VOLTAGE (systeemspanning) op het LCD-scherm.
Als het lampje blijft branden of na de begindiagnose gaat branden, controleer dan de accuspanning en laad de accu, indien nodig, op. Zie Onderhoud en smering → Accu: Buell 1125-modellen.
Raadpleeg een Buell-dealer als u problemen vermoedt met het laadsysteem.
1Laagbrandstofniveaulamp
2Motorcontrolelamp
3Lamp voor te hoge koelvloeistoftemperatuur
4Oliedruklamp
5Lampje voor lage accuspanning
Afbeelding 1. Waarschuwingslampjes: Buell 1125-modellen